Volksopstand in Egypte verdrijft regime president Mubarak

Volksopstand in Egypte verdrijft regime president Mubarak Geïnspireerd door de verdrijving van het Tunesische bewind in januari 2011, gingen ontevreden Egyptenaren die maand massaal de straat op om gehoor te vinden voor hun economische en politieke eisen. Ondanks het gewelddadige staatsoptreden hield het verzet aan, en met succes. Uiteindelijk zag president Hosni Mubarak zich op 11 februari gedwongen om na dertig jaar zijn functie neer te leggen. Een (militair) overgangsbewind zou Egypte op weg moeten helpen naar hervormingen en vrije verkiezingen.
Tunesië en Egypte
Protesten kwamen in Egypte al veel eerder voor, maar op kleiner schaal en zonder het bewind in gevaar te brengen. De voedingsbodem voor de sociale onrust vertoonde overeenkomsten met die in Tunesië. Beide landen hadden een heel jonge bevolking, die sterk was getroffen door werkloosheid. In Egypte was ongeveer 60 procent jonger dan dertig jaar en was het aandeel van jongeren in de werkloosheid zo’n 90 procent.

De Tunesische bevolking was echter hoger opgeleid dan de Egyptische, waarvan een derde deel analfabeet was. Ook de dichtheid van internet – dat van groot belang was als communicatiemiddel tussen betogers - was in Egypte geringer. Het telde 17 miljoen aansluitingen op in totaal 80 miljoen inwoners, tegenover 3,6 op 10 miljoen in Tunesië.

Belangrijk verschil was ook dat het Egyptische leger veel nauwer dan in Tunesië was verbonden met het regime en een zeer sterke machtspositie in de samenleving had. Alle presidenten vanaf het uitroepen van de republiek Egypte in 1953 waren afkomstig uit de strijdkrachten en ook talloze andere prominente functies werden bekleed door (ex-)militairen. Zij hadden bovendien grote economische belangen, bezaten veel land en domineerden de wapenindustrie.

Evenals Tunesië stond Egypte bekend om zijn schending van burgerrechten, frauduleuze verkiezingen en harde repressie. In beide gevallen was dat formeel gericht tegen moslimfundamentalisten. In de praktijk werd echter álle oppositie hard aangepakt. Deze onderdrukking was door het Westen altijd geaccepteerd als kleinste kwaad omdat het evenzeer bevreesd was voor een fundamentalistische islam. Belangrijker voor deze acceptatie was wellicht dat Egypte een centrale rol in de Arabische wereld werd toegedicht, onder meer door zijn goede betrekkingen met Israël. Ook speelde daarbij een rol dat het tot Egypte behorende Suezkanaal van groot belang was voor de wereldhandel.

Dag van de Woede luidt massale protesten in

Op 25 januari 2011, door betogers uitgeroepen tot Dag van de Woede, alsmede de daarop volgende dag gingen tienduizenden Egyptenaren de straat op om te protesteren tegen het regime van president Mubarak. In de hoofdstad Caïro bezetten betogers het Tahrirplein (Bevrijdingsplein).

Dag van de Woede 25 januari 2011 / Bron: Muhammad Ghafari, Wikimedia Commons (CC BY-2.0)Dag van de Woede 25 januari 2011 / Bron: Muhammad Ghafari, Wikimedia Commons (CC BY-2.0)
Volgens een opgave van de autoriteiten werden zeker duizend mensen gearresteerd. In totaal vielen deze twee dagen zes doden - vier betogers en twee agenten - en een veelvoud aan gewonden. De regering waarschuwde dat ze geen demonstraties meer zou dulden, maar de protesten herhaalden zich op 28 januari in Caïro en steden als Alexandrië en Suez. Gebouwen van de regerende Nationale Democratische Partij (HDW) werden in brand gestoken. Die dag vielen er zeker twintig doden.

Het overheidsoptreden tegen de betogers kwam van de politie, die rubberkogels, waterkanonnen en traangas inzette. Het leger, dat alom aanwezig was met tanks en gepantserde voertuigen, greep daarentegen niet in.

