Hechting bij een kind dat naar de kinderopvang gaat
Kunnen kinderen die naar een kinderopvang (ook wel kinderdagverblijf genoemd) gaan zich wel leren hechten? Dit is een vraag die ouders zich misschien wel stellen op het moment dat zij aan het kijken zijn hoe zij straks de combinatie werk en gezin willen invullen. Kan een jong kind zich aan meerdere personen hechten of is het voor de hechting beter als één van de ouders stopt met werken? En hoe ga je om met de eenkennigheidsfase?
Bowlby
De wetenschapper Bowlby stelde in de jaren 40 en 50 dat het schadelijk is om een kind voor zijn derde levensjaar te scheiden van de moeder. Een baby moet bij ouders zijn om zich veilig te kunnen hechten. Inmiddels is gebleken dat een kind meerdere gehechtheidsrelaties kan aangaan.
'Strange Situation Test'
Mary Ainsworth (een student van Bolwby) ontwikkelde in de jaren 60 de zogenaamde ‘Strange Situation Test’ om te kijken hoe goed/veilig een kind gehecht is. Bij deze test zitten moeder en kind in een ruimte, een vreemde komt binnen, even later gaat moeder weg, op het moment dat moeder terugkomt wordt er gekeken naar hoe het kind reageert en hoe het een gezond evenwicht vindt tussen het zoeken van nabijheid en het zelfstandig bezig zijn.
'Strange Situation Test' bij kinderen die naar een kinderopvang/kinderdagverblijf gaan
De ‘Strange Situation Test’ kan een vertekend beeld geven van de gehechtheid van kinderen die naar een kinderdagverblijf gaan. Zij zijn immers gewend aan het weggaan van de vader en moeder en ze zijn (over het algemeen) ook zelfstandiger. Bij deze methode gebeurt er in hun ogen niets vreemds.
Gehechtheidsrelaties bij kinderen die naar een kinderdagverblijf gaan
Op een kinderdagverblijf heeft een kind de mogelijkheid om meerdere gehechtheidsrelaties aan te gaan. Het kind kan ervaren dat er naast zijn ouders mensen (in dit geval pedagogisch medewerkers) zijn die hij volledig kan vertrouwen en bij wie hij veilig is. Dit geeft een bredere basis voor de rest van zijn leven. Veilig gehechte kinderen hebben in principe een positief zelf beeld en zullen in contact met anderen een zeker vertrouwen laten zien.
Belangrijk
Belangrijk is dat je kind steeds dezelfde pedagogisch medewerkers ziet (het is bij wet geregeld dat er niet meer dan drie verschillende pedagogisch medewerkers op een groep werken, maar controleer zelf of dit in de praktijk ook zo is). Daarnaast is het heel belangrijk dat de pedagogisch medewerker op een goede manier reageert op de signalen die je kind uitzendt en vaak contact maakt met je kind.
Eénkennigheidsfase
Tussen de 8 maanden en 1,5 jaar kan een kind ineens onbedaarlijk gaan huilen bij het afscheid van één van zijn ouders. De éénkennigheidsfase is aangebroken. In deze fase gaat het kind bewust onderscheid maken tussen (heel) vertrouwde personen en vreemden. De éénkennigheidsfase laat iets zien van de enorm sterke band die er is tussen het kind en degene die voor hem zorgt. Het is dus heel normaal dat een kind dit gedrag vertoont. Het kind moet nog leren dat de ouders terugkomen als ze weggaan. Kiekeboespelltjes kunnen hierbij helpen. Soms kan ook een vertrouwde knuffel het kind helpen. Uiteindelijk (soms binnen twee weken, meestal duurt dit wat langer en voor het gevoel van ouders vaak oneindig lang) heeft het kind geleerd dat de ouders weer terugkomen en is het afscheid nemen niet langer een probleem.