Filosofen over opvoeding: Comenius
Comenius kan beschouwd worden als één der voorlopers van een nieuwe didactiek. Bewust heeft hij ernaar gestreefd, door het invoeren van rationele methoden, het onderwijs te hervormen. Grote aandacht heeft hij besteed aan het samenstellen van nieuwe leerboeken, daarbij het accent leggende op de rationele, methodische samenhang. Comenius vestigt er de aandacht op, dat kennis der realiën en het leren van de moedertaal vooraf dienen te gaan aan het leren van vreemde talen.
Levensloop
Eerste periode: Leer- en vormingstijd [1592—1614]
Johann Amos Comenius werd 28 maart 1592 als zoon van een molenaar te Nivnice in het zuid-oosten van Moravië geboren.
Comenius ging theologie en filosofie studeren aan de protestantse Universiteit te Herborn. Hier onderging hij de stimulerende invloed van één zijner hoogleraren, Johann Heinrich Alsted, een praktisch pedagoog met grote belangstelling voor onderwijshervorming. Comenius voltooide zijn studie in 1613 met het schrijven van een proefschrift over de samenhang tussen wetenschap en kunst. In 1614 keerde hij naar zijn vaderland terug. Een tweede levensperiode nam een aanvang.
Tweede periode: Tijd van geluk en beproeving [1614—1628]
Op tweeëntwintig-jarige leeftijd werd Comenius de leider van de Latijnse school te Prerau. Twee jaar later huwde hij met Magdalena Vizovska. Zware beproevingen kondigden zich helaas weldra aan: de dertigjarige oorlog, één der bloedigste godsdienstoorlogen, één van de grootste rampen die Bohemen ooit trof, zette in, nadat Comenius twee gelukkige jaren te Fulnek had doorgebracht.
Toen de Spaanse legers Fulnek binnenrukten, besloot Comenius uit te wijken naar Brandys.
In die tijd werd Bohemen bezocht door de pestziekte. Tot de slachtoffers van deze ziekte behoorde ook de vrouw van Comenius. In 1624 hertrouwde Comenius met Dorothea CyrilI, dochter van de bisschop der Broedergemeenschap. In hetzelfde jaar werden alle niet- Katholieke geestelijken uit Bohemen verbannen. De discriminatie der Protestanten bereikte een hoogtepunt, toen in 1627 bij keizerlijk edict alle Protestanten Bohemen moesten verlaten.
Derde periode: Eerste verblijf in Lissa [1628—1641]
Comenius en zijn vrouw vestigden zich in Lissa. In de Broedergemeenschap behoorde Comenius weldra tot de leidinggevende figuren. De bannelingen hoopten op een overwinning van de Zweedse koning Gustaaf Adolf, die een verbond gesloten had met het Protestantse Saksen en Brandenburg. In de slag bij Lützen sneuvelde de Zweedse vorst [1632]. In hetzelfde jaar overleed ook Frederik, de Paltzgraaf, die na zijn nederlaag bij de Witte Berg naar Den Haag was gevlucht.
Mede door de invloed van zijn vroegere leermeester Alsted, worstelde Comenius met het probleem van de eenheid van het weten, het encyclopedisch geheel der kennis, dat, doortrokken van de geest der Christelijke leer, volgens hem een universeel geneesmiddel voor het totaal verziekte lichaam der mensheid zou zijn.
In Engeland liep Samuel Hartlib met overeenkomstige gedachten rond. In 1641 nodigde Hartlib Comenius uit naar Engeland te komen, teneinde daar zijn reeds bekende denkbeelden uit te breiden en in daden om te zetten. Comenius aanvaardde deze eervolle uitnodiging en vertrok in september van dat jaar naar Engeland.