De contacten tussen betogers werden bemoeilijkt doordat de autoriteiten eind januari over waren gegaan tot het blokkeren van belangrijke communicatiekanalen. Internet raakte steeds onbereikbaarder, het verkeer per sms en mobiele telefoon werd beperkt en de toegang tot sociale media als Facebook en Twitter - gebruikt om demonstranten de straat op te krijgen – werd afgesloten.

Sociale media speelden belangrijke rol / Bron: Essam Sharaf, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Sociale media speelden belangrijke rol / Bron: Essam Sharaf, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)

Mubarak-aanhangers vallen betogers aan

Op 1 februari bereikten de vreedzame protesten een climax, toen meer dan een miljoen mensen zich rond het Tahrirplein verzamelden en het aftreden van Mubarak eisten.

Een gewelddadige reactie bleef echter niet uit. De volgende dag vielen aanhangers van Mubarak betogers aan door met paarden en kamelen op hen in te rijden en door het gebruik van molotovcocktails, stokken, messen en knuppels. Ook journalisten en medewerkers van mensenrechtenorganisaties werden aangevallen, mishandeld of gevangengezet. Er vielen een aantal doden en ruim vijftienhonderd gewonden.

De acties wezen op een georganiseerd karakter, een gangbare praktijk onder het Egyptische bewind. Zo hadden organisaties als Human Rights Watch (HRW) en Journalisten Zonder Grenzen (RSF) al jaren eerder gemeld dat bij verkiezingen politieagenten, al dan niet in burger, en baltaguis (‘straattuig’) door het bewind waren ingehuurd om politieke tegenstanders te intimideren en met geweld tegen hen op te treden. Dit zelfde scenario herhaalde zich nu.

Dag van Vertrek 4 februari 2011 / Bron: Mona sosh, Wikimedia Commons (CC BY-2.0)Dag van Vertrek 4 februari 2011 / Bron: Mona sosh, Wikimedia Commons (CC BY-2.0)
Het geweld ebde langzaam aan weg en op 4 februari werd in Caïro opnieuw massaal gedemonstreerd in het kader van wat de Dag van Vertrek - van de president - werd genoemd. Soortgelijke protesten volgden de dagen erna en op 9 en 10 februari gingen duizenden Egyptenaren in staking.

Positie president wordt onhoudbaar

In een poging het verzet de wind uit de zeilen te nemen, had president Mubarak op 29 januari het Egyptische kabinet van premier Ahmed Nazif ontslagen. Twee dagen later trad een nieuwe regering aan onder leiding van Ahmed Shafiq (69), op dat moment minister van Burgerluchtvaart. De zeer impopulaire minister van Binnenlandse Zaken Habib el-Adli – het gezicht van het Egyptische repressieapparaat – keerde daarin niet terug.

Omar Suleiman / Bron: Cherie A. Thurlby, Wikimedia Commons (Publiek domein)Omar Suleiman / Bron: Cherie A. Thurlby, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Eveneens op 29 januari benoemde de president Omar Suleiman (74) tot vicepresident, die de daarop volgende dagen een aantal taken van Mubarak overnam.

Het was echter nauwelijks voorstelbaar dat deze, als nieuw gezicht van het bewind, enig vertrouwen onder de betogers zou weten te wekken.
Als hoofd van de Algemene Inlichtingendienst (GIS) was hij de hoofdverantwoordelijke voor het systematisch gebruik door ondergeschikten van foltermethoden bij het verhoren van gevangenen.

Volgens mensenrechtenactivisten was in minstens één geval aangetoond dat Suleiman zelf een gevangene had gemarteld en dat hij in een ander geval opdracht had gegeven een gedetineerde te laten doden.

In een televisietoespraak van 1 februari verklaarde Mubarak niet van plan te zijn zich verkiesbaar te stellen voor de voor september geplande presidentsverkiezingen. Maar hij zou ook niet voortijdig opstappen, zoals de betogers eisten. Wel werd op 3 februari bekend dat zijn jongste zoon Gamal (47), die jarenlang gold als de gedoodverfde nieuwe president, geen kandidaat zou zijn. Ook trok Gamal zich terug uit het bestuur van de presidentiële partij HDW.

