Advies voor het omgaan met het angstige kind
Ieder kind is weleens bang. Sommige kinderen zijn echter angstiger dan andere kinderen. De redenen kunnen verschillen, maar voor ouders en andere betrokkenen is het belangrijk om te weten hoe ze het beste kunnen omgaan met het bange kind. Je kunt de angst immers onbedoeld versterken en daardoor het probleem nog vergroten. Door (samen) rustig na te denken kun je de beste manier vinden waarop je een angstig kind kunt begeleiden. Hiervoor is het belangrijk om eerst goed te kijken naar het angstige gedrag, vervolgens te overleggen over mogelijke oplossingen en tenslotte samen, zo mogelijk in overleg ook met het kind, een aanpak te kiezen.
Kijken naar de angst
Wanneer weet je dat een kind bang is?
Als een kind oud genoeg is zal het zelf, wanneer het kan, aangeven dat het bang is. Dit biedt een goede opening voor een gesprek hierover. Is een kind echter nog niet oud genoeg of kan het om een andere reden niet aangeven dat het bang is, dan geeft het gedrag vaak aan dat er sprake is van angst. Onrustig worden, huilen, paniekerig reageren, piekeren, zich afsluiten, verstarren of vluchten/vermijden kunnen allemaal voortkomen uit angst. Ook lichamelijke klachten als buikpijn of hoofdpijn kunnen wijzen op angst. Als een kind vaak bang wordt en de neiging heeft om snel angstig te reageren, kun je spreken van een angstig kind.
Wat gaat er niet goed?
Als je weet dat je kind zich angstig gedraagt, ga dan na in welke situaties dit voorkomt. Noteer een aantal dagen hoe vaak en hoe lang het kind angstig gedrag laat zien. Dat geeft een idee van de ernst van de situatie. Is hij of zij echt vaak bang of maakt het alleen veel indruk wanneer het kind bang is en lijkt het daardoor veel voor te komen? Door de angst beter in kaart te brengen, kun je ook beter de beste aanpak bepalen.
Wat gaat er wel goed?
Als je je richt op het angstige gedrag van het kind, kan het moeilijk zijn om te zien wat er wél goed gaat. Wees je hiervan bewust. Ook wanneer je je stoort aan het gedrag van het kind, kun je dit in gedachten groter maken dan het is. Probeer dus ook stil te staan bij wat het kind wél kan. En zie je gedrag dat je wenselijk vindt, laat dan merken dat je blij en tevreden bent over de manier waarop hij of zij het aanpakt. Hoe specifieker het compliment, hoe meer je kind weet wat er van hem of haar wordt verwacht in bepaalde situaties. En goed voorbeeld doet goed volgen!
Praten over de angst
Wanneer het kind aangeeft ergens bang voor te zijn of wanneer je merkt dat een kind angstig is, ga dan samen zitten om rustig hierover te praten. Neem de angst serieus en ga het gesprek niet uit de weg. Overleg samen over de situaties die angst opriepen: is het al eerder gebeurd? Hoe was de reactie toen? En hoe liep het af? Bedenk samen hoe het kind het beste met zo’n situatie kan omgaan. Maak hiervoor een plan. Geef het kind veel ruimte en tijd om zelf met oplossingen te komen. Hoe meer het kind bijdraagt aan de oplossing, hoe meer het kind ook de controle over de angst voelt. En dat alleen al vermindert de angst. Probeer niet de angst weg te praten. Iedereen is weleens bang. Het is de kunst ermee om te leren gaan. Door dit samen te bespreken help je het kind hierbij.
Stimuleren
Wanneer stimuleer je je kind en wanneer de angst? Er is een verschil.
Beperk de angst
Wanneer een kind ergens bang voor is, zal hij of zij die situaties (steeds meer) vermijden en uit de weg gaan. Stimuleer het kind om de dingen waar hij of zij tegenop ziet toch te doen. Spreek hierbij het vertrouwen uit dat het hem of haar wel zal lukken. Kinderen vinden het fijn te horen dat ouders of opvoeders vertrouwen erin hebben dat ze problemen zelfstandig kunnen oplossen. Daar groeien ze van.
Benoem hierbij ook regelmatig de dingen die het kind (wel) goed kan. Het stimuleren van zelfstandig gedrag werkt namelijk ook door op andere gebieden. Door kinderen meer zelf te laten doen, wordt het zelfstandiger, krijg het meer zelfvertrouwen en kan het beter met zijn of haar angst omgaan. Dat zit hem ook al in relatief kleine dingen, zoals zelf je boterham smeren of je schooltas inpakken. Hierdoor leert het kind op zichzelf te vertrouwen, dat het dingen ook zelf kan (leren).
