Hoe herken je de beelddenker op school en later
Kleuters die in beelden denken missen het taalbesef. Leidsters laten het kind vaak nog een jaartje langer kleuteren. Uit onwetendheid van beelddenken en uit liefde voor de kleuter. Groep drie is het jaar van het lezen en schrijven. Alleen wanneer beelddenken de oorzaak is van het verminderd taalbesef, dan heeft een jaar extra kleuteren geen zin. Het omslagpunt om van beelden in woorden te denken, is namelijk rond het derde/ vierde jaar. De beelddenker maakt deze stap niet en blijft in beelden denken. Een extra jaar groep twee heeft dan geen zin.
De blijvende beelddenker
Als kleuter moet al duidelijk zijn of het kind dus een beelddenker of een woorddenker is. Beeldenkers blijven in beelden denken en om een fijne basisschooltijd te hebben, is het van belang dat een leerkracht hier weet van heeft. Is het eigenlijk van levensbelang, want een onbegrepen beelddenker krijgt het gevoel er niet bij te horen. Onbelangrijk te zijn en zal niet of sporadisch willen deelnemen aan het klassenproces. Een basis voor een trauma waar op latere leeftijd veel ellende uit kan voortvloeien. Een belangrijke taak om hier dus in de eerste jaren van de basisschool aandacht aan te schenken.
Kenmerken van de beelddenker als peuter en kleuter
Er zijn kenmerken om de jonge beelddenker te herkennen. Het zijn overigens ook kenmerken die bij andere diagnoses kunnen horen. Het blijft dus goed kijken naar het kind. De signalen die wijzen op een mogelijke beelddenker in groep 1 en 2 van de basisschool zijn:
- juist door het denken in beelden kunnen peuters en kleuters laat of moeilijk tot praten komen. Ze maken gebruik van hun eigen ontwikkelde woordenschat door de taal die ze horen en beelden van maken. De eigen opgedane ervaringen worden gekoppeld aan het woord en dit geeft vaak ‘kromme’ zinnen.
- de spraak is onduidelijk en wordt nog onduidelijker omdat ze binnensmonds praten. De articulatie ontbreekt. Bij kringgesprekken komt het gesproken woord er stokkend en onzeker uit (met veel euh’s). Maakt zinnen niet af, spreekt lange woorden niet goed uit en verplaatst zinsdelen. Bij verbeteren, is de kans op stotteren groot. De beelddenker heeft moeite gedachten in woorden om te zetten omdat het denken sneller gaat dan het praten. De beelddenker maakt veel gebaren bij een gesprek, praat met ‘handen en voeten’. Bij herhaaldelijk uitlachen zal de beelddenker niets meer vertellen.
- onverwachte driftbuien of paniekreacties wanneer peuters of kleuters gestoord worden bij het spel. Vanuit het niets lijkt deze reactie te komen.
- moeilijkheden bij motorische vaardigheden. In automatische processen zijn beelddenkers vaak later dan de woorddenker. Processen als: leren lopen, evenwicht bewaren, veters strikken en leren fietsen. Het kind heeft moeite met de grove motoriek zoals het vangen van een bal. Vaak zijn beelddenkers onhandig wat de kans vergroot op ongelukken. Vallen over de eigen niet gevallen bal of eigen benen.
- een beelddenker zal bij vrij kiezen van ontwikkelingsmateriaal vaak constructiemateriaal kiezen. Duplo en lego bijvoorbeeld. Ook het rollenspel (de poppenhoek) is favoriet bij beelddenkers.
- de beelddenkende peuter/kleuter heeft moeite met lange mondelinge opdrachten. Ze raken ‘de draad’ kwijt.
- beelddenkers kunnen rechts en links moeilijk onderscheiden. Een hulpmiddeltje voor de kleuter is om een rood strikje om de rechterpols te binden. Rood is rechts.
- de beelddenker heeft een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Komt op voor kleuters die buiten de groep vallen. Dit blijft tijdens de gehele basisschool periode.
- de beelddenker is emotioneel erg gevoelig. Wanneer de leerkracht persoonlijke problemen heeft dan wordt dit ‘opgepikt’. Depressiviteit of verdriet ‘neemt de peuter/ kleuter over’. Bij goed contact met de leerkracht probeert de beelddenker te troosten en extra lief te zijn.
- de beelddenker heeft een ongebruikelijke pen/ potloodgreep. Als peuter en kleuter al een punt van aandacht voor een goede pen-greep in groep drie.
