Perspectieven op hoop in de zorg
Wie in de zorg werkt, krijgt onherroepelijk te maken met levensvragen. Daarbij speelt hoop dikwijls een belangrijke rol. Soms is dat het willen vasthouden aan hoop, het zoeken of juist het loslaten ervan. Wat in dat proces nog wel eens wordt vergeten, is dat niet enkel de beleving van de patiënt van belang is. Ook zorgverleners kijken door verschillende brillen naar hoop. En dat heeft implicaties voor hun visie op autonomie.
Volgens Olsman, Willems & Leget (2012) zijn er drie perspectieven te onderscheiden op hoop in de context van de instelling. Zij onderscheiden:
- het realistische perspectief
- het functionele perspectief
- het narratieve perspectief
Het realistische perspectief
Uitgaande van het realistische perspectief staan waarheid en het goed geïnformeerd zijn centraal. Hopen is verwachten. Het moet vooral realistisch zijn, en het streven is erop gericht om de hoop aan te passen aan de situatie. Vanuit dit perspectief bezien is het voor een terminale patiënt zinloos om te blijven hopen op een wonder. De hulpverlener zal erop gericht zijn om de patiënt geen valse hoop te geven.
Het functionele perspectief
De hulpverlener die deze positie inneemt, stelt de persoonlijke autonomie centraal. Hoop heeft betrekking op de verwerking van het lijden. Het streven is erop gericht de hoop te versterken. Want hoop - zelfs wanneer die niet direct realistisch is - kan een belangrijke bijdrage leveren aan de mate waarin de patiënt betekenis kan geven aan zijn of haar lijden.
Het narratieve perspectief
Gezien vanuit het narratieve perspectief staat de authenticiteit centraal. Hoop heeft betrekking op de zingeving. Het moet waardevol zijn en het streven richt zich op de interpretatie van hoop. Daarbij is ook het institutionele perspectief relevant. De patiënt moet de hoop kunnen inpassen in zijn of haar levensverhaal.
Het voorkomen van miscommunicatie
Zoals gezegd zijn er in het kijken naar hoop dus meerdere stijlen en brillen te onderscheiden. Teneinde een adequaat op de patiënt afgestemde zorg te kunnen verlenen, is het daarom van belang dat de hulpverlener zich bewust is van zijn of haar eigen perspectief op hoop. Neem nu een arts die is grootgebracht met als hoogste waarde een realistische kijk op het leven. Dit zal implicaties hebben voor de praktijk van de zorg. De positie die wij innemen is echter allesbehalve evident; het zegt vooral veel over onszelf.
Willen we de valkuil van de Babylonische spraakverwarring dus vermijden, dan zit er maar één ding op: de blik eerlijk naar binnen te richten. Zelfreflectie voorkomt een al te sturende positie. Een sensitieve en luisterende houding zal de hulpverlener in staat stellen om een brug te slaan tussen zijn eigen belevingswereld en die van de patiënt. Hierdoor ontstaat ruimte om de taal van de ander werkelijk te verstaan.