Hoe de beelddenker te helpen bij een 'fout' beeld
Beelddenkers denken vanuit een totaalbeeld. Een beelddenker denkt in beelden en de leerkracht onderwijst in woorden. Dit botst. In het onderwijs is het elke week een stukje van het geheel. Maar de beelddenker moet eerst het geheel zien om elke week de lesstof te willen volgen en begrijpen. Wanneer niet duidelijk is wat het geheel is, is niet duidelijk waar de stukjes naar toe willen. Eerst het totaalbeeld en dan kan er terug beredeneerd (omgekeerd leren) worden. In het onderwijs wordt de lesstof langzaam opgebouwd naar het eindresultaat (naar het geheel). Een bijna onmogelijke opgave voor de beelddenker.
Terug beredeneren
Wanneer er in beelden gedacht wordt is het van belang om niet de ‘verkeerde’ beelden te maken. Elke gesproken overtolligheid maakt beelden bij de beelddenker. Een manier om een leerdoel aantrekkelijker te maken voor de leerkracht is om het smeuïger te maken. Om er een verhaal bij te vertellen welke past in de leefwereld van het kind. Voor de beelddenker kan dit juist heel anders uitpakken. Bijvoorbeeld het onderwerp melk. De doelstelling van het thema is: melk komt van de koe. De leerkracht begint echter met de vraag wie er een milkshake lekker vindt, om betrokkenheid te creëren. Samen met zijn ouders komt de beelddenker elke zondag bij een grote hamburgerketen voor een milkshake. Het beeld is gemaakt: het logo van de hamburgerketen hoort bij melk. Een vraag van de docent na een aantal weken: waar komt de melk vandaan, kan bij de beelddenker het antwoord geven: van McDonald's!
Geen woorden maar plaatjes
De hersenen van de beelddenker zijn te vergelijken met de computer. De linker hersenenhelft is voor Word-documenten en de rechterhelft voor de JPEG bestanden (de foto’s). Je hebt om foto’s in te voegen in een Word-bestand, beide nodig. Zo ook voor de beelddenker is het van belang dat ook de linkerhersenhelft nodig is. Het is een samenwerking van hersenhelften, welke getraind moet worden bij de beelddenker. Want zijn wereld zal niet op korte termijn veranderen dus de beelddenker zal moeten leren om ermee om te gaan. Het heeft geen zin om de beelddenker lesstof in woorden aan te bieden. Het komt niet binnen. Beelddenkers kunnen daarentegen wel informatie onthouden wanneer de lesstof in beelden worden gegeven. Beelden worden wel opgeslagen en onthouden. Maak van bijvoorbeeld woorden en cijfers, beelden. Alle abstracte en ongrijpbare informatie (letters, cijfers en tijd) vertaald in beelden, passen wel in het visuele informatiesysteem van de beelddenker. De gave van de rechter hersenhelft (het beelddenken) is de identiteit van het kind / de volwassene. Zaak is het om de linker hersenhelft te trainen en zo de twee hersenhelften te integreren met elkaar.
Verschil in functie linker- en rechter hersenhelft
Linker hersenhelft | Rechter hersenhelft |
Secundair voorkeurs denken | Primair voorkeurs denken |
Beredeneren | Beleven |
Informatie opbouwen | Ritme |
Planning en organisatie | Ruimtelijk inzicht |
Tijdsbesef | Overzicht |
Details | Verbeelding |
Woorden (taal) | Dagdromen |
Nummers (rekenen) | Kleur |
Vergelijk met een Word-document | Vergelijk met een JPEG bestand |
Driedimensionaal denken
Een beelddenker kan de beelden in het hoofd laten draaien als een driedimensionaal beeld. Het kan als het waren om het beeld ‘ heen lopen’. Het vervelende van letters is dat ook deze driedimensionaal bekeken kunnen worden, waardoor ze ‘veranderen’ voor de beelddenker.
De ‘buik’ van de B, aan de rechterkant van het ‘stokje’ komt aan de linkerkant. Net als bij de p. De ‘buik’ bovenaan de rechterkant van het ‘stokje’ kom aan de linkerkant en wordt een q. Zo ook met woorden. Mik heeft de hik wordt: Kim heeft de hik. Letters die geen beeld hebben roepen geen herkenning op. De letters dansen als het ware en vallen dan volgens de logica van de beelddenker op hun plaats en het antwoord is: Kim heeft de hik. Dit gebeurt onbewust.
Visualiseren
Doordat beelden zo snel gaan is het vaak een ‘chaos’ in het hoofd van de beelddenker. Om bij beelden woorden te geven, moet eerst de chaos netjes geordend worden. Beelddenkers kunnen goed visualiseren. Visualiseren is van een gedachte of woord een beeld maken.
Kasten in je hoofd
Maak als docent/remedial teacher, hier gebruik van. Visualiseer kasten in het hoofd. Een kast met een deurtje. Een kast voor de cijfers en een kast voor de letters. Nog een kast voor de leuke dingen en een kast voor de vervelende dingen. Laat een beelddenker eerst de kasten tekenen en dan in zijn hoofd plaatsen.
Lesstof vertalen naar beelden
Vertaal abstracte informatie zoals woorden naar beelden. Bijvoorbeeld het beeld mond. Leg dat in de kast met woorden. Laat de beelddenker dan het woord mond overschrijven van het voorbeeld, gemaakt door de leerkracht. Laat hem of haar de ogen dichtdoen en dit in de kast met letters leggen. Bij het beeld mond komt nu ook het woord mond. Woorden en beelden worden gekoppeld.
De cijfers
Beelddenkers leren op klank. Het fonetische, wat betekent hoe het klinkt. We schrijven Wifi maar zeggen Wiefie. En wat hoor je bij drie-en-twintig? Eerst de drie! Maar je schrijft eerst de twee! Leg om de beelddenker te helpen, het accent op de tientallen. Laat de beelddenker het cijferveld van 1 tot 30 of 100 (ligt aan welke groep de beelddenker zit) voorlezen en leg een krachtig accent op de tientallen. Tién, twíntig, dértig, ect. De rij van twintig begint met een twee. Stop dit in de gevisualiseerde kast voor de cijfers. Wanneer een beelddenker nu het cijfer 23 oproept ‘ziet’ het dan het cijfer goed staan. Het begint met een twee.
Sociale vaardigheden
De beelddenker begrijpt een ander vaak niet en kan zich enorm gekwetst voelen bij ingrijpen. Bijvoorbeeld: een tekenleraar vindt de getekende ogen niet goed. Hij gumt ze weg en drukt met een potlood heel krachtig andere ogen in het gezicht. De beelddenker is sprakeloos en zegt niets. Het gebeuren heeft echter zo’ n invloed dat de leerling zwaar gekwetst is. Wie er fout is gaat het niet om.
Voorkomen
Waar het om gaat: hoe kan dit voorkomen worden? De tekenleraar had moeten vragen: mag ik de ogen weggummen? Maar de beelddenker moet leren voor zichzelf op te komen. Zeggen: ik wil niet dat je mijn ogen weggumt! De beelddenker moet hierin begeleid worden. Weten hoe een ander in elkaar zit. Dat een ander heel anders de dingen ziet dan een beelddenker. Voorkom dat de beelddenker gaat denken: ik doe het fout. Ik ben niets waard! Begrijpen van beide kanten hoe iemand in elkaar zit, kan veel misverstanden en ellende voorkomen.