Autisme en gehechtheid
Autisme is een ontwikkelingsstoornis die gepaard gaat met een beperkt sociaal vermogen, een handicap in de sociale interactie. Dit sociale vermogen lijkt echter van cruciaal belang bij het ontwikkelen van een hechtingsrelatie met de ouder of verzorger. Kinderen met autisme blijken inderdaad vaker dan kinderen zonder autisme een onzekere gehechtheid te vertonen.
Autisme
Autisme wordt door de
DSM IV, het meest gebruikte classificatie hulpmiddel, beschreven als een pervasieve ontwikkelingsstoornis. De autistische stoornis wordt met behulp van drie kernsymptomen in kaart gebracht:
- Kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties
- Kwalitatieve beperkingen in de communicatie
- Beperkte, zich herhalende stereotype patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten
Kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties
Autisme is een vorm van een
contactstoornis. Mensen met autisme hebben moeite met sociale interactie. De vertaalslag hiervan naar de praktijk is zeer divers. De ene persoon sluit zich compleet af van de buitenwereld terwijl de ander zich opdringt op een inadequate manier aan andere mensen.
Kwalitatieve beperkingen in de communicatie
Mensen met autisme lopen dikwijls tegen communicatie- en taalproblemen aan. De communicatie verloopt vaak stroever dan het contact an sich. Sommige mensen met autisme leren zelfs
nooit spreken. De mensen die wel hebben leren spreken vallen vaak op door het aparte stemgeluid en/of woordkeuze. Men heeft veel moeite met het bespreken van gevoelens daar men zich niet goed in kan leven in de gevoelens van de ander. Het interpreteren van non-verbale communicatie verloopt vaak ook niet vlekkeloos.
Beperkte, zich herhalende stereotype patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten
Een grote groep mensen met autisme houdt zich sterk vast aan
vaste rituelen. Men is bijvoorbeeld gefascineerd door treinen, of juist door cijfers. De verbinding met de werkelijkheid is vaak verstoord: prikkels komen te zwak of juist te sterk binnen.
Hoewel bovenstaande drie kenmerken de
kernsymptomen zijn, wil het niet zeggen dat iedereen met autisme aan ál bovenstaande punten moet voldoen. Autisme is een stoornis die
veel variëteit kent. De ene persoon heeft meer moeite met sociale interactie, terwijl de ander dit niet heeft maar een sterke obsessie voor automerken heeft. Klassiek autisme is bijvoorbeeld een van de subtypen.
Gehechtheid
Gehechtheid of hechting is de emotionele band die een kind ontwikkelt met zijn ouder of verzorger (Ainsworth 1979). Het gedrag dat een kind vertoont, met name in de vreemde situatie test van Ainsworth, weerspiegelt de verwachtingen die een kind heeft ten opzichte van de ondersteuning en veiligheid van de ouder of verzorger. Naar aanleiding van verschillende gebeurtenissen op jonge leeftijd ontwikkelt een kind een stabiel hechtingspatroon.
Ainsworth's vreemde situatie test
Ainsworth ontwikkelde een test die
Vreemde Situatie genoemd wordt. Bij deze test wordt het kind samen met de ouder in een speelruimte gezet met speelgoed. Vervolgens wordt het kind aan een aantal condities blootgesteld, waaronder 2 keer scheiding van de ouder en 2 keer een ontmoeting met een vreemde. De reacties van het kind worden nauwkeurig geobserveerd en geregistreerd.
Naar aanleiding van het onderzoek presenteerde Ainsworht
drie hechtingscategorieën:
- Zeker gehecht: het kind gaat de speelruimte ontdekken maar houdt moeder in de gaten. Als moeder weggaat zijn ze enigszins van slag maar zodra moeder terug is begroeten ze haar en spelen weer verder. 60% van de kinderen valt in deze categorie
- Onzeker gehecht ambivalent: kind blijft in de buurt van moeder en exploreert nauwelijks. Wanneer moeder weggaat zijn ze boos en wanneer ze terug komt stoot het kind haar af maar zoekt tegelijkertijd troost
- Onzeker gehecht vermijdend: kind lijkt onverschillig tegenover moeder, kind wordt even makkelijk getroost door vreemde als door moeder
De kinderen die niet in een van de categorieën vallen worden
gedesorganiseerd genoemd.
Sensitiviteit van de ouders
Een belangrijke factor bij hechting is de
sensitiviteit van de ouders. Dat wil zeggen dat zij het kind niet te veel maar ook niet te weinig aandacht en steun etc. geven en dat zij op het juiste moment er zijn voor hun kind.
Het belang van gehechtheid
Wanneer kinderen een jaar of drie oud zijn is de Vreemde Situatie test geen representatieve afspiegeling meer van de gehechtheid. Het kind is dan namelijk in staat om met verworven cognitieve vaardigheden de situatie te doorzien en niet volgens een bepaald patroon te reageren. Toch stellen gehechtheidstheoretici dat de hechtingsstijl op jonge leeftijd het kind op latere leeftijd nog beïnvloedt.
Zeker gehecht
Kinderen met een veilige hechtingsstijl hebben al vroeg geleerd dat ze kunnen vertrouwen op de constante toegankelijkheid van de ouder of verzorger. Hierdoor voelen zij zich vrij om vanuit deze veilige basis de omgeving te exploreren.
Vermijdend/ambivalent gehecht
Men verwacht een minder goede cognitieve en sociaalemotionele ontwikkeling voor de angstig gehechte kinderen in het bijzonder. Deze kinderen lijken weinig vertrouwen te hebben in de ouder of verzorger en is daarom sterk gericht op deze persoon. Deze focus belemmert de cognitieve ontwikkeling doordat het
omgevingsexploratie beperkt.
Deze beschrijvingen gaan echter niet voor iedereen op. Als een kind niet zeker gehecht is met de moeder, kan het best zijn dat er andere belangrijke gehechtheidsfiguren aanwezig zijn dit de hechting met de moeder kunnen
compenseren waardoor het kind zich alsnog volstrekt normaal kan ontwikkelen.
Autisme en gehechtheid
In de derde editie van de DSM uit 1980 werd een
onvermogen zich te hechten als een centraal kenmerk van autisme gezien. Dit is in latere edities gemodificeerd tot het idee dat de gehechtheidspatronen van kinderen met autisme bizar kunnen zijn en dat deze kinderen op sommige momenten, met name stressvolle momenten, helemaal geen veiligheid bij de ouder of verzorger zoeken of op een extreme manier.
Uit onderzoek van onder andere Buitelaar (1995) blijkt echter dat kinderen met autisme wel degelijk gehechtheidspatronen kunnen vertonen.
Zijn er verschillen in gehechtheid tussen kinderen met en kinderen zonder autisme?
Uit een
meta-analyse (van der Veer, van Ijzen-doorn en van Vliet-Visser 1986) bleek dat kinderen met autisme minder vaak een zekere hechting vertonen dan kinderen zonder autisme. Dit bleek vooral het geval te zijn bij kinderen met een ernstigere vorm van autisme. Het is mogelijk dat dit veroorzaakt wordt door de
beperkte communicatieve vaardigheden van veel kinderen met autisme, waardoor responsiviteit van de ouders beperkt is.