Kenmerken van de beelddenker in groep drie en verder
Wanneer de beelddenker nog niet ‘ontdekt’ is zijn er voor de verdere basisschooltijd ook signalen te herkennen die aan beelddenken moeten doen denken. Ook deze signalen kunnen wijzen op andere eventuele diagnoses. De signalen die bij beelddenken horen in groep drie en verder:
- omdat de beelddenker in beelden denkt en het onderwijssysteem talig is, bouwen de beelddenkers een taalachterstand op. Ze hebben moeite met spellen en met woorden die geen beeld hebben (de lege woorden). Lege woorden als: omdat, het, de, die en bijvoorbeeld, maar. Hét communicatiemiddel voor de beelddenker zijn beelden. Beelddenkers maken om iets duidelijk te maken dan ook veel gebruik van gebaren, aanwijzen, voordoen of tekenen.
- door het moeilijk kunnen uiten in taal, kan de beelddenker stil en zwijgzaam zijn in de groep. Maar ook de clown van de groep.
- beelddenkers gebruiken weinig woorden waardoor zinnen kort en onvolledig zijn. De beelddenker hoort het zelf niet, want in het hoofd zijn de beelden wel volledig. De woorden waar geen beelden voor zijn, hebben dan ook geen betekenis voor de beelddenker.
- het is moeilijk om van beelden naar woorden te ‘vertalen’. Antwoorden laten op zich wachten en daardoor lijkt de beelddenker onwillig, sloom, lui en warrig.
- de beelddenker lijkt moeilijk te kunnen luisteren. Een gegeven opdracht wordt niet helemaal uitgevoerd. De beelddenker ziet het totaalbeeld van de opdracht, de bedoeling, niet. De informatie in is teveel en bij de verwerking in beelden is de opdracht al ‘klaar’, wat in werkelijkheid niet zo is.
- een beelddenker heeft moeite met spreekwoorden, uitdrukkingen en overdrachtelijk taalgebruik. Ze nemen dit vaak letterlijk op. Maken beelden bij het spreekwoord: een bord voor zijn kop hebben of als twee druppels water.
Twee druppels water.
- De beelddenker is snel afgeleid waardoor het lijkt of het kind een verminderd concentratievermogen heeft. Het zijn de geluiden, de kleuren, geuren, het voelen en emoties, die binnenkomen. Iets wat buiten gebeurd daar is de beelddenker bij. Hij of zij is als het ware verbonden met de situatie. Emoties worden als echt ervaren. Ze beleven een gebeuren alsof ze er werkelijk bij zijn.
- een beelddenker spelt fonetisch. Zoals het gehoord wordt, wordt het gespeld. Fietsen wordt vietsen.
- beelddenkers maken soms een dromerige en afwezige indruk. Eén woord van de leerkracht kan een beeld oproepen waar de beelddenker een soort ‘film’ van maakt. Het gebeurt zonder dat het de bedoeling is.
- een beelddenker heeft moeite met de zaken op een rijtje te zetten. Moeite met structuur aanbrengen zoals de tijd in de gaten houden, sportkleding meenemen wanneer er gymles is, wanneer de toetsen zijn of het plannen van huiswerk maken. Een agenda of planbord kan een steuntje zijn.
- de beelddenker raakt verward van letters, getallen volgorden en verbale uitleg. Bij getallen zitten geen beelden in het hoofd en rekenen gaat moeizaam.
- de beelddenker leest en herleest. Bij terug vragen; “vertel nu wat je gelezen’, weet de beelddenker het niet. Net als bij het op papier zetten: de beelddenker kent de antwoorden maar krijgt het niet op papier, niet het talige.
Kenmerken van de gave beelddenken
Beelddenkers kunnen het erg moeilijk hebben op de basisschool waar het lesonderwijs gericht is op het talige, op de woorddenkers. Gelukkig wordt er langzaam rekening gehouden met een beelddenker in het basisonderwijs. Door beelddenkers te leren hoe ‘anderen’ de dingen beleven en om een beelddenkers handvatten te geven om mee te kunnen komen in het talig onderwijs. Maar beelddenkers zijn eigenlijk uniek. Ze hebben een aantal kenmerken welke de wereld er anders uit zal laten zien, wanneer 90% van de bevolking een beelddenker zou wezen. De unieke eigenschappen:
- beelddenkers hebben een goed inlevingsvermogen, zijn sociaal bewogen (antipathie tegen onrecht) en zeer empathisch. Komen vaak op voor het kind wat gepest wordt. Dit blijft levenslang.
- beelddenkers kunnen buiten kaders denken (driedimensionaal) en dit maakt ze bijzonder vindingrijk en creatief. Beelddenkers zien dan ook vaak oplossing waar anderen deze niet zien.
- beelddenkers zien het totaalbeeld. Waar de woorddenker stapje voor stapje naar het totaal gaat ziet de beelddenker meteen naar het geheel. Dit geeft kwaliteiten als goed kunnen organiseren en leiding geven.
- beelddenkers hebben een brede belangstelling en zijn doorzetters.