Pesten en autisme in het voortgezet onderwijs
Pesten is heel ingrijpend en zorgt voor veel problemen; op korte en lange(re) termijn. Voor kinderen die gepest worden brengt het veel (langdurige) schade toe aan hun zelfbeeld en zelfvertrouwen. Maar ook pesters zijn te beklagen als ze hun toevlucht moeten nemen zichzelf 'goed' te voelen door anderen te kleineren. Daarbij blijken pesters ook vaak zelf gepest te worden op enig moment. Als dan ook nog autisme een rol speelt wordt het helemaal ingewikkeld. Hoe zorg je ervoor dat de middelbare school een veilige plek is voor iedereen?
Het voortgezet onderwijs: de start van het leren richting volwassenheid
Voor elke leerling betekent de overgang naar het voortgezet onderwijs veel verandering. Het betekent vaak een groter gebouw met meer leerlingen, veel nieuwe (onbekende) klasgenoten, veel verschillende docenten, een mentor, veel verschillende leslokalen, nieuwe vakken, roosterindeling, huiswerk, toetsen, cijfers, boeken meenemen naar huis, zelfstandig reizen, enzovoorts. Er komt veel op kinderen af wanneer ze starten op het voortgezet onderwijs. Ze groeien op van basisschoolkind naar adolescent en zetten weer een stapje richting volwassenheid.
Adolescentie
Niet alleen de omstandigheden veranderen. Ook de kinderen zelf ondergaan een verandering. Ze ontwikkelen zich en er wordt meer van ze gevraagd.
Denk hierbij aan veranderingen op het gebied van de emotionele en sociale ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling en de lichamelijke ontwikkeling, zoals:
- meer afstand van je ouders
- grotere rol van vriendschappen
- zoeken naar (seksuele) identiteit
- meer autonomie
- afstemming van familie, school, sociale leven, hobbyclubs, bijbaan, sport
Sociaal gedrag
In het voortgezet onderwijs wordt van de jongeren steeds meer verwacht op sociaal-emotioneel gebied. Dit gaat niet voor alle jongeren vanzelf.
Sociale taken tijdens de adolescentie
- aangaan en onderhouden van vriendschappen
- intimiteit en loyaliteit binnen vriendschappen
- je plek vinden en functioneren in een sociaal netwerk
- verliefd worden, intimiteit binnen relaties
Sociale taken op de middelbare school
- er wordt meer gepraat dan gespeeld op het schoolplein
- er worden groepen gevormd, ook op basis van bepaalde voorkeuren in muziek, kleding, hobby's en dergelijke
- er is meer groepsdruk om erbij te willen horen
- vriendschappen worden gevormd (en die wil je behouden)
- de sociale controle is groot binnen de groep, de klas, de school
- er zijn meer (buitenschoolse) sociale activiteiten zoals feestjes, kamp, excursies, schoolreis
- je kunt verliefd worden / zijn, dat betekent ook omgaan met vriendjes/vriendinnetjes perikelen, met afgewezen worden
- je moet je positie bepalen ten opzichte van alcohol en drugs
- hoe ga je om met eventueel bewust anders (durven) zijn
Op de middelbare school krijgen leerlingen de kans om verschillende vaardigheden te ontwikkelen.
Het gaat dan in eerste instantie om:
- Intellectuele vaardigheden: Dat wil zeggen studievaardigheden met behulp van de regelfuncties (zoals plannen, organiseren, geheugen, motivatie, concentratie) om prestaties en goede cijfers te kunnen leveren.
- Life skilss, ofwel levensvaardigheden: Jongeren ontwikkelen hun zelfbeeld, zelfvertrouwen, verantwoordelijkheidsbesef, probleemoplossend vermogen en autonomie. Dit gebeurt vooral in relatie tot leeftijdsgenoten op deze leeftijd.
