Politieke moorden: Johan van Oldenbarnevelt
Johan van Oldenbarnevelt loodste de Zeven Provincien der Nederlanden door een belangrijk deel van de Tachtigjarige oorlog met Spanje. Onder zijn bewind kwamen de Nederlanden tot relatieve bloei. Toch werd hij in 1619 op het Haagse schavot onthoofd. Was er hier uiteindelijk sprake van een politieke moord?
Johan van Oldenbarnevelt
Jeugd
Johan van Oldenbarnevelt (1547 – 1619) werd in Amersfoort geboren. Johan's familie was nogal kleurrijk in de slechtere zin van het woord. Zijn vader Gerrit van Oudenbarnevelt met de bijnaam Gerretgen Sleght was koopman en stond zoals zijn bijnaam getuigt niet erg goed bekend. Hij werd meermalen voor het gerecht gedaagd wegens vermeende delicten en was een dronkaard. Zijn oudste broer Reyer zat in het staatsleger maar had een puur slechte reputatie. Van twee van zijn vier zusters werd gefluisterd dat ze 'liederlijk' waren en het niet nauw namen met de huwelijkse moraal. Hij groeide op in het nog bestaande huis Bollenburg in Amersfoort. Hij verkreeg een erfenis van een tante van moederszijde, wat hem in staat stelde om een eigen leven te kiezen. Hij had het idee opgevat om jurist te worden en studeerde van 1566- 1569 rechten in Leuven, Bourges, Keulen, Heidelberg en Padua. Tijdens zijn studie in Heidelberg kwam hij in aanraking met het calvinisme.
Carrière
- In 1570 werd Van Oldenbarnevelt advocaat bij het Hof van Holland.
- In 1572 sloot hij zich aan bij Willem van Oranje in Delft. Hij verhuisde naar Delft en werd advocaat voor het hoogheemraadschap van Delfland.
- Hij trouwde in 1575 met de rijke Delftse Maria van Utrecht.
- In 1576 werd hij pensionaris van Rotterdam. In deze functie nam hij in de Staten van Holland en West-Friesland deel aan verschillende onderhandelingen.
- In 1579 werd hij lid van de commissies van financiën en marine van de Staten.
- In 1582 werd hij de vertrouwensman van Willem van Oranje, waaardoor hij een zwaarwegende stem kreeg in de Staten-Generaal.
- In 1586 werd van Oldenbarnevelt landsadvocaat en raadpensionaris van de Staten van Holland.
Landelijke problematiek van 1584-1587
Het machtsvacuüm
Na de moord op Willem van Oranje in 1584 ontstond een machtsvacuüm in de Nederlanden. Op 1581 was immers de Spaanse vorst Philips II afgezworen, terwijl Philips degene was die de macht had om de stadhouder te benoemen. Philips Willem de oudste zoon van Willem van Oranje was een gijzelaar aan het hof in Spanje. Voor het erfelijk stadhouderschap kon derhalve alleen Prins Maurits de tweede zoon van Willem van Oranje voor benoeming in aanmerking komen. Johan van Oldenbarnevelt was vóór de benoeming van Prins Maurits van Oranje-Nassau(1567 – 1625). Hij was hard op weg om één van de belangrijkste personen van de Nederlanden te worden en het stadhouderschap voor een jongen van 16 jaar kwam hem uitstekend uit. In feite werd hij door Maurit's jeugd politiek leider. Daarbij bleek de jonge Maurits meer geïnteresseerd in het leger.
Leicester
Na de moord op prins Willem van Oranje zochten de Staten Generaal steun bij de koningin van Engeland. Elisabeth I van Engeland had bijzonder slechte herinneringen aan Philips II, de vroegere gemaal van haar halfzuster Mary Tudor (Bloody Mary vanwege haar bloedige vervolging van de protestanten in Engeland). Ze stuurde in december 1585 haar lievelingsonderdaan Robert Dudley, de graaf van Leicester met een leger van 5000 man naar Nederland. Leicester bleek een slecht militair leider, zijn legerleiding was corrupt en deinsde er niet voor terug om met de Spanjaarden onder een hoedje te spelen. Hij was o.a. v verantwoordelijk voor het verlies van Warnsveld, Zutphen en Deventer, niet in het minst door het corrupte gedrag van zijn officieren. Toen bekend werd dat hij probeerde om met de 'nieuwe landvoogd' Parma te onderhandelen greep Johan van Oldenbarnevelt in. De gewesten stonden achter de nu machtige landsadvocaat. Dudley had geprobeerd een gecentraliseerd bestuur op te bouwen met Utrecht als hoofdstad en de gewesten hadden dat met lede ogen aangezien. Dudley verdtrok met stille trom in 1587. Hij stierf een jaar later.