Vierde periode: Reizen naar Engeland en zweden [1641—1648]
Van de plannen van Hartlib en Comenius is onder de druk der omstandigheden niets terechtgekomen. Aan het stichten van een door Comenius zo vurig gewenst geleerdencollegium viel voorlopig niet te denken. In 1642 reisde Comenius, ofschoon zijn Engelse vrienden hem bezwoeren te blijven, op uitnodiging van Lodewijk de Geer via Holland naar Zweden. Hier werd hij o.m. ontvangen door de kanselier, die zeer veel belangstelling toonde voor de onderwijshervormingsgedachten van Comenius.
Vijfde periode: Van Lissa naar Hongarije en van Hongarije naar Lissa [1648—1656]
Kort na zijn benoeming tot bisschop van Lissa stierf Comenius’ tweede vrouw.
Comenius zocht zijn troost in de arbeid. Hij organiseerde, onderwees en schreef boeken. Al arbeidende overwon hij zijn smart. Na verloop van tijd bereikte Comenius een verzoek van de Zevenburgse vorstin Suzanne en haar zoon Sigismund Rakoczi naar Hongarije te komen, teneinde het onderwijs aldaar te hervormen. Na rijp beraad besloot Comenius aan het verzoek gevolg te geven. Voor zijn vertrek naar Saros Patak, huwde hij ten derde male. Johanna Gajus, zijn vrouw, was de dochter van een naar Nederland gevlucht predikant.
De dood van Sigismund Rakoczi deed Comenius besluiten in 1654 naar Lissa terug te keren.
Spoedig brak de Zweeds-Poolse oorlog uit. Lissa koos de zijde der Zweden. In 1666 werd de stad door de Poolse legers platgebrand en vele van haar inwoners door de bandeloze horden vermoord. Met moeite wist Comenius met zijn gezin te ontsnappen.
Zesde periode: Levensavond te Amsterdam [1656—1670]
Toen het bericht van de verwoesting van Lissa Amsterdam bereikte, nodigde Laurens de Geer Comenius uit naar Amsterdam te komen, hetgeen door Comenius dankbaar werd aanvaard. Twee jaar voor zijn dood verschijnt zijn, ‘Het Enig Nodige’.
In dit boek, dat te vergelijken is met de Belijdenissen van Augustinus, werpt de grijsaard een terugblik over zijn veelbewogen leven. Wanneer ik al mijn doen en laten tot hiertoe overzie, aldus Comenius, zo beken ik, dat het slechts het bedrijvig heen en weer lopen van een zorgzame Martha geweest is — zij het uit liefde voor den Here en zijn discipelen — ofwel een afwisseling van bedrijvigheid en rust. Nu echter neem ik mij stellig voor, mij met Maria aan de voeten van Jezus neder te zetten, om jubelend met David uit te roepen: ‘Het is mij goed nabij God te wezen’.
Geschriften en denkbeelden
In Prerau, waar hij in 1614 tot leider van de Latijnse school werd benoemd, begon de 22-jarige Comenius met het samenstellen van een Boheems-Latijns woordenboek. Het manuscript van dit werk, waaraan hij met tussenpozen gedurende 44 jaar had gewerkt, werd een prooi der vlammen tijdens de verwoesting van Lissa in 1656. Tijdens zijn verblijf te Prerau werkte hij tevens aan een encyclopedie, die hij ‘Schauplatz der Gesamtheit der Dinge’ noemde. Met zijn ‘Grammaticae Facilioris Praecepta’ leverde hij een eerste poging de methode van het leren van Latijn te verbeteren.
In 1622 schreef Comenius vanuit zijn onderduikadres te Brandys verschillende verhandelingen, die alle moesten dienen de verstrooide Broeders tot troost te strekken: Aleditaties over de Christelijke Volmaaktheid, De Diepte der Zekerheid en Het Wees-zijn.
