Hoe leert een hoogbegaafd kind?
Een hoogbegaafd kind leert anders dan zijn klasgenoten. Sluit het onderwijs niet goed aan bij het kind met hoogbegaafdheid dan is er kans op onderpresteren. Het risico daarvan is dat het kind niet lekker in zijn vel zit, faalangst kan ontwikkelen of dat het zijn of haar ontwikkeling belemmert. Daarbij kan het kind een stoorzender worden in de klas door onrustig en druk gedrag. Maar hoe herken je een (hoog)begaafd en (hoog)intelligent kind? En hoe speel je er in het onderwijs wel goed op in?
De ontwikkeling van slimme kinderen op school
Voor een goede ontwikkeling tot gezonde volwassene is het belangrijk dat kinderen zich op cognitief, sociaal, motorisch en emotioneel gebied evenwichtig ontwikkelen. School speelt hierbij een rol. Veel juist heel slimme kinderen kunnen zich erg dom voelen, omdat ze gewoon niet op dezelfde manier denken als op school wordt gevraagd. "Zo simpel kan het antwoord niet zijn", denken ze dan. "Daar moet iets achter zitten, maar wat het is dat weet ik niet. Of begrijp ik het niet?". Zo kunnen kinderen aan zichzelf gaan twijfelen. Zeker als ze om hen heen zien dat andere kinderen wel het goede antwoord weten en mee kunnen doen met de lessen. Of hoogbegaafde kinderen vervelen zich erg op school. Hierdoor kunnen ze druk en brutaal worden. Ook kunnen ze door steeds het goede antwoord hardop de klas in te slingeren de sfeer in de klas negatief bepalen. Of ze trekken zich terug in hun eigen wereld, waardoor je ze bijna zou vergeten. Dit alles heeft een enorme impact op hun zelfbeeld en hun ontwikkelingspotentieel.
Het gemiddelde onderwijsniveau
Basisscholen geven les op het niveau van het gemiddelde kind. Dat betekent dat hun lesstof is afgestemd op (ruim) VMBO-niveau, ofwel op een leerling met een IQ van ongeveer 95. Bijna 70% van alle kinderen valt binnen de groep met een IQ van 85 tot 115 (gemiddeld IQ = 100). Daarbuiten heb je de groep moeilijk lerende kinderen en de bovengemiddelde leerlingen met een IQ rond de 120, die elk 13,6% van alle leerlingen in Nederland vertegenwoordigen. En dan heb je nog de groep ZMLK (zeer moeilijk lerende kinderen), met een IQ onder de 55 of tussen de 55 en 70 met aanvullende problemen sociaal-emotionele of leerachterstand of een informatieverwerkingsprobleem. We hebben het dan over ongeveer 2,3% van de leerlingen. Zij kunnen alleen onderwijs volgen wanneer zij een individueel aangepast lesprogramma krijgen. Aan de andere kant van deze normaalverdeling bevindt zich de groep hoogbegaafde of hoogintelligente leerlingen met een IQ van meer dan 130 (ook hier gaat het om ongeveer 2,3%). Ook zij hebben behoefte aan een individueel en aangepast lesaanbod, maar dat is helaas geen vanzelfsprekendheid. En daar zijn verschillende redenen voor.
Hoe herken je hoogbegaafdheid bij kinderen?
Hoogbegaafde kinderen hebben een aantal eigenschappen met elkaar gemeen. Dit wil niet zeggen dat je op basis van de lijst van deze kenmerken hoogbegaafdheid kunt diagnosticeren, maar wel dat deze kenmerken tezamen om een aparte leeraanpak vragen.
Eigenschappen van hoogbegaafde kinderen
De volgende eigenschappen komen veel voor bij hoogbegaafde kinderen (bron: SLO/Stichting Leerplan Ontwikkeling):
- hoge intelligentie (IQ hoger dan 130)
- vroege ontwikkeling / ontwikkelingsvoorsprong bij jonge kinderen
- grote woordenschat
- uitblinken in meerdere gebieden
- goed geheugen / gemakkelijk kunnen leren / hoge concentratie
- makkelijk kunnen analyseren van problemen / goed leggen van (causale) verbanden
- maken van grote denksprongen / snel van begrip
- leidinggevende kwaliteiten
- voorkeur voor abstractie
- hoge mate van zelfstandigheid/doorzettingsvermogen
- trekt graag op met oudere kinderen
- brede of juist specifieke interesse / hoge motivatie / veel energie
- creatief / origineel
- perfectionistisch
- apart gevoel voor humor
Een kind hoeft niet al deze eigenschappen te hebben om hoogbegaafd genoemd te worden. En andersom geldt ook: als een kind één of meer van deze eigenschappen heeft, hoeft het niet hoogbegaafd te zijn. Deze opsomming van eigenschappen is dan ook niet bedoeld als diagnose-instrument, maar alleen een hulpmiddel bij het karakteriseren van hoogbegaafde kinderen.