Om dus je persoonlijkheid (interne ontwikkeling: wie ben je?) en je identiteit (je positie in de groep, in de cultuur: wat ben je?) optimaal te kunnen ontwikkelen heb je altijd andere mensen nodig. Zij vormen de spiegels waarin je jezelf ziet en beleeft. Zo ervaar je wie je bent altijd in relatie tot en in interactie met de ander. Vind je jezelf een vriendelijk persoon, dan zul je dat terugzien in de reacties van anderen op jouw vriendelijke gedrag. Wil je kennis opdoen? Dan heb je de kennis en ervaring van anderen nodig om boven jezelf uit te stijgen. Juist op deze leeftijd worden jongeren zich daar des te meer bewust van. Er zijn meer en meer complexe sociale rollen, sociale situaties zijn ingewikkelder en vragen meer vaardigheden en er is meer zelfstandigheid en initiatief nodig.
Dat kinderen zich op die manier heel natuurlijk (moeten en mogen) ontwikkelen, betekent automatisch ook dat ouders mee moeten veranderen. Ook voor ouders verandert hun rol.
Sommige kinderen vinden deze veranderingen lastig. Ze weten zich op hun nieuwe school geen houding te geven en worden daardoor juist heel assertief of stellen zich ondergeschikt op. Ook vinden kinderen de sociale situaties lastig in te schatten en kunnen ze de verschillende verhouding nog niet peilen. Dan ligt pesten op de loer. Dit geldt ook voor kinderen met autisme. Uit onderzoek (Begeer et al. 2015) blijkt dat naarmate kinderen meer autistische kenmerken ze hebben (en daarmee ook meer problemen in de omgang met leerproblemen), ze eerder slachtoffer dan dader worden van pesten.
Wat is pesten?
Als definitie van pesten wordt gehanteerd dat het gaat om systematisch en bewust agressief gedrag van een groep of individu tegen iemand met relatief minder macht/kracht met als doel deze aan te vallen, te vernederen of buiten te sluiten.
Er zijn dus drie hoofdkenmerken van pesten:
- herhaling (het gebeurt vaker, gedurende een langere tijd)
- geweld (verbaal, fysiek) dat wordt gebruikt om te kwetsen/pijn te doen
- er is een machtsverschil
Pesten heeft tot doel om controle te krijgen door schade toe te brengen. Deze schade kan verbaal, psychologisch of fysiek zijn, afhankelijk van de vorm van pesten. De functie van pesten is meer status verwerven binnen de (hiërarchie van de) eigen groep. Door te pesten laat je zien dat je de baas bent, en dat dwingt respect af. Uit onderzoek (2018) van de Radboud Universiteit blijkt dat pesten beloond wordt met populariteit. Op de middelbare school nog meer dan op de basisschool. Zijn het op de basisschool nog vooral de lichamelijk sterkere kinderen die dominant kunnen zijn en pestgedrag kunnen vertonen, op de middelbare school gaat het vaak subtieler en zijn juist de sociaal slimmere kinderen mogelijke pesters.
Waarom pesten en hoe verander je het?
Er worden vier determinanten van pestgedrag onderscheiden in de literatuur, uitgaande van het bekende ASE model:
- Attitude
- Sociale invloed
- Eigen effectiviteitsverwachting
- Intentie
De
attitude is de verwachting ten opzichte van gedrag en de houding tegenover mensen, objecten, gedrag en dergelijke. Wat vinden we sociaal gedrag, wat is wenselijk gedrag, hoe verhouden we ons tot anderen?
Als het gaat om
sociale invloed hebben we het over het gedrag dat we zien om ons heen en de sociale normen die we ervaren (de steun/druk van onze omgeving).
Bij de
eigen effectiviteitsverwachting gaat het om de inschatting van de persoonlijke competenties om het gewenste gedrag te laten zien, kortom: het vertrouwen in eigen kunnen. Deze inschatting is afhankelijk van eerdere ervaringen, van wat anderen hierover zeggen of laten zien, van de eigen overtuigingen en de eigen situatie.
Deze drie factoren hebben invloed op de
intentie om bepaald gedrag te vertonen of te veranderen. Hierop werken nog factoren die belemmerend dan wel stimulerend kunnen werken. Het gaat dan om externe factoren die een barrière of obstakel kunnen vormen (straf bijvoorbeeld) en de kennis en vaardigheden die iemand heeft.