In 1623 volgde: Het Labirinth der Wereld en het Paradijs des Harten. Dit boek, dat tot de schoonste werken der Tsjechische literatuur wordt gerekend, draagt als sprekende ondertitel: ‘Een heldere uiteenzetting hoe in deze wereld en al haar aangelegenheden niets heerst dan dwaling en verwarring, onzekerheid en nood, leugen en bedrog, angst en ellende en ten laatste afkeer van alles en vertwijfeling; maar hoe hij, die zich met God, de Heer, alleen in de woonstede zijns harten binnensluit, zelf tot ware en volle vrede des gemoeds en tot blijdschap komt’.
Op zijn reis naar Nederland in 1628, maakte hij kennis met Christoffel Kotter, een witlooier uit Sprotau, en met diens mystieke geschrift Visioenen, een aaneenrijging van profetieën. Comenius vertaalde dit boek en zond een afschrift ervan aan Frederik van de Paltz in Den Haag. In hetzelfde jaar, inmiddels te Lissa vertoevende, schrijft hij zijn Schola Materna, Moederschool.
Tevens schrijft hij in de daarop volgende jaren zijn Didactica Magna, Grote Onderwijsleer.Een ander bekend geschrift van de hand van Comenius ontstaat in dezelfde periode: Janua Linguarum Reserata, De Gulden Deur der Talen ontsloten.
Vervolgens heeft Comenius gedurende zijn verblijf te Lissa [1628—1641] gewerkt aan een schets, die hij De Poort der Wijsheid noemde. Hierin worstelde hij met het probleem van de eenheid van het weten. Hij meende, dat een encyclopedisch geheel van kennis, gebaseerd op Christelijke grondslag, het mensdom in haar verdeeldheid tot heilzame toenadering zou kunnen brengen.
Gedurende zijn verblijf in Engeland [164 1—1642] schreef Comenius o.m. zijn Via Lucis, De Weg van het Licht, waarin hij vier wegen meende aan te kunnen geven, die het mensdom uit de duisternis, waarin het leefde, naar het licht zouden voeren.
Als zodanig zouden er volgens Comenius moeten komen: een universele taal, universele leerboeken, universele scholen en een universeel geleerden-collegium. Eerst hierdoor zou de mens op de paden van liefde en wijsheid gebracht worden en dit zou weer de voorwaarde zijn voor de doorbraak van het universele licht, dat uit God is. Deze lichtanalogie werkte Comenius in latere geschriften nader uit, o.m. in zijn Pampaedia.
Tijdens de periode te Saros Patak [1648—1656] schreef hij HongaarsLatijnse leerboeken. Ook stelde hij er het boek samen, dat hem wereldberoemd zou maken, zijn Orbis Sensualium Pictus, De Zichtbare Wereld. Nog een ander werk kwam tijdens zijn verblijf in Hongarije tot stand: Schola Ludus Sets Ençyclopaedia Viva, De school een Spel of levende Encyclopedie.
Reeds in Lissa had hij voor zijn leerlingen van de Latijnse school toneelstukken geschreven, zoals Diogenes de Cynicus [1637] en Abraham de Patriarch [1641].
In Amsterdam, waar hij, als bekend, de laatste jaren van zijn leven doorbracht, heeft Comenius zich met ongelooflijke ijver aan het ordenen en omwerken van zijn manuscripten gezet. In 1657 verscheen zijn didactisch testament, Opera Didactica Omnnia, Gezamenlijke didactische Geschriften, ‘opgedragen aan het oog der steden, de trots der Nederlanden, de vreugde van Europa’ — aan Amsterdam. Het werk omvat vier delen. In het laatste deel komt een verzoek voor, Latiuni Redivivum, aan de Amsterdamse overheid gericht, een school te creëren, waar men door middel van spel en een nieuwe methodische aanpak van het Latijn, inzicht in de totaliteit van het weten zou kunnen verkrijgen. Vervolgens schreef hij enige opstellen: De Uitweg uit het Schoollabyrinth en Het Paradijs. In zijn Ventilabrum Sapientiae, Van de Wijsheid, onderwierp hij zijn tot dan toe verschenen pedagogische geschriften aan een kritisch onderzoek. Het is alsof hij met zijn wan, het koren van kaf wilde zuiveren. Dan verscheen nog zijn pedagogisch testament, Traditio Lainpadis, De Overdracht van de Toorts, waarin hij proclameert, dat slechts waarachtige vorming licht in de duisternis der verscheurde mensheid zal brengen.