Bloei van de handel
Gedurende van Oldenbarnevelt's bestuur bloeide de handel verder op in de Zeven Provinciën. Door hun ervaring met zee en rivieren werden de Nederlanders de vrachtvaarders van Europa. Zij verhandelden dagelijks bruikbare stapelgoederen zoals graan, wijn, huiden, zout, wol, stoffen, hop, ijzererts. koper etc. In de Nederlanden werden half-produkten en produkten gefabriceerd: de Nederlanders waren een nijver volk. Hoewel vroegere markten en handelscentra alleen van regionale betekenis geweest waren ontwikkelde zich een nu wereldmarkt: de Noordelijke Nederlanden werden uniek door de handel en vrachtvaart in goederen als specerijen, textiel en suiker.
Antwerpen versus Amsterdam
Hoewel Amsterdam jarenlang voor de koning was kwam in 1578 de ommekeer (altercatie), het katholieke stadsbestuur werd met dwang verwijderd en voortaan was Amsterdam voor de prins. Dat legde de machtige stad van meet aan geen windeieren. Door hun keus voor de koning van Spanje hadden ze zich geïsoleerd van bloeiende handelssteden als Haarlem, Leiden en Delft. Amsterdam realiseerde zich dat de tijden van de stad als stadsstaat alleen over waren: de handel ging zich ontwikkelen op een ander niveau. Na de val van Antwerpen in 1585 aan de Spanjaarden weken haar kooplieden uit naar het 'vrije' noorden waar ze de handelssteden voortstuwden tot nog grotere bloei.
Oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602
Voordat de VOC in 1602 werd opgericht bestonden er zeven jaar lang verschillende compagnieën die allen op de Verre Oost voeren. Johan van Oldenbarnevelt zag de situatie met zorg aan: deze handelshuizen waren vooral bezig elkaar te beconcurreren waardoor de winsten snel afnamen. Toen in 1600 in Engeland de East India Compagnie werd opgericht stelde hij de Staten-Generaal voor om aan de veelheid van kleine en grote compagnieën een einde te maken en allen in één grote compagnie te laten opgaan. De VOC werd niet alleen een handelsonderneming. In een groot gebied in Zuid-Oost Azië regelde de VOC bestuur en rechtspraak, had zij een eigen leger en vloot en sloot zij zelf verdragen met oosterse vorsten en mogendheden. De een militaire structuur was belangrijk voor de VOC om de Hollandse belangen te beschermen.
Het 12-jarig bestand met de Spanjaarden en wrijving met prins Maurits
Johan van Oldenbarnevelt wilde een verdrag van neutraliteit met de Spanjaarden. De oorlog met de Spanjaarden bleef niet alleen handen vol geld kosten, iets wat de Nederlanden tot dan met redelijk gemak konden opbrengen dankzij de opbloeiende wereldhandel, maar de oorlog met Spanje impliceerde ook voortdurende aanvallen op de koopvaardijschepen van de VOC, de slagaders van de opbloeiende handel. Hij was in staat om een bestandsverdrag te onderhandelen dat uiteindelijk 12 jaar zou duren (1609-1621). Prins Maurits wilde geen bestand met de Spanjaarden: zijn vak was oorlogvoeren en zijn 'inkomen' kwam hoofdzakelijk uit de oorlog met de Spanjaarden. De reeds aanwezige wrijving tussen Maurits, dan een man van achter in de dertig en Johan van Oldenbarnevelt werd telkens groter. Van Oldenbarnevelt had tot dan bijna in zijn eentje politiek de scepter gezwaaid en Maurits had dat zo gelaten omdat hij zich liever om zijn leger bekommerde. Nu dreigde zijn hoofdtaak hem ontnomen te worden en dat nam hij van Oldenbarnevelt niet in dank af.
De fatale religieuze strijd
Een filosofisch-godsdienstig conflict
In de oplaaiende filosofische strijd tussen de Gomaristen (Contra-Remonstranten) en de Arminianen (Remonstranten) koos Johan van Oldenbarnevelt de zijde van de Remonstranten terwijl Maurits, waarschijnlijk eerder gedwongen door politieke motieven dan filosofisch-godsdienstige, de kant van de Contra-Remonstranten koos. In 1618 en 1619 werd op de Synode van Dordrecht de inhoud van het 'ware geloof' vastgesteld. Er kwamen regels die alle protestanten moesten accepteren. Ook werd besloten tot een officiële Nederlandse vertaling van de bijbel: de Statenbijbel. Andere religies werden niet verboden. Maar anders-gelovenden mochten hun geloof niet in het openbaar belijden waardoor zogenaamde schuilkerken ontstonden. Hieruit bleek een milde vorm van godsdienstvrijheid die sindsdien altijd heerste in de Noord-Nederlanden.