ASE model (De Vries, 1988)
Pesten ontstaat niet vanuit het niets. Voordat je daadwerkelijk gaat pesten, moet er eerst een intentie zijn om te pesten. Ofwel je begint niet zomaar te pesten, je moet het willen doen. Om het te kunnen willen, moet je een positieve houding hebben ten opzichte van pesten en moeten de sociale invloed vanuit de peergroep en de eigen effectiviteitsverwachting sterk zijn. Je moet er iets bij te winnen hebben, bijvoorbeeld door beloond te worden door meer populariteit. Pas dan wordt aan alle voorwaarden tegemoet gekomen. Dit zijn echter dus ook meteen de voorwaarden om het pestgedrag te kunnen veranderen. Maar dan zul je álle gedragsdeterminanten moeten aanpakken. Anders werkt het niet.
Vormen van pesten
Pesters proberen op verschillende manieren controle te krijgen over hun slachtoffer(s):
- Fysiek pesten: slaan, schoppen, bijten, duwen, spugen, enzovoorts
- Bezitsgericht pesten: spullen afpakken, verstoppen of vernielen, enzovoorts
- Verbaal pesten: schelden, bijnamen geven, beledigen, roddelen, doodzwijgen, enzovoorts
- Psychologisch / relationeel pesten: buitensluiten, overslaan, isoleren, briefjes doorgeven, enzovoorts
- Digitaal pesten of cyberbullying: instagram, Facebook, e-mail, Whatsapp, Messenger, enzovoorts
Bij het psychologisch of relationeel pesten zie je dat het pesten direct (je rug toedraaien naar iemand die met je wil spelen of praten) of indirect (roddelen of gemene dingen over iemand zeggen) kan zijn. Dit geldt ook voor digitaal pesten, waarbij soms gericht vervelende berichten worden gestuurd, maar ook een like of juist niet van een bericht of bepaalde foto, hoe indirect dan ook, veelzeggend kan zijn.
Pestrollen
Als het gaat om pesten kun je verschillende functies of rollen onderscheiden, namelijk die van:
- pester
- helper (assistent)
- meeloper (aanmoediger)
- slachtoffer
- verdediger
- buitenstaander
Dat betekent dat we drie rollen onderscheiden in pesten: pesters (de leider, eventuele assistent en meelopers), het slachtoffer en de verdedigers. De buitenstaanders houden zich bewust afzijdig en maken dus geen onderdeel uit van het pesten. Dit wil echter niet zeggen dat zij geen indirecte invloed kunnen uitoefenen op het voortduren van het pesten.
De verschillende rollen kunnen wisselen en kunnen elkaar in standhouden. Iemand die zich eerst afzijdig hield als buitenstaander, kan daarna het slachtoffer gaan verdedigen of zich juist aansluiten bij de pester. Doordat anderen (meelopers) lachen bijvoorbeeld wanneer de pester een grap ten koste van het slachtoffer maakt, voelt de pester zich gesterkt om hiermee door te gaan.
Hoe vaak komt pesten voor?
Pesten lijkt op de middelbare school wat minder voor te komen dan op de basisschool. Op het VMBO wordt meer gepest dan op de HAVO of het VWO. Zo'n 7% van de leerlingen op de middelbare school wordt gepest (HBSC, 2013). In de Gezondheidsmonitor Jeugd (2015) geeft 10% van de jongeren in de tweede en vierde klas van de middelbare school aan tenminste een keer per week gepest te worden, 3% van de kinderen zegt structureel te worden gepest. Als voorbeelden van pesten worden genoemd: roddelen, vervelende berichtjes sturen, iets afpakken, spugen of iemand buitensluiten. Jongens en meisjes geven evenveel aan te worden gepest. Ongeveer 8% van de jongeren geven aan zelf wel eens te pesten. Wel zeggen jongens vaker te pesten dan meisjes (10% versus 6%). Er is een verband tussen gepest worden en zelf pesten. Wanneer je zelf bent gepest bestaat de kans dat je zelf ook gaat pesten.