Veel narigheid heeft Comenius zich op de hals gehaald met de uitgave van zijn Lux in Tenebris, Licht in de Duisternis. Er werd reeds vermeld, dat Comenius in 1628 kennis maakte met Christoffel Kotter en diens boek Visioenen. Niet alleen met hem, maar ook met Christina Poniatowski van Bohemen en Nikolaus Drabik van Moravië onderhield Comenius contact naar aanleiding van hun profetieën. In Lux in Tenebris gaf Comenius een samenvatting van deze profetieën, hetgeen leidde tot een eindeloos twistgeschrijf. In 1671, kort na Comenius’ dood, werd het boek in Presburg op keizerlijk bevel onder de galg verbrand.
A Schola Materna,
Moederschool
De Schola Materna, Moederschool, is ontstaan tijdens het eerste verblijf van Comenius te Lissa. Het geschrift handelt over de opvoeding van het kind gedurende de eerste zes levensjaren. Het kind is het kostbaarste geschenk van God, dat zich met niets laat vergelijken. Daarom verdient het van de zijde der ouders van meet af aan de grootst mogelijke aandacht. Het gaat bij het opvoeden, aldus Comenius, in eerste instantie om vorming van de ziel. De ziel, is waarlijk gevormd, wanneer zij, van goddeljke wijsheid doorgloeid, beseft, het evenbeeld Gods te zijn. Het doel der opvoeding is drieledig en omvat als zodanig: geloof en godsvrucht, deugdzaamheid en verstandelijke gevormdheid op het terrein der vrije kunsten. De laatste vat Comenius vanuit drieërlei gezichtspunt samen, nl. als de kunst van het kennen, van het kunnen en het redeneren. Op zesjarige leeftijd moet het kind de meest elementaire beginselen van deze kunsten machtig zijn. Bij de vorming van het zieleleven mag de zorg voor het lichaam echter niet worden veronachtzaamd.
Welk een belangstelling en liefde voor het kind spreken uit de nauwgezette raadgevingen, die Comenius i.v.m. de voeding en verzorging aan moeders van pasgeboren kinderen geeft. Maar ook met welk een verontwaardiging geeft hij aan moeders, die hun plichten in deze verzaken, te verstaan, dat een zodanige houding: in strijd is met Gods wil en de natuur, schade berokkent aan het kind, nadelig is voor de moeder zelf, oneervol is en hoogst verwerpelijk.
Janua Linguarum Reserata Aurea,
De gulden Deur der Talen ontsloten
Het was het ideaal der 17-de eeuw, een wereldtaal te scheppen. Zouden niet alle moeilijkheden tussen de volkeren opgelost kunnen worden, zou er niet een eind komen aan de Babylonische spraakverwarring, indien allen één en dezelfde taal spraken? In de gangbare geschiedenissen der pedagogiek wordt Comenius genoemd als de grote voorstander van de volkstaal. Dat hij zich evenzeer beijverd heeft voor het uitdragen van het idee ener pansofische wereldtaal is minder bekend. Tegen de achtergrond van dit laatste moeten wij zijn arbeid op het terrein van het schrijven van Latijnse leerboeken plaatsen, waarbij hij uitging van de volkstaal.
