Freinetonderwijs
De school van ‘vroeger’ (die van alle neuzen dezelfde kant op en koppen dicht) bestaat niet meer. Sinds de invoering van de Wet op het Basisonderwijs zijn basisscholen veranderd. In de klas wordt bewust een relatie gelegd tussen de school en datgene wat er in de wereld gebeurt. De verfrissende en vernieuwende wind die door het Nederlandse basisonderwijs is gewaaid, is onder meer te danken aan de onderwijsvernieuwers als Montessori, Freinet, Steiner, Petersen en Parkhurst.
Célestin Freinet leefde van 1896 tot 1966 in Zuid- Frankrijk. Als onderwijzer merkte hij dat kinderen niet geboeid werden door zijn theoretische lessen, maar dat ze wel geïnteresseerd waren in hun omgeving en eigen ervaringen van kinderen, en dat ze er graag op uittrokken met elkaar.
Uitgangspunten
Kinderen leren pas echt als ze al handelend en experimenterend, al doende dus, kunnen leren en daar met anderen over kunnen praten. Daarbij zijn niet alleen de cognitieve, maar ook sociale aspecten en uitingen van belang.
Elk kind heeft een natuurlijke behoefte tot werk, om bijvoorbeeld een kamp te bouwen, een tekening te maken. Dit houd meer in dan een computerspelletje spelen wat kinderen vaak doen als ze zich vervelen.
Kinderen moeten opgevoed worden tot kritische volwassenen. Kinderen worden ook behandeld als gelijkwaardig met volwassenen.
De school moet ingericht zijn als een uitnodigende ‘werkplaats’.
Kenmerken
In plaats van stof aan te reiken dat gekozen is door de leerkracht en het onderwijssysteem worden de kinderen ondersteund in hun zoektocht. De kinderen gaan op ‘onderzoek’ uit en komen hierbij met vragen. Deze vragen en ervaringen worden beantwoord en uitgelegd in de groep zodat de anderen hier ook van kunnen leren. Communicatie speelt een belangrijke rol, niet alleen tussen kinderen onderling, maar ook met de leerkracht, de ouders en de buitenwereld. Het lesmateriaal bestaat vooral uit door de kinderen geschreven teksten, die ze drukken, kopiëren of via de computer verspreiden. Vrije expressie neemt een belangrijke plaats in. Door mime, dans, toneel, schilderen, tekenen, muziek en boetseren uiten de kinderen zich en laten zien hoe ze de wereld beleven. De ruimten zijn in themahoeken ingedeeld, bijvoorbeeld een timmerhoek of de keuken. De kinderen maken hier dingen voor elkaar en voor de hele groep. Kinderen worden verantwoordelijk gemaakt voor het sociale leven in de groep. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de dagelijkse werkzaamheden en krijgen taken zoals schoonmaken e boodschappen doen. Kinderen worden zo serieus genomen en hun zelfstandigheid wordt vergroot.
Freinet is het meest bekend geworden door de praktische uitwerking van zijn ideeën. In overleg met de leerlingen wordt een planning gemaakt van het schoolgebeuren, bestaande uit een algemeen plan, jaarplan, weekplan en dagplan.
De resultaten worden in de groepsvergadering of met de leerkracht besproken. Kinderen krijgen dus de kans om het onderwijsproces zelf mee te organiseren en inhoud te geven. Samen mogen ze in veel dingen meebeslissen en zijn ze vervolgens ook eindverantwoordelijk.
Over de hele wereld zijn er freinetscholen, o.a. in Frankrijk, België, Brazilië, Duitsland, Finland, Zweden, Denemarken, Italië, Canada, Portugal, Spanje, Oostenrijk en Polen. In Nederland zijn 15 Freinetbasisscholen, in België 44.