Romeinse filosofen: Seneca
Seneca was een van de meest bekende Romeinse filosofen en hoorde tot de stoicijnse school, wat een stempel zou drukken op zijn pedagogiek.
SENECA, De Romeinse ‘pedagoog’
De pedagogiek van Seneca heeft niet allereerst met het kind te maken. Het Griekse woord paidagogos betekent ‘kindgeleider’, en duidde oorspronkelijk de slaaf aan, die het kind naar school en vandaar weer naar huis bracht. Hoewel hij ook tot taak had, onderweg en in huis het kind aan goede manieren te wennen. In de Hellenistische tijd evenwel, toen de belangstelling voor de persoonlijkheid ook van het kind steeds levendiger werd, steeg ook het aanzien van de ‘pedagoog’. Wij begrijpen nu, dat het woord ‘pedagoog’ ook meer figuurlijk gebruikt werd in de zin van ‘Leidsman’. ‘Seneca’ is eigenlijk maar een bijnaam, zoals elke Romein er een had; de volle naam van de filosoof was Lucius Annaeus Seneca.
Seneca’s psychologie
Naar Seneca’s opvatting heeft het lichaam alleen betekenis als omhulling, als ‘herberg’ van de ziel. Het lichaam dat de ziel beschut en bijeenhoudt, wordt heen en weer geslingerd; ten aanzien hiervan hebben terechtstellingen, moordaanslagen en ziekten vrij spel. De ziel zelf is echter onaantastbaar en eeuwig; men kan er niet de hand aan slaan. Wat Seneca vooral interesseert is de plaats, die de rede in de ziel inneemt. Zijn opvatting is nl. dualistisch, als bij Plato, maar in tegenstelling tot zijn voorgangers, onderscheidt hij in de ziel een redelijk en een onredelijk element, en zegt van dit laatste:‘het onredelijk deel van de ziel heeft weer twee delen: het ene onstuimig, tuk op effect, zichzelf niet meester, berustend op gemoedsaandoeningen, het andere laag bij de grond, slap, overgegeven aan genotzucht’.
Volgens Seneca bestaat er een zeker verband tussen affect en ondeugd. Ziekten zijn de ingewortelde, hardnekkige ondeugden, als gierigheid en eerzucht; die houden de ziel maar al te zeer in enge kluisters gevangen en hun funeste invloed is langzamerhand blijvend geworden. Strikt genomen moet men dus elke aandoening in de kiem smoren, liefde zowel als haat, vreugde zowel als droefheid, hoop zowel als vrees. Toch moet men dit niet te rigoureus opvatten. Soberheid en ingetogenheid van het gemoedsleven beschouwt ook Seneca als absolute voorwaarde voor zelfvolmaking
Algemeen pedagogische normen
Onderwijs en opvoeding zijn volgens Seneca niet te scheiden; alle onderwijs moet ethisch gericht zijn, en in de praktijk ontbreekt daar bijna alles aan. Weliswaar ziet hij in, dat veelzijdigheid in het onderricht onvermijdelijk is; ‘de mens heeft een beweeglijke en onrustige geest meegekregen, die nergens blijvend steun vindt maar her- en derwaarts speurt en zijn gedachten uitzendt naar al wat hem bekend en onbekend is, ronddolend, ongeduldig en het meest in zijn schik met wat hem nieuw. Maar zijn kritiek op het toenmalige onderwijsstelsel vat hij samen in het beroemd geworden adagium ‘wij leren niet voor het leven, maar voor de school’. een intellectualistische opvatting die het begrijpelijk maakt, dat alle onderwijs zich moet toespitsen op de vraag ‘wat is nu de moraal?’.
Hoewel het doel, dat de Stoïcijnse pedagoog zich stelt, naar zijn schatting zo verheven en zo alles omvattend is, dat het verdient, met inspanning van alle krachten te worden nagejaagd, heeft hij er oog voor, dat de boog niet altijd gespannen kan zijn. ‘De arbeid’, zegt Seneca, ‘moet de kinderen zo bezighouden, dat ze net niet moe worden...; ook spelen zullen van nut zijn, want genot met mate ontspant de geesten en brengt ze tot kalmte’.
Maar dat ‘met mate’ wordt telkens met nadruk onderstreept, immers niets maakt ze meer opvliegend dan een wekelijke en verwennende opvoeding; zo komt het, dat, hoe meer men ‘n enig zoontje toegeeft, hoe meer vrijheid men zijn pupil laat, naar die mate hun karakter meer bedorven wordt’. Daarom is over het algemeen het toezicht van de vader doelmatiger dan dat van de moeder: ‘Zie je niet, hoe heel anders vaders hun liefde tonen dan moeders? Vaders willen dat hun kinderen worden opgewekt om ‘s morgens al vroeg aan hun werk te gaan; ook in de vakantie dulden zij niet dat ze leeglopen; ze laten hen zweten en soms huilen.
Moeders nemen ze koesterend op schoot en willen ze in ‘n veilig hoekje houden, want ze moeten vooral niet bedroefd kijken, vooral niet huilen, vooral niet zich flink inspannen’. Men moet de jeugd niet vleien: ‘Laat de jongen de waarheid horen! Laat hij ook van tijd tot tijd maar eens bang worden, en altijd beleefd zijn: voor ouderen dient hij op te staan. Laat hij niets gedaan krijgen door boos te worden Bied hem liever aan als hij kalm is, wat ge hem geweigerd hebt toen hij huilde’ Natuurlijk dient rekening gehouden te worden met de individuele aanleg, met ieders temperament. ‘Sommige mensen, aan wie het lot een uitstekende aanleg heeft toebedeeld, komen tot begrip van datgene, wat men hun wil leren.
Nu is het niet zo, dat Seneca enkel van de opzettelijke opvoeding alle heil verwacht. Van misschien nog groter belang acht hij de vraag, met wie het kind omgaat. Voor het kind is het van uitnemend belang, een goed voorbeeld te hebben, waarin het zijn ideaal vindt. Dat behoeft niet beslist de leermeester te zijn; vader en moeder komen ook in aanmerking. Verschillende van deze gedachten vindt men terug bij latere pedagogen; zo bij Montaigne, Loeke, Rousseau. Wat die historische figuren betreft speelt nog een bijzondere factor een rol. Als Stoïcijn is Seneca weliswaar voorstander van het kosmopolitisme,
maar heeft hij niettemin belangstelling voor het heil van de staat, en acht hij vaderlandsliefde een deugd.
© 2007 - 2024 Sophocles, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Taken van de pedagoogDe pedagogiek houdt zich bezig met de opvoeding. Een andere naam voor pedagogiek is opvoedingsleer, opvoedkunde of opvoe…