Hoe leren kinderen met hoogbegaafdheid?
Slimme of hoogbegaafde kinderen leren op een eigen manier, die anders is dan die van hun klasgenoten.
Denken
- Slimme kinderen zijn snelle denkers. Ze hebben weinig behoefte aan instructie, oefening en herhaling.
- Ze hebben een goed geheugen en kunnen snel zaken ordenen en structureren in hun hoofd, waardoor ze ook weer snel dingen kunnen terughalen uit hun lange termijngeheugen (een groot referentiekader).
- Mensen met hoogbegaafdheid kunnen snelle gedachtesprongen maken en goed associëren. Ze leggen graag verbanden. Daardoor zijn het ook vaak creatieve denken.
- Ze denken graag na over het denken. Deze metacognitie geeft inzicht en overzicht in het eigen denken, het waarnemen, het geheugen en het leren en daardoor ook het denken over de lesstof.
Informatieverwerking
- Ze verwerken informatie bij voorkeur top-down, dus starten het liefst vanuit het grote geheel of het doel. Traditioneel wordt de lesstof stukje bij beetje aangeboden. Zo wordt de stof steeds moeilijker totdat het 'einddoel' is bereikt. Veel hoogbegaafde kinderen vinden het prettiger om meteen datgene wat ze moeten kennen te krijgen aangeboden, om vervolgens zelf terug te kunnen redeneren naar het begin.
- Hoogbegaafden maken gemakkelijk onderscheid tussen regels en uitzonderingen. Daardoor zien ze snel hoofd- en bijzaken.
- Hoogbegaafden zijn vaak erg visueel ingesteld en kunnen daardoor bijvoorbeeld schema's en dergelijke goed verwerken.
Leren
- Iemand met hoogbegaafdheid heeft vaak een voorkeur voor simultaan in plaats van sequentieel leren. Ze zijn graag met veel dingen tegelijkertijd bezig in plaats van eerst met het een en dan met het ander.
- Veel hoogbegaafden hebben moeite met automatiseren. Ze zijn gewend, al vanaf dat ze heel jong zijn, om bewust te denken, dingen te beredeneren en hebben een hekel aan herhaling. Maar dat staat haaks op automatiseren. Ze kunnen beter leren automatiseren door bijvoorbeeld het bewuste denkproces even uit te schakelen, en tijdens het oefenen van de tafels bijvoorbeeld te jongleren of door tijdens het oefenen gebruik te maken van een computerrekenspel zodat de herhaling niet zo saai is.
- Iemand met hoogbegaafdheid kan zich goed en lang concentreren. Dat betekent dat de gerichte (selectieve) aandacht (focus op een ding), zijn verdeelde aandacht (aandacht voor meerdere dingen tegelijkertijd) en volgehouden aandacht (concentratie voor de duur van de activiteit) goed zijn ontwikkeld, en tegelijkertijd allemaal in ontwikkeling zijn dus aandacht nodig hebben.
Gedrag
- Ze zijn vaak kritisch ingesteld en stellen regels en voorschriften graag ter discussie.
- Ze zijn graag autonoom en hebben het nodig dat ze de dingen op hun eigen manier kunnen aanpakken.
Waarom hebben hoogintelligente of hoogbegaafde kinderen een individueel en aangepast lesaanbod nodig?