Nieuwe concessies volgden op 7 februari, toen een loonsverhoging van 15 procent werd aangekondigd voor de zes miljoen ambtenaren en beloofd werd dat de prijssubsidies voor eerste levensbehoeften werden gehandhaafd. Tevens zou een commissie worden gevormd die grondwetswijzigingen moest voorstellen, onder andere om meer vrijheid van kandidaatkeuze bij presidentsverkiezingen mogelijk te maken.

Mohamed Hussein Tantawi  / Bron: Helene C. Stikkel, Wikimedia Commons (Publiek domein)Mohamed Hussein Tantawi / Bron: Helene C. Stikkel, Wikimedia Commons (Publiek domein)
De tegemoetkomingen bleken niet meer te helpen en op 11 februari trad president Mubarak af. Het landsbestuur kwam, in afwachting van parlements- en presidentsverkiezingen, voorlopig in handen van een Opperste Militaire Raad. Deze stond onder leiding van minister van Defensie Mohamed Hussein Tantawi (75), die in Mubarak’s laatste kabinet ook vicepremier was. Vicepresident Suleiman verdween naar de achtergrond.

Egypte krijgt nieuwe regering

De op 31 januari aangetreden premier Ahmed Shafiq, een vertrouweling van de afgetreden president, legde op 3 maart zijn functie al weer neer. Shafiq werd opgevolgd door Essam Sharaf (59), een vroegere minister van Transport (2004-2005) die sindsdien het bewind van Mubarak herhaaldelijk had bekritiseerd. In januari had hij zich aan de zijde van de demonstranten geschaard, reden waarom zijn benoeming door de oppositie positief werd beoordeeld. Op 7 maart werd Sharaf’s regering beëdigd.

Hosni Mubarak: dertig jaar aan de macht

Hosni Mubarak / Bron: Presidenza della Repubblica, Wikimedia Commons (CC BY-1.0)Hosni Mubarak / Bron: Presidenza della Repubblica, Wikimedia Commons (CC BY-1.0)
Mohammed Hosni Said Mubarak werd op 4 mei 1928 geboren in de plaats Kafr el Meselha, ten noordoosten van Caïro. Na opleidingen te hebben gevolgd voor officier en voor gevechtspiloot, werd hij in 1964 hoofd van de Egyptische militaire vertegenwoordiging bij de voormalige Sovjet-Unie, drie jaar later directeur van de luchtmachtacademie en in 1969 stafchef van de luchtmacht. Mubarak werd in 1972 onderminister van Defensie en in 1973 luchtmaarschalk.

Toenmalig president Anwar Sadat benoemde Mubarak op 15 april 1975 tot vicepresident. Na de moord op Sadat op 6 oktober 1981 werd hij president. Tegelijk werd de noodtoestand afgekondigd, die tot in 2011 van kracht zou blijven en volgens critici werd gebruikt om politieke tegenstanders systematisch monddood te maken. Mubarak werd als president herkozen in 1987, 1993, 1999 en 2005, maar geen van deze verkiezingen verliep eerlijk.

De oppositie werd met grootschalige repressie aangepakt en op mensenrechtengebied ontwikkelde Egypte een kwalijke reputatie. Onder Mubarak’s bewind werd de economie geliberaliseerd. In de regio zette de uitgesproken prowesterse president zich vooral in voor een betere verstandhouding tussen Israël en de Arabische landen.

Maatregelen tegen familie Mubarak

Een rechtbank in Caïro bevroor op 8 maart de tegoeden van Mubarak, diens vrouw Suzanne en van hun twee zoons Gamal en Alaa en hun echtgenotes.

De voormalige president werd op 13 april onder huisarrest geplaatst in het ziekenhuis in Sharm el-Sheikh. Daar was hij een dag eerder opgenomen nadat hij tijdens een ondervraging een hartaanval had gekregen. Over zijn gezondheidssituatie bleven tegenstrijdige berichten de ronde doen. Eveneens op 13 april werden Mubarak’s van corruptie verdachte zoons gearresteerd.