Comenius wilde, zo lang er nog geen universele taal was, het Latijn, de taal der Christenheid, tot wereldtaal verheffen. Een Jezuiet te Salamanca, Bateus, had reeds eerder een ‘taaldeur’ uitgegeven. Hierin werd getracht vanuit het Spaans het Latijn te leren. Comenius kende deze ‘taaldeur’, maar beschouwde deze slechts als een achterdeur, daar de woorden uit de dagelijkse omgangstaal ontbraken. In zijn Janua verwerkt Comenius in 1000 zinnen 8000 Latijnse woorden. De zinnen zijn gegroepeerd rond 600 onderwerpen. Het grote succes, dat dit boek beleefde, is vooral gelegen in het feit, dat vele onderwerpen, als bijv. de dieren, het brood bakken, de jacht enz., ontleend zijn aan de wereld die het kind door eigen aanschouwing kent. Dit werk is tijdens zijn leven in 12 Europese en 4 Aziatische landen verschenen. Reeds in 1632 verschijnt de eerste Nederlandse uitgave.
Orbis Sensualium Fictus,
Zichtbare Wereld
Dit werk, dat ontstaan is tijdens het verblijf van Comenius te Saros Patak, is te beschouwen als een geïllustreerde Janua. Het draagt als ondertitel: Afbeelding en benoeming van de voornaamste dingen en levensverrichtingen. Comenius staat door dit werk bekend als één der grondleggers van aanschouwelijk onderwijs. In het voorwoord lezen we, dat Comenius zich op het Aristotelische standpunt stelt, dat niets in het verstand is, dat niet eerst was in de zinnen. Begrijpen en oordelen berusten op hetgeen men zich, aldus Comenius, door ‘aanschouweljke kennis’ heeft eigen gemaakt. Geleid door deze gedachte, maakt Comenius in zijn Orbis Sensualium Pictus, als één der eersten, een begin met het samenstellen van het geillustreerde leerboek. Hij wordt in dit verband wel de ‘Vader van het platenboek’ genoemd. Toch is dit niet geheel juist. Er bestond al een Duits lecsboek Lucidarius, Lichtbrenger, dat allerlei tekeningen bevatte. En Sigmund Evenius had in 1636 zijn Christlichen Gottseligen Bilderschule uitgegeven.
Het boek van Comenius bevat 150 platen. De eerste les handelt over God. God is uit zichzelf van eeuwigheid tot eeuwigheid de allervolkomenste en allerzaligste Schepper. Aangehaald wordt Exodus 3 vers ig: ‘Daarop zeide Mozes tot God: Maar wanneer zij mij vragen, hoe is zijn naam? Wat moet ik hun dan antwoorden? Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die ik ben’. De laatste les gaat over het jongste gericht. Het daarin behandelde thema is uit 2 Cor. vers 20: ‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage, wat hij in zijn lichaam verricht heeft, het zij goed, het zij kwaad’. Het is zeker geen toeval, dat Comenius zijn Zichtbare Wereld met God begint en met het jongste gericht eindigt. De hele wereld, die Comenius ons in zijn werk voor ogen stelt, ligt besloten tussen het absolute begin en het absolute einde. Alles, ook de mens, is uit God, door God en tot God. Deze gedachte vormt een hoofdtendenz in Comenius’ grote metafysische conceptie, die tot de meest indrukwekkende verschijnselen van het tijdperk der Barok behoort.
Didactica Magna,
Grote Onderwijsleer
De ondertitel van dit werk, geeft de doelstelling ervan reeds schematisch weer: ‘Algemene kunst om aan allen alles te leren’. Een dergelijke phrase klinkt de didacticus van onze dagen stellig als overdreven optimistisch in de oren. De poging van Comenius, een methode te ontwerpen met behulp waarvan allen alles zouden kunnen leren, kan echter pas worden begrepen, wanneer wij deze plaatsen binnen het kader van Comenius’ levens- en wereldbeschouwing. Deze wordt gedragen door de gedachte, dat alles, d.w.z. al het zijnde, is uit God, door God en tot God. Door de zonde heeft de mens het zicht op, het inzicht in het totaal van het zijnde verloren. Het past in het chiliastische denken van Comenius, dat de mens de wederkomst van Christus dient voor te bereiden, door zich te wenden tot Hem, uit wien, door wien en tot wien alle dingen zijn. Deze heenwending nu zal mede verwezenlijkt worden, wanneer de mens langs de weg van het verstand geleerd zal hebben alle dingen te zien als uit Hem, door Hem en tot Hem.