Wie zijn de slachtoffers van pesten?
Vaak gaat het om:
- Kwetsbare kinderen: lage eigenwaarde, stil, ongelukkig, op hun hoede, psychosomatische klachten, slaapproblemen, onderdanig, inschikkelijk, kinderen die er niet bij horen (de meerderheid van de samenstelling van de klas bepaalt de norm; gepest word je waander accent, andere huidskleur, gezinssituatie, enzovoorts)
- Kinderen met een diagnose
- Eenmaal slachtoffer, vaker slachtoffer
- Soms reactief agressief (van slachtoffer naar dader)
Niet iedereen wordt gepest, maar iedereen kan wel gepest worden. Al was het maar, omdat we ons allemaal wel eens onzeker of niet prettig kunnen voelen.
Wat is de invloed van autisme op pesten?
Gepest worden
Kinderen met autisme kunnen het moeilijk vinden om te generaliseren. Zij benaderen elke situatie als een aparte situatie en leren dus minder makkelijk om de gemene deler eruit te halen. Zo kunnen ze elke keer verrast worden door een bepaalde reactie en voor andere leerlingen lijken ze dan erg hardleers.
Er kan sprake zijn van het misinterpreteren van sociale situaties. Dit komt onder andere door de beperktere mogelijkheden om verschillende perspectieven (buiten het eigen perspectief) in te nemen (beperkte Theory of Mind).
Ze kunnen soms moeite hebben met het lezen van gezichtsuitdrukkingen. Zo kunnen ze denken dat iemand boos naar hen kijkt of het op hen heeft gemunt. Door hierop vijandig te reageren, kunnen ze ervoor zorgen dat pesters hen in het vizier krijgen.
Wanneer een kind moeite heeft met de emotieregulatie, en dat komt nogal eens voor bij kinderen met autisme, kunnen ze hun emoties moeilijker begrijpen en beheersen. Ze kunnen daardoor snel boos worden of onbedaarlijk huilen, wat het pesten voedt, omdat pesters op die manier verzekerd zijn van een bepaalde reactie.
Kinderen met autisme vinden het soms lastig om op de juiste manier en het juiste moment om hulp te vragen. Als ze het al doen.
Door het autisme kan een kind een langzamere informatieverwerking hebben, waardoor hij of zij niet of minder adequaat kan reageren.
Zelf pesten
De Theory of Mind, dat wil zeggen het zich kunnen verplaatsen in de ander, kost vaak meer tijd en aandacht om goed te ontwikkelen. Hierdoor kunnen kinderen met autisme zelf ook pesten, omdat ze zich niet als vanzelf kunnen inleven in de ander en daarmee voorbijgaan aan de gevoelens van de ander.
Bepaalde onvoorspelbare situaties kunnen angst veroorzaken, waardoor kinderen agressief kunnen worden. Dit kan door anderen, zeker zonder kennis over autisme, worden opgevat als pesten.
Agressie in het algemeen kan zorgen voor pestgedrag, omdat kinderen het moeilijk kunnen vinden om dit agressieve gedrag goed te kanaliseren. Dit geldt overigens voor alle kinderen.
Kinderen met autisme willen vaak graag helpen, kunnen makkelijk beïnvloedbaar zijn of willen anderen nadoen. Hierdoor kunnen ze, naïef als ze kunnen zijn, de rol van helper of assistent (en zelfs van pester) op zich nemen, ook al heeft dit niet per se tot doel om macht of controle over het slachtoffer te krijgen (het gevolg is wel gelijk). Ze overzien de situatie niet of begrijpen de bedoeling van de pester verkeerd. En zoals gezegd kan het voor een kind met autisme (nog) moeilijk zijn om zich in te leven in het slachtoffer.
Wanneer weet je dat er sprake is van pesten?
Soms kun je als ouder een 'niet pluis'-gevoel hebben. Vertrouw daarop. En let anders op de volgende signalen:
- Je kind kan niet naar school willen gaan.