Vaak zie je dat hoogbegaafde kinderen pas rond groep 5,6 op school vastlopen. In de eerste leerjaren konden ze zich nog aanpassen of zich bezig houden met lekker spelen of andere kinderen uit de groep helpen. Maar ook hoogbegaafde kinderen moeten leren leren, leren bepaalde leerstrategieën toe te passen, hun executieve vaardigheden ontwikkelen. Ze laten soms hele lessen aan zich voorbij gaan doordat zij hun dagen vullen met dagdromen of het tijdens de les lezen van eigen boeken bijvoorbeeld (want zo redeneert de leerkracht dan vermaakt het kind zich in ieder geval, leert het toch wat en stoort het niet de rest van de kinderen). Zo kunnen ze ook bepaalde essentiële lesstof missen of hanteren ze verkeerde leerstrategieën, waardoor ze veel onnodige fouten maken. Ook het gebrek aan uitdaging kan ervoor zorgen dat ze door onnauwkeurigheid veel fouten maken. Andere risico's zijn dat deze kinderen niet leren om hun spanningsboog maximaal op te rekken, waardoor ze zich steeds minder goed kunnen concentreren en steeds sneller afgeleid raken. Daarbij kunnen ze 'als slimste kind van de klas' bang worden om fouten te maken, waardoor ze niet graag zelfstandig proactief aan de slag gaan.
Het risico van het niet tijdig herkennen van hoogbegaafdheid op school is
onderpresteren waardoor deze kinderen hun ontwikkelingspotentieel niet bereiken. Het niet op tijd erkennen of begrijpen van hoogbegaafdheid kan leiden tot
faalangst.
Niet herkennen van hoogbegaafdheid: Onderpresteren
Kinderen met hoogbegaafdheid willen net als alle andere kinderen graag erbij horen. Ze willen niet opvallen. Vandaar dat ze zich aanpassen. Denk aan een kleuter die al kan lezen, maar dit niet wil laten zien op school, omdat het geen uitzonderingspositie wil. Alle leerlingen zuchten dat de toets zo moeilijk was, het kind met hoogbegaafdheid zucht mee en houdt angstvallig in de gaten wanneer de anderen klaar zijn met de toets (zodat het weet wanneer het ook kan stoppen).
Leerkrachten baseren hun inschatting van het (te behalen) prestatieniveau van hun leerlingen met name op de citotoetsresultaten en veel minder op de eigen inschatting en de thuissituatie van kinderen. Dat betekent dat ze er nogal eens naast zitten als het gaat om inzicht in de cognitieve capaciteiten van hun leerlingen. Leerkrachten blijken het meeste waarde te hechten aan de rekenprestaties en daarna aan de prestaties op het gebied van begrijpend lezen. Hierbij gaan ze ervan uit dat dit de beste indicator is voor het inzicht en het denken van leerlingen.
Je hebt relatieve onderpresteerders en absolute onderpresteerders. Een absolute onderpresteerder presteert niet alleen onder zijn niveau, maar zelfs onder het groepsgemiddelde. Het zijn vaak stoorzenders in de klas. Relatieve onderpresteerders presteren onder het eigen niveau, maar functioneren op of rond het groepsgemiddelde. Daarmee vallen ze dus niet op en als de leerkracht niet bedacht is op hoogbegaafdheid lijkt het kind adequaat te functioneren. Een aantal signalen verraden dat het wel degelijk gaat om onderpresteerders.
Signaleren van onderpresteren:
Hoe signaleer je het onderpresteren van een leerling? Je kunt letten op positieve of negatieve kenmerken, waarbij de kwalificatie verwijst naar de ervaring van de leerling waar het om gaat.
Positieve kenmerken
- selectief enthousiast
- wisselend goede prestaties op hoog niveau
- mondeling beter dan schriftelijk
- in vrije tijd veel bezig met het verzamelen van informatie en kennisvergaring
- brede algemene ontwikkeling, veel feitenkennis
- groot verschil tussen functioneren in de groep en één-op-één interactie
- ongewone interesses
- veel fantasie
Negatieve kenmerken
- angst voor mislukking
- snel afgeleid
- hekel aan groepsactiviteiten
- verzet tegen autoriteit/school
- hekel aan routine en automatiseren
- weinig doorzettingsvermogen of discipline
- slordig en niet gewend om moeite te doen voor een goed resultaat
- ze nemen geen verantwoordelijkheid voor hun gedrag en geven anderen de schuld (externe locus of control)
- negatief zelfbeeld en zelfvertrouwen
Kinderen kunnen niet alleen op school, maar ook thuis of in beide situaties onderpresteren. Vandaar dat het ook hier belangrijk is dat school en ouders samen optrekken, met respect voor elkaars perspectief om zo de begeleiding van het kind te optimaliseren met hetzelfde doel: dat een kind zich prettig en gewaardeerd voelt en ontwikkelt naar het eigen maximale ontwikkelingspotentieel.
Niet erkennen/begrijpen van hoogbegaafdheid: faalangst
Een kind kan faalangstig worden wanneer de hoogbegaafdheid niet erkend en begrepen wordt.