In zijn Didactica Magna tekent Comenius nu de weg waarlangs het verstand geleid moet worden om tot integrale kennis aller dingen te komen. Deze weg beschrijft Comenius in zijn eigen bewoordingen als, kort, aangenaam en grondig. Comenius ziet het volgen van een juiste onderwijsmethode als van groot belang. Een goede onderwijsmethode is in het belang van de ouders, omdat zij gewoonlijk in onzekerheid verkeren omtrent hetgeen zij van hun kinderen mogen verwachten; van de onderwijzers, die over het algemeen met de kunst van het onderwijzen weinig vertrouwd zijn; van de leerlingen, omdat zij zonder moeite, afkeer, geschrei en slaag tot kennis gebracht kunnen worden; van de scholen, die in aantal zullen toenemen en in oorden van vreugde zullen veranderen; van de gemeenschap, omdat de grondslag der gemeenschap is gelegen in de opvoeding der jeugd; van de kerk, omdat door goed onderwijs het aantal welonderlegde leraren zal toenemen; tenslotte is een goede onderwijsmethode in het belang van de hemel, omdat door vorming van de menselijke ziel, zij, die door de klank der goddelijke bazuin niet vermochten gewekt te worden, des te gemakkelijker door de glans van het goddeljke licht van de duisternis verlost zullen worden.
In zijn Didactica Magna gaat Comenius uit van een aantal grondstellingen, ontleend aan het gebeuren in de natuur, waarvan er hier slechts enkele worden aangehaald. De natuur let op de gepaste tijd, hetgeen voor het onderwijs betekent, dat men met leren te vroeg zowel als te laat kan beginnen. De natuur maakt geen sprongen, maar gaat trapsgewijs te werk, derhalve dient ook het onderwijs langs de weg der geleidelijkheid plaats te vinden. De natuur hoedt zich voor overlading, zij is met weinig tevreden, uit een ei verlangt ze geen twee jongen, wat voor het onderwijs inhoudt niet te veel tegelijk aan de orde te stellen. De natuur laat niets na van wat voor het voorwerp, dat ze vormt, nuttig is, waaruit de opvoeder kan leren, nooit met het bereiken van eenzijdige opvoedingssuccessen tevreden te mogen zijn; niet alleen wetenschappen maar ook zedelijkheid en vroomheid moeten geleerd worden. Verder geeft Comenius nog talrijke voorschriften: over de correctie van schriftelijk werk; over de mogelijkheden allen uit dezelfde boeken te onderwijzen; over het trapsgewijze behandelen der leerstof enz.
Samenvatting
Comenius kan beschouwd worden als één der voorlopers van een nieuwe didactiek. Bewust heeft hij ernaar gestreefd, door het invoeren van rationele methoden, het onderwijs te hervormen. Grote aandacht heeft hij besteed aan het samenstellen van nieuwe leerboeken, daarbij het accent leggende op de rationele, methodische samenhang.
Comenius vestigt er de aandacht op, dat kennis der realiën en het leren van de moedertaal vooraf dienen te gaan aan het leren van vreemde talen. De grondslagen der nieuwe methoden ontleent hij aan de natuur. De opvoeding en het onderwijs ontwikkelen slechts wat in de mens aanwezig is. Elke mens is met de geschiktheid geboren, kennis van de dingen te verwerven, terwijl hem tevens de deugd en de godsdienst van nature ingeplant zijn. Dien- overeenkomstig behoort het tot het doel van de opvoeding en het onderwijs, het geluk van de mens te bewerkstelligen en de religieuze vrede te verwerven. Deze taak zal alleen vervuld worden, indien er een volledig systeem van scholen komt ten behoeve van het gehele volk.