Maurits' tegenstand
Maurits genoot als prins van Oranje met zijn beroemde vader Willem van Oranje nog altijd een enorme populariteit als volksheld in de Nederlanden. Het was duidelijk dat van Oldenbarnevelt als 'stoffige' bestuurder niet aan Maurits charisma kon tippen. Daarbij was van Oldenbarnevelt bijzonder rijk geworden in de loop der jaren terwijl Maurits het met veel minder geld en goederen moest doen. Maurits had zijn positie in de Nederlanden nooit aangewend om 'geld te trouwen', in tegenstelling tot van Oldenbarnevelt die een profijtelijk huwelijk had met een bijzonder rijke vrouw.
Prins Maurits
Maurits van Oranje (1567 – 1625) prins van Oranje en graaf van Nassau was stadhouder en kapitein-generaal van het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hij was een zoon van Willem van Oranje († 1584) en Anna van Saksen (1544-1577).
Het rampzalige huwelijk van zijn ouders
Het huwelijk tussen Willem en Anna, Willem's tweede vrouw, was een ramp. Anna van Saksen, dochter van de Lutherse keurvorst van Saksen en daardoor reeds een doorn in het oog van de katholieke koning Philips II van Spanje was liederlijk en Bourgondisch. Behalve Maurits bracht ze enkele kinderen ter wereld waarvan Willem reden had om aan zijn vaderschap te twijfelen. In 1571 nadat Anna een kind ter wereld bracht waarvan Willem zeker wist dat het kind het zijne niet was werd Anna gedwongen om van hem te scheiden en krankzinnig verklaard. De korte resterende tijd van haar leven moest ze doorbrengen in een dichtgemetselde kamer in het paleis van haar vader in Dresden.
Maurits' carrière
- Maurits werd opgevoed door zijn oom Jan van Nassau op de burcht Dillenburg, geboorteplaats van zijn vader.
- Na in Heidelberg en Leiden te hebben gestudeerd werd Maurits in 1585 tot stadhouder benoemd van Holland en Zeeland. Deze benoeming werd vooral gepromoot door Johan van Oldenbarnevelt.
- In 1587, na vertrek van Robert Dudley, graaf van Leicester werd hij kapitein-generaal van het Staatse leger.
- In 1590 werd hij stadhouder van Gelderland, Overijssel en Utrecht.
- In 1600 won hij een belangrijke slag tegen de Spanjaarden bij Nieuwpoort (dicht bij Duinkerken.)
Wrijving met van Oldenbarnevelt
Als kapitein-generaal, de titel van opperbevelhebber, voerde hij het Staatsleger aan tegen Spanje. Dit leger werd gefinancierd door de gezamelijke gewesten waarbij de bijdrage van Holland het grootst waren. Gedurende de Tien Jaren van 1588 tot 1598 behaalde hij onder het politieke leiderschap van de Johan van Oldenbarnevelt vele overwinningen en werden de Spanjaarden uit het noorden en oosten van de Republiek verdreven. Op militair gebied was dit succes mede te danken aan de hervormingen die Maurits samen met de Friese stadhouder Willem Lodewijk in het leger doorvoerden. Maurits verstandhouding met van Oldenbarnevelt begon te verslechteren nadat hij door van Oldenbarnevelt naar Duinkerken was gestuurd waar hij vrij onverwachts op een groot Spaans leger stuitte. De overwinning van Maurits op de Spanjaarden was nipt en ging gepaard met grote verliezen van beide zijden. Toen van Oldenbarnevelt een bestand onderhandelde met de Spanjaarden (Twaalfjarig Bestand 1609-1621) kende Maurits' woede en ergenis geen grenzen. Maurits wilde liever doorgevechten, maar van Oldenbarnevelt had zijn oog op de kosten van een leger en de handelsvoordelen van een bestand met Spanje.
Het godsdienstconflict
In 1618-1619 brak in de Nederlanden een godsdienstconflict uit tussen de Remonstranten en de Contra-remonstranten. Deze filosofische godsdienstige ruzie ontaardde in een politiek conflict. De regenten en Johan van Oldenbarnevelt kozen partij voor de Remonstranten en prins Maurits voor de Contra-remonstranten. Maurits deed niets om de escalatie van het conflict te vermijden, integendeel, hij zag zijn kans schoon om zich te ontdoen van de man die zijn heldhaftige militaire loopbaan had gekortwiekt ten voordele van handelsbelangen.