Moedig het kind niet alleen aan om zijn angst te overwinnen, maar stimuleer hem of haar ook de dingen te blijven doen die hij of zij doet. Dan breidt de angst zich minder makkelijk uit. Blijf alert erop wanneer een kind bang wordt voor situaties waar hij of zij eerder niet bang voor was. Bijvoorbeeld doordat hij of zij een bepaalde situatie steeds meer uit de weg wil gaan. Praat rustig met het kind en benadruk dat dit een nieuwe angst is, die er eerder nog niet was. Vermijden bevordert de angstgevoelens. Goed blijven oefenen met de situatie voorkomt dat de angst zich kan uitbreiden.
Versterken van gedrag
Belonen kan gewenst gedrag versterken (reinforcement). Dit belonen kan door taal ("Goed gedaan!") of door een zogenaamde beloner. Kies samen een goede beloner. Dit kan een cadeautje zijn, maar ook een uitje zoals naar het strand of de bioscoop. Als het kind dan iets doet wat hij of zij moeilijk vindt in een spannende situatie, kan daar een beloning tegenover staan. Als er veel stapjes te nemen zijn, kan het handig zijn om kaartjes met beloners te maken, deze te plastificeren en aan een koord te hangen. Dan kan het kind zelf daaruit kiezen. Bedenk vooraf wel wanneer je een beloning wilt geven en bespreek dit samen met het kind. Soms is een gericht compliment genoeg.
Goed voorbeeld doet goed volgen. Kinderen imiteren vaak het gedrag van hun ouders of omgeving. Temper dus je eigen angst. Zeker als je zelf bang bent voor iets waar het kind ook bang voor is. Kinderen letten op de gezichtsuitdrukkingen van hun ouders in angstige situaties. Dat heet social referencing, ofwel 'vraagkijken'. Daaruit leiden kinderen af hoe ze zelf in een bepaalde situatie kunnen reageren. (Uit onderzoek blijkt dat met name vaders daarin een belangrijke rol hebben). Door zelf rustig te blijven in spannende situaties, geef je het goede voorbeeld en daarmee help je het kind.
Bevestigen?
Bevestig de angst van het kind niet door hier de nadruk op te leggen. Als een angstig kind op je schoot komt zitten bijvoorbeeld, is dat prima. Maar wakker de angst niet aan door het kind helemaal bij je weg te laten kruipen. Daardoor kan het kind denken dat het je bescherming nodig heeft en dat de angst terecht is. Wijs een angstig kind niet uitgebreid op allerlei risico's en gevaren. En ook de algemene boodschap ‘Wees voorzichtig’ kan voor een bang kind de angst alleen maar erger maken. Geef liever aan welk gedrag je van het kind verwacht. Reageer altijd positief wanneer een kind aangeeft iets zelf te kunnen. Deel zijn of haar vertrouwen hierin. Daarmee stimuleer je bij een kind het gevoel dat het de situatie ook echt aankan.
Angstige kinderen zoeken vaak de bevestiging van hun omgeving of ze het wel goed doen. Ook willen ze weten of de angst voorbijgaat. Het kind geruststellen werkt vaak maar kort. De angst en onrust komen weer terug. Vandaar dat het beter is om samen met het kind te bekijken hoe je het beste met een situatie kunt omgaan. En welke tips en trucs het kind zelf kan gebruiken om rustig te blijven. Dan kan het kind zelf toetsen hoe het gaat en leert het zichzelf gerust te stellen.
Bang voor de angst?
Probeer ook eens anders te kijken naar de angst van je kind. Voorzichtig zijn is evolutionair heel slim. Het is alleen jammer als de angst je gaat beperken. Het is dus niet per se fout, maar vooral onhandig voor het kind.
Als ouder of opvoeder is het moeilijk om een kind te zien dat veel angst heeft. Je hebt hierdoor de neiging om het kind te beschermen en mee te gaan in zijn of haar angsten. Om zo de spannende situatie te vermijden en de angst van het kind te voorkomen. Zeker in het jachtige leven van tegenwoordig. Een kind dat bang is voor de wind zul je niet zo snel op de fiets meenemen als een autoritje veel drama voorkomt. Maar daarmee ontneem je het kind ook te leren van de situatie en zelf controle te krijgen over zijn of haar angst. Beter is het om samen te kijken naar wat hem of haar kan helpen, een plan hiervoor op te stellen en het kind vervolgens te stimuleren dit plan te volgen. Het is fijn voor het kind om te weten dat het wel zelf de angst moet overwinnen, maar dat het niet alleen daarin staat.
Een aanpak en dan?
Als ouders/opvoeders samen een plan bedenken met het kind is het belangrijk om onderling een lijn te trekken. Overleg samen over de grenzen die je wilt stellen en neem hierover (gezamenlijk) een beslissing. Wat vinden jullie acceptabel en wat niet? Wat moet wel en wat moet niet? Verschil tussen ouders/opvoeders geeft onduidelijkheid. Onduidelijkheid is onveilig. En onveiligheid geeft de angst meer kans zich uit te breiden.