Suzanne Mubarak (70) werd op 13 mei vanwege een paniekaanval op de intensive care in Sharm el-Sheikh opgenomen. Die dag hadden aanklagers gelast dat zij vijftien dagen zou worden vastgehouden voor verder onderzoek.

In afwachting van een aanklacht wegens ernstige vergrijpen, zoals de verantwoordelijkheid voor de dood van honderden betogers, werd Hosni Mubarak op 28 mei al vast veroordeeld tot een boete van omgerekend 23 miljoen euro. De straf werd opgelegd wegens het afsnijden van mobiele telefoon- en internetverbindingen tijdens de protesten tegen zijn regime.

Referendum en verkiezingen

Op 19 maart vond in Egypte een referendum plaats over een wijziging van de grondwet, die onder meer voorzag in vrije verkiezingen en een beperking van de macht van de president. De opkomst was met 41 procent laag en een meerderheid van 77 procent stemde vóór de wijzigingen. Het militaire bewind kondigde daarna parlements- en presidentsverkiezingen aan, die in respectievelijk september en november zouden worden gehouden. Volgens de oppositie was dat te snel omdat partijen in wording meer tijd nodig hadden om zich te organiseren.

De onder het vorige bewind verboden Moslimbroederschap was wel gereed voor verkiezingsdeelname. Ze had een uitgebreid sociaal netwerk kunnen opbouwen en werd informeel vertegenwoordigd door onafhankelijke parlementariërs. De Broederschap moest zich echter eerst ontbinden omdat de Egyptische grondwet geen partijen op religieuze grondslag toestond. Ze werd vervolgens omgevormd tot Vrijheids- en Gerechtigheidspartij. Ze zou géén eigen presidentskandidaat naar voren schuiven en verklaarde – anders dan vaak over haar werd beweerd – géén islamitische staat na te streven.

Arrestaties en veroordelingen Mubarak-getrouwen

In de maanden april, mei en juni werden twee belangrijke Mubarak-getrouwen aangehouden en werd een aantal hoge functionarissen van het voormalige bewind tot hoge straffen veroordeeld.

Ahmed Nazif / Bron: World Economic Forum from Cologny, Wikimedia Commons (CC BY-SA-2.0)Ahmed Nazif / Bron: World Economic Forum from Cologny, Wikimedia Commons (CC BY-SA-2.0)
Op 11 april werd voormalig premier Ahmed Nazif wegens corruptie opgepakt: hij zou ruim 10 miljoen euro aan belastinggeld hebben verduisterd. Nazif (58) had het Egyptische kabinet geleid tot 29 januari, toen hij door Mubarak ontslagen werd bij wijze van concessie aan de betogers.

Voormalig minister van Binnenlandse Zaken Habib el-Adli (73) kreeg op 5 mei twaalf jaar cel opgelegd wegens corruptie en het witwassen van geld. Hij werd echter vooral geassocieerd met het beruchte Egyptische veiligheidsapparaat, waarvan hij als minister formeel hoofd was. Daarvoor zou hij ook nog terecht staan.

Oud-minister van Toerisme Zoheir Garrana (1959) werd op 10 mei veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens misbruik van overheidsgelden bij het verlenen van toerismevergunningen.

Ahmed el-Maghrabi (1945), onder Mubarak minister van Huisvesting en Stedelijke Ontwikkeling, kreeg op 26 mei een straf van vijf jaar opgelegd. Ook hij werd schuldig bevonden aan corruptie.

Op 4 juni volgde de veroordeling bij verstek van de naar Libanon uitgeweken oud-minister van Financiën Youssef Boutros-Ghali (58). Hij kreeg dertig jaar gevangenisstraf en een boete van omgerekend ruim 8 miljoen euro wegens corruptie en machtsmisbruik.