De executie van Johan van Oldenbarnevelt
De aanklacht
Op 29 augustus 1618 liet Prins Maurits Johan van Oldenbarnevelt met enkele van zijn politieke geestverwanten arresteren op verdenking van hoogverraad. Oldenbarnevelt werd opgesloten in een kamertje in het Binnenhof en moest daar zonder contact met de buitenwereld zijn proces afwachten.
Een speciale rechtbank van de Staten-Generaal produceerde een dubbele aanklacht:
- hij zou de binnenlandse orde en rust in gevaar hebben gebracht en
- het land aan een buitenlandse mogendheid hebben willen uitleveren.
Een 'geflanste' procesgang
Oldenbarnevelt's vrouw Maria van Utrecht en haar zoons om Maurits' bemiddeling te vragen aangezien hij de familie alleen maar verwees naar de Staten-Generaal. Maria’s juridisch geschoolde schoonzoons hielpen haar bij het opstellen van de vele verzoekschriften die zij bij de Staten-Generaal, de Staten van Holland en de speciale rechtbank indiende. Deze acties leidden helemaal tot niets. Uiteindelijk kwamen de naaste familieleden via via te weten dat een uitspraak in het proces aanstaande was.
Op 12 mei 1619 werd het doodvonnis over Oldenbarnevelt uitgesproken. De rechtbank achtte hoogverraad bewezen, onder meer door het afkondigen van de Scherpe Resolutie in 1617 en het onder de wapenen brengen van huurtroepen tegen de manschappen van stadhouder Maurits. In een afscheidsbrief van diezelfde dag aan zijn ‘zeer lieve huisvrouwe, kinderen, zwagers ende kindskinderen’ liet de landsadvocaat weten dat hij zich moest voorbereiden ‘als op morgen te sterven’ (Johan van Oldenbarnevelt. Bescheiden 3, 485-486). Hij hield vol onschuldig te zijn en weigerde daarom een verzoek om gratie in te dienen. Maria en de kinderen deelden deze opvatting en vroegen de rechters uiteindelijk alleen maar om een laatste ontmoeting met de ter dood veroordeelde. Ook dit was de familie niet vergund. De rechters lieten weten dat Oldenbarnevelt zelf een persoonlijk afscheid afwees, omdat dit zowel bij hemzelf als bij zijn vrouw en kinderen te veel emoties zou losmaken. Het is niet zeker of van Oldenbarnevelt dit inderdaad heeft gezegd.
Verradersdood
Johan van Oldenbarnevelt stierf op 13 mei 1619 een verradersdood op het Haagse schavot. Het is bekend dat hij aan de beul vroeg 'het kort te maken'. Prins Maurits was zo verstandig zich tijdens de executie niet te vertonen. Na de executie verzocht Oldenbarnevelt's vrouw tevergeefs om het stoffelijk overschot van haar man te mogen begraven in de heerlijkheid Berkel. Zijn lijk werd van de executieplaats op het Binnenhof naar de kapel van het Hof van Holland gebracht begraven zonder de aanwezigheid van de familie. Twee dagen na zijn dood besloten de Staten-Generaal tot confiscatie van alle in Holland en Utrecht gelegen goederen van Oldenbarnevelt. Maria van Utrecht probeerde vanaf 1622 haar aandeel in de gemeenschappelijke boedel terug te krijgen, maar slaagde daarin slechts gedeeltelijk.
Na Oldenbarnevelt's dood
- In hetzelfde jaar werd de strijd met Spanje hervat.
- Omdat er geen goede opvolger voor Johan van Oldenbarnevelt was verloor het bestuur van de Republiek alle daadkracht.
- De jaren er na kon het land zowel op bestuurlijk als op militair gebied niet meer het niveau halen wat het tijdens het bestuur van Oldenbarnevelt had gehaald.
- In 1623 was er een aanslag op het leven van Maurits, beraamd door de twee zonen van Johan van Oldenbarnevelt.
- De aanslag mislukte en Reinier van Oldenbarnevelt werd onthoofd.
- Willem van Oldenbarnevelt wist te ontvluchten.
- Prins Maurits overleed in april 1625 in Den Haag.
- Hij werd opgevolgd door zijn halfbroer Frederik Hendrik.
Tot slot
Al vrij gauw ontstond er spijt over de executie van de landsadvocaat. Het werd ook duidelijk dat de procesgang van de Generaliteitsrechtbank een farce was geweest om van Oldenbarnevelt om politieke redenen uit de weg te ruimen. Prins Maurits bleek in de jaren na de executie niet in staat om de hoge verwachtingen van het volk waar te maken. Historici zien de executie van Johan van Oldenbarnevelt als een zwarte bladzij in de geschiedenis van de Nederlanden.
Lees verder