Comenius’ schooltypen: moedertaalschool, Latijnse school en universiteit vormen nog steeds de organisatorische grondslag van het hedendaagse onderwijs. Wat de moederschool betreft, verkondigt Comenius denkbeelden, die pas door Pestalozzi en vooral door Fröbel in praktijk zullen worden gebracht. Het gehele volk zal alles dienen te leren. Didactiek en pedagogiek zijn onverbrekelijk verbonden met zijn pansofische opvattingen, de totale mensheid door het Al tot volkomenheid te voeren. In deze metafysische conceptie is God het begin en het eind en de ware mens zal zijn: Heer over het zijnde, koning over zichzelf en de vreugde van zijn Schepper.
Kort samengevat komt Comenius’ hervormingsplan op het volgende neer: er moeten komen universele leerboeken en universele scholen, waarin goed opgeleide leerkrachten aan de gehele jeugd alles zullen onderwijzen, wat de mens wijs, rechtschapen en heilig maakt; dwang en slaag zullen 0verbodig zijn, opvoeding en onderwijs zullen een aangenaam karakter dragen. Comenius wil zonder dwang het doel bereiken, vandaar zijn eis, dat het onderwijs zodanig moet worden ingericht, dat het de lust om te leren opwekt.
De wijze waarop Comenius het onderwijs wil inrichten vormt de kern van zijn Grote Onderwijsleer. We vinden deze in die hoofdstukken waarin hij de gang der natuur in het onderwijs aangeeft. Een enkele gedachte worde hier slechts aangestipt: De studiën zullen de leerlingen lichter en aangenamer worden als men: de leerlingen zo weinig mogelijk uren, nl. vier, aan het schoolonderwijs laat deelnemen; het geheugen zo min mogelijk belast, nl. slechts met de hoofdzaken; alles in overeenstemming brengt met het bevattingsvermogen der leerlingen. Nog niets hebben deze gedachten aan actualiteit ingeboet! De leerstof dient zo te worden gerangschikt dat eerst het naaste, dan het nabijzijnde, vervolgens het verwijderde, ten laatste het meest verwijderde aan de orde komt.
Eerst dienen de zinnen geoefend te worden, daarna het geheugen, dan het begrijpen, eindelijk het oordelen. Tenslotte een laatste, typerende aanhaling in verband met de door hem ontwikkelde gedachten omtrent de scholen. In deze verschillende scholen [nl. moederschool, moedertaalschool, Latijnse school en academie] zullen geen verschillende dingen onderwezen worden, maar dezelfde op verschillende wijzen, overeenkomstig de leeftijdsfase waarin de leerling verkeert. Men heeft Comenius wel verweten, dat hij te uitsluitend zijn onderwijskundige principes uit de natuur afleidde. Hoe dit ook moge zijn, de bovenstaande aanhalingen getuigen van een diep psychologisch inzicht.
In vele van zijn geschriften poogt Comenius de wereldproblemen door middel van opvoeding en onderwijs tot een wezenlijke oplossing te brengen. Comenius ziet de mens als een instrument in de hand van zijn Schepper. Een instrument, nutteloos omdat het zich keerde met de rug naar het licht, nuttig en van hoge waardigheid wanneer het door opvoeding en onderwijs gericht en geleid wordt op de paden, die voeren naar het licht der Goddeljke heerljkheid, het hemelse Jeruzalem.
© 2008 - 2024 Sophocles, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Taken van de pedagoogDe pedagogiek houdt zich bezig met de opvoeding. Een andere naam voor pedagogiek is opvoedingsleer, opvoedkunde of opvoe…
Help! De peuterpuberteit!Is je kind koppig? Heel vervelend, lijkt het zijn goede manieren te zijn vergeten? Trekt het zich niks meer aan van jou…