In zijn huis op Mallorca werd op 15 juni de rijke Egyptische zakenman Hussein Salem (77) gearresteerd. Hij was een vertrouweling van Mubarak en zou een centrale rol hebben gespeeld in een netwerk van corruptie rondom de oud-president.

Tenslotte werd op 25 juni de voormalige minister van Handel en Industrie Rachid Mohamed Rachid (56) bij verstek tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens verduistering van staatsfondsen. Hij was in februari naar Dubai gevlucht.

Zorg over nakomen beloften

Onder degenen die de val van het bewind-Mubarak hadden bewerkstelligd, bleef ongerustheid bestaan over het optreden van de nieuwe machthebbers. Betogers wensten dat er een einde kwam aan de nog steeds sterke invloed van functionarissen die onder Mubarak hadden gediend. Ook ageerden zij tegen een wetsvoorstel dat demonstraties en andere protestacties strafbaar stelde als ze de economie schade toebrachten. Zij vreesden dat het recht op vrije meningsuiting geschonden bleef worden, onder andere blijkend uit een uitgevaardigd verbod om via de media het leger te bekritiseren.

De zorg werd ook gevoed toen mensenrechtenorganisatie Amnesty International (AI) op 18 mei een rapport uitbracht. Daaruit bleek dat martelingen nog steeds voorkwamen, burgers berecht bleven worden door militaire rechtbanken en de vrijheid van vergadering werd ingeperkt.

Nieuwe protesten en concessies

Om het militaire bewind aan haar toezeggingen te herinneren, verzamelden zich op 18 februari enkele miljoenen mensen op het Tahrirplein in Caïro.

Ook in de daarop volgende maanden kwamen verscheidene malen grote aantallen mensen op de been voor de ‘redding van de revolutie’.

Honderdduizenden betogers 8 april 2011 / Bron: Jonathan Rashad, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)Honderdduizenden betogers 8 april 2011 / Bron: Jonathan Rashad, Wikimedia Commons (CC BY-3.0)
In de nacht van 8 op 9 april kwam het tot confrontaties met de politie, waarbij twee doden en achttien gewonden vielen.

Op 28 juni lieten ook nabestaanden van dodelijke slachtoffers nadrukkelijk van zich horen. Zij waren verontwaardigd over de traagheid waarmee de vervolging van de verantwoordelijken werd aangepakt. ’s Avonds werd er in het centrum van Caïro vanuit een groep van zo’n vijfduizend betogers met stenen gegooid en zetten Egyptische veiligheidstroepen traangas in. Er vielen tientallen gewonden.

Op 8 en 9 juli betoogden honderdduizenden mensen in Egyptische steden voor een snellere berechting van belangrijke functionarissen onder het regime van Mubarak. Ook werd opnieuw het Tahrirplein in Caïro bezet.

De militairen kwamen op 13 juli de betogers tegemoet met de aankondiging dat 669 politieofficieren die betrokken waren bij het optreden tegen demonstranten met pensioen werden gestuurd. Van hen zouden er 37 aangeklaagd worden voor moord. Premier Sharaf had op de maatregel aangedrongen, maar vond daarvoor aanvankelijk geen gehoor bij het militaire bewind en stuitte ook op weerstanden bij zijn minister van Binnenlandse Zaken Mansour el-Essawy.

Essam Sharaf / Bron: Nabil Omar, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Essam Sharaf / Bron: Nabil Omar, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
Het militaire bewind had zich ook verzet tegen het voornemen van de premier om een aantal kabinetsleden die al onder Mubarak hadden gediend, door anderen te vervangen. Maar op 17 juli bracht Sharaf toch een aantal wijzigingen aan in zijn kabinet, waardoor het aantal door de oppositie bekritiseerde bewindslieden verder terugliep.

Economische gevolgen

De omwenteling had op economisch gebied negatieve gevolgen. In januari had een aantal internationale ondernemingen vanwege de onrust al personeel en gezinsleden geëvacueerd of zelfs de activiteiten stilgelegd.

Vooral het toerisme kreeg harde klappen. Tijdens het eerste kwartaal daalde het aantal bezoekers volgens officiële cijfers van 22 mei met 