Kleine stapjes
Een plan om de angst aan te pakken zal vaak uit tussenstappen bestaan. Hierdoor geef je het kind de kans om kleine stapjes te zetten, telkens met een positieve afsluiting, om aan zijn of haar angst te werken. Vooral als een kind veel angsten heeft of zo bang is dat het voor hem of haar heel lastig is om meteen de dingen te doen waarvoor het bang is, bieden tussenstappen de uitkomst.
Als je kind bijvoorbeeld bang is om een boodschap te gaan doen, kan een tussenstap eruit bestaan dat je eerst samen naar de winkel gaat, vervolgens laat je hem of haar het woord doen. De volgende stap is dat je meegaat, maar dat hij of zij alleen de winkel ingaat. Wanneer dit goed gaat, is de laatste stap dat hij of zij alleen boodschappen gaat doen. Of als een kind bang is om de haren te (laten) wassen, kun je verschillende tussenstappen bedenken, variërend van het samen uitzoeken van een shampoo, het wassen van de haren van de pop of mama, het (eventueel zelf) natmaken van de eigen haren (met een spiegel erbij), het wassen met shampoo op het achterhoofd en uitspoelen met een bekertje water tot het wassen met shampoo en uitspoelen met de douche. Hierbij is het belangrijk telkens goed uit te leggen wat de volgende stap zal zijn, zodat het kind de regie zoveel mogelijk houdt.
Naar de volgende stap?
Pas wanneer echt een kind niet meer bang is, kun je naar de volgende stap. Dit heeft tijd nodig. Wanneer een volgende, voor het kind moeilijkere stap toch nog niet lukt, is dat helemaal niet erg. Dan doe je een stapje terug of wacht nog even met het zetten van de volgende stap. Om vervolgens samen gewoon verder te gaan met je plan van aanpak.
Wanneer je als opvoeders/betrokkenen in overleg een plan hebt bedacht, is het belangrijk om dit plan vol te houden. Alle begin is moeilijk en dus kan het aanvankelijk lijken dat het plan geen verschil maakt. Maar juist de duidelijkheid en structuur van een ingezette aanpak kunnen na verloop van tijd de nodige rust en veiligheid geven om met de angst te leren omgaan en zo hun vruchten afwerpen. Vandaar dat het in principe goed is om bij de start een evaluatiemoment te kiezen en die tijd in ieder geval vol te maken.
Het maken van een stappenplan of op een ander manier de angst aanpakken, betekent ook accepteren dat er (tijdelijk) dingen zijn die het kind nog niet kan. Blijf hier zelf als ouder of opvoeder rustig onder en help hem of haar zoveel mogelijk. Ook voor het kind kan het lastig zijn, dat het weet dat het (nog) niet mee kan doen met leeftijdsgenoten. Stel het kind gerust dat dit maar tijdelijk is en dat hij of zij het straks, wanneer het alle tussenstappen beheerst, ook zelf kan. En ook belangrijk: benadruk dat ieder kind, ieder mens, anders is, maar dat iedereen weleens bang is.
Een logboek
Het bijhouden van een logboek kan helpen om te kijken of het angstige gedrag minder wordt. Ook kleine kinderen kunnen al aangeven of het een goede of minder goede dag was, door bijvoorbeeld met verschillende of aantallen smileys te werken of met gekleurde balken in een grafiek aan te geven hoe het ging: een hoge groene balk, een oranje middenbalk of een korte rode balk kunnen markeringen zijn voor hoe goed het gaat.
Wanneer roep je professionele hulp in?
Als het angstige gedrag zich toch steeds verder uitbreidt en het kind ernstig wordt belemmerd door de angst is het noodzakelijk om professionele hulp in te roepen. Ook wanneer je als ouder of andere betrokkene veel moeite hebt met het angstige gedrag van het kind, en je het steeds lastiger vindt ook het positieve gedrag van hem of haar te zien. Kortom: als de angst een te negatieve, overheersende rol gaat spelen in ieders leven. Hulp vragen kan al bij een Ouder- en Kindteam of een Ouderadviespunt van de gemeente, met de leerkracht of intern begeleider op school, de jeugdarts of jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau of op school, of bij de huisarts. Zo nodig kunnen zij een verwijzing voor meer specialistische hulp afgeven. Sinds 1 januari 2018 is hiervoor geen diagnose meer noodzakelijk. De focus ligt op het opstellen van een perspectiefplan, waarin je aangeeft wat de gewenste situatie is en hoe je deze wilt bereiken met de in te zetten hulp.