- De schoolcijfers kunnen (ineens) slechter worden.
- Hij of zij kan stil worden en/of zich terugtrekken.
- Kinderen kunnen ineens andere vrienden krijgen, of vrienden plotseling links laten liggen.
- Een depressie kan het gevolg zijn van (langdurig) pesten (zeker als je kind het zelf wil oplossen, en niemand erbij wil betrekken, waardoor de situatie in zijn/haar ogen steeds uitzichtlozer wordt).
Oplossingen voor pesten
Niets doen is eigenlijk geen optie. Pesten is zo schadelijk, dat er altijd iets moet gebeuren. Alle leerlingen hebben recht op een veilige sociale omgeving zodat ze zich optimaal en positief kunnen ontwikkelen. Thuis en op school.
Wat kun je als ouder doen?
Als je vermoedt of hoort dat er wordt gepest in de omgeving van je kind (en los van de rol die je kind hierin heeft), kun je je kind helpen.
Praat met je kind, met aandacht voor:
- beleving en interpretatie van het pesten
- situatie (wat gaat er vooraf aan het pesten, wat vormt de mogelijke aanleiding)
- gedrag (wat gebeurt er precies)
- mogelijke reacties op pesten
Dat betekent ook:
- Maak duidelijk dat pesten niet stoer of cool is.
- Geef kinderen de mogelijkheid om op een andere manier status te verwerven en zich populair te maken. Bijvoorbeeld door de nadruk te leggen op prestaties op verschillende gebieden, waarmee je recht doet aan de eigenheid en diversiteit van alle leerlingen: sport, schaken, tekenen, enzovoorts.
- Begin op tijd met het aanleren van sociale vaardigheden. Liefst al op de basisschool. Het geldt dan om sociale vaardigheden om niet te gaan pesten en om weerbaarheid om niet gepest te worden.
Uit onderzoek (Begeer et al. 2015) blijkt dat ook jongeren met autisme (met tenminste een ‘gemiddelde' intelligentie) vaak goed doorhebben wanneer ze zelf worden gepest en wanneer andere kinderen worden gepest. Dat betekent dat je op je kind mag vertrouwen.
- Praat met de leerkracht en zoek samen naar oplossingen. Betrek zo mogelijk de hele groep, klas of school erbij. Maak samen heldere afspraken en evalueer deze afspraken. Het is belangrijk om vinger aan de pols te blijven houden, ook al lijkt het goed te gaan.
- Als het nodig is schakel dan extra hulp in, gericht op bijvoorbeeld assertiviteit, weerbaarheid, zelfcontrole, theory of mind.
Een training gericht op het verwerven van meer Theory of Mind kan een positieve invloed hebben op:
- Begrip van gedachten en emoties van zichzelf en anderen
- Sociale afspraken en wederkerigheid in contact
- Fantasiespel
- (Pro)sociaal gedrag (inclusief het initiëren, ontwikkelen en in stand houden van sociale interacties)
Wat kan de school doen?
Een aanpak voor de hele school is de beste optie. Voor het basisonderwijs is er al veel ontwikkeld, zoals de Vreedzame school of de Kanjertraining, maar voor het voortgezet onderwijs nog niet. Het pesten onttrekt zich ook veelal uit het zicht van school en leraren (zeker als het gaat om digitaal pesten). De meeste scholen willen zich hard opstellen tegen pesten en zijn dit ook verplicht. Ze moeten namelijk zorgen voor een veilige leeromgeving. Veel scholen hebben een pestprotocol of anti-pestprogramma, onderdeel van het veiligheidsplan, waarin staat hoe de school pesten signaleert en ermee omgaat. Ze mogen echter zelf invulling hieraan geven.
Kijk op
www.pestweb.nl voor meer informatie over wat je moet doen wanneer je pest/wordt gepest of ziet dat een ander wordt gepest. De stichting School en Veiligheid besteedt op
haar website aandacht aan pesten en het anti-pestprotocol. Op
de website van de Rijksoverheid staat ook meer informatie over pesten op school.