Oorzaken van faalangst bij slimme of hoogbegaafde kinderen:
- perfectionistische instelling
- hoge verwachtingen / sociale druk (competitie, vergelijkingen)
- falen toeschrijven aan zichzelf, maar successen niet (interne locus of control)
Kenmerken van faalangst:
- het kind presteert bij de toetsen aanzienlijk slechter dan in de klas
- kinderen vermijden lastige situaties
- ze steken bijna nooit hun vinger op, omdat ze het antwoord weten
- ze willen eerst veel oefenen en dan pas iets laten zien
- ze zijn perfectionistisch en zijn niet snel tevreden (ze werken daardoor nogal eens -erg- langzaam)
- ze zijn overdreven kritisch op zichzelf (en daar verontschuldigen ze zich vaak ook nog eens voor)
- ze laten hun frustratie merken
- ze kunnen teruggetrokken gedrag vertonen
- ze willen geen verrijkingslesstof
Als je het vermoeden hebt dat een kind hoogbegaafd is, is het belangrijk om dit kind in het team te bespreken en met de ouders te overleggen. En, niet te vergeten, met het kind te praten over wat het nodig heeft op school. Je kunt veel uitleggen aan een kind met hoogbegaafdheid en goede afspraken met ze maken. De precieze reden van het onderpresteren of de faalangst is nog niet eens zo belangrijk, de aanpak wel. Het gaat er niet om dat er meteen een stempel van hoogintelligent of hoogbegaafdheid op te plakken. Als er een vermoeden is dat een kind extra uitdaging nodig heeft, is dit voldoende om hiermee tijdig en gericht aan de slag te gaan. Als het nodig is kan een kind altijd nog getest worden door een deskundige die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid.
Passend onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen
Er zijn een aantal algemene kenmerken van goed passend onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen op te noemen.
Lesstof
De meest geschikte lesstof is lesstof die voldoende uitdaging biedt, die de kans geeft om ermee te spelen, ermee te stoeien. Waar je je tanden in moet zetten om het je eigen te kunnen maken. Om hier maximaal van te kunnen profiteren en dus om te leren leren is tijd nodig. Tijd om bezig te zijn met de lesstof en erop te kunnen reflecteren. Lesstof op het juiste niveau en de tijd om ermee aan de slag te gaan zijn eisen die liggen aan de basis van passend onderwijs voor slimme en hoogbegaafde leerlingen. Daarbij zijn hoogbegaafde kinderen ook gewóne kinderen: ze willen gezien en gewaardeerd worden om wie ze zijn en om wat ze doen. Het is belangrijk om ook hier bewust bij stil te staan en aandacht aan te besteden.
Daarbij moet de lesmethode of het onderwijs aansluiten bij het creatieve vaak sprongsgewijze denkproces van hoogbegaafde leerlingen. Als extra valt bijvoorbeeld te denken aan een combinatie van vakken over een en hetzelfde onderwerp. Het Middelnederlands in woord en geschrift, de geografie van Nederland in de late Middeleeuwen, het leven in die tijd, met belangrijke personen en ontwikkelingen (geschiedenis), de flora en fauna van toen, enzovoorts.
Leerproces
Het is belangrijk om het leerproces samen vooraf te bespreken: wat moet er worden geleerd (basiscurriculum en meer), wie is waarvoor verantwoordelijk, op welke manier vindt er (zelf)reflectie plaats op het leerproces, met duidelijke afspraken over beoordeling en tijd. Zo kan een kind zo zelfstandig en autonoom mogelijk aan de slag met het eigen leerproces.
Het leertraject moet helder en overzichtelijk zijn, zodat kinderen weten wat ze aan het leren zijn en waarom. Het bijhouden van een logboek waarin de werkzaamheden worden bijgehouden en waarin kinderen het proces kunnen (leren) plannen kan handig zijn.
Leren gebeurt pas wanneer je moeite moet doen om je de stof te begrijpen. Het aanbod moet dus niet alleen moeilijker of meer, maar vooral meer ingewikkeld zijn.
Ook leren samenwerken verdient aandacht, bij voorkeur in groepjes met ontwikkelingsgelijken of met eigen doelen per leerling, zodat de eigen rol en bijdrage kunnen worden benoemd.
Instructie en begeleiding blijven belangrijk. De instructie kan vaak wel kort(er), zonder herhalingen. Maar ook hoogbegaafde kinderen hebben zwakke kanten waar ze begeleiding bij nodig hebben. Ook comorbide stoornissen als autisme, dyslexie kunnen extra hulp noodzakelijk maken om recht te kunnen doen aan de verstandelijke mogelijkheden van deze kinderen, voorbij de gedrags- of leerstoornis.
Denkvaardigheden
Help kinderen bij het ontwikkelen van hun metacognitieve denkvaardigheden. Het ACP-denken van Sternberg bijvoorbeeld stelt dat er drie verschillende vormen van denken zijn: analytisch, creatief en praktisch. Ieder mens heeft er een die het sterkst is ontwikkeld, maar ze zijn alle drie even belangrijk. Laat kinderen zich bewust worden van de denkvorm die bij hen het sterkt is ontwikkeld, maar ook hoe ze elk van deze drie optimaal kunnen inzetten.
Houd rekening bij het onderwijs met de verschillende denkvaardigheden volgens de Taxonomie van Bloom. Deze stelt dat er zes niveaus van denken zijn. De lagere orde van denken zijn: onthouden, begrijpen en toepassen. Het traditionele onderwijs blijft hier vaak in steken. De hogere orde van denken zijn: analyseren, evalueren en creëren. Om te leren creëren moet je eerst zaken weten (onthouden) en ook begrijpen en kunnen toepassen, daarna kun je het gaan analyseren en evalueren om uiteindelijk een goed ontwerp/model/construct/theorie/bouwsel/product/oplossing te ontwikkelen en te creëren.
Motivatie
Wanneer hoogbegaafde kinderen op hun eigen niveau worden aangesproken is het belangrijk om ze hierbij te begeleiden, zodat ze leren doorzetten. Zo voorkom je dat ze afhaken, omdat ze niet gewend zijn aan moeilijke opdrachten, waarmee de kans bestaat dat ze geneigd zijn om af te haken. Stimuleer de growth mindset, dat wil zeggen dat je de nadruk erop legt dat ieder kind zijn of haar capaciteiten kan ontwikkelen, omdat deze niet vastliggen. Zo leren ze het maximale uit zichzelf te halen door gemotiveerd te werken en door te zetten.
Wat is de beste school voor hoogbegaafde kinderen?
Bij het kiezen van een school voor je hoogbegaafde kind kunnen antwoorden op onderstaande vragen helpen (bron: SLO/Stichting Leerplan Ontwikkeling):
- welke verwachtingen heb je van een school?
- zijn er meer hoogbegaafde leerlingen op school?
- wat staat er in de schoolgids of in het Schoolondersteuningsplan over hoogbegaafden?
- is er een (bovenschoolse) plusklas?
- zijn er kinderen die een klas 'overgeslagen' hebben op school?
- wordt er op school rekening gehouden met verrijken én tegelijkertijd compacten?
- welke verrijkings- en of verdiepingsmaterialen gebruikt de school?
- op welke manier wordt er: verrijkt, versneld, compact, verbreed?
- zijn er extra materialen, hulpmiddelen, computerprogramma's (zoals Acadin) beschikbaar?
- hebben ze ervaring met onderpresteren van kinderen?
- denk je dat je kind zich op deze school veilig kan voelen?
- zijn er leerkrachten die cursussen op het gebied van hoogbegaafdheid volgen of gevolgd hebben?
- met hoeveel niveaugroepen wordt gewerkt in de klas?
- op welke manieren wordt gedifferentieerd in de klas? bij welke vakken?
- welk leerlingvolgsysteem is er op school en hoe wordt er getoetst?
Maak je je zorgen om je hoogbegaafde kind?
Onbegrip, frustratie, zich niet kunnen uiten of zich niet te durven laten zien zoals het is en het gevoel er niet bij te horen kunnen ook ernstigere gevolgen hebben, zoals depressies of naar buiten gekeerde woede-uitbarstingen. Juist voor hoogbegaafden is het belangrijk dat ze goed hierbij worden ondersteund. En dat begint met passend onderwijs en begeleiding. Maak je je zorgen? Neem jezelf en je kind dan vooral serieus. Kom je er samen met school niet uit, neem dan contact op met een professional met kennis over en ervaring met hoogbegaafdheid. Hiervoor kun je ook terecht bij schoolmaatschappelijk werk, het Ouderkindteam of ouderkindadviseur of een Zorg- en Adviespunt van de gemeente. Of neem contact op met de huisarts.
Er is veel hulp beschikbaar en het op zoek ernaar gaan is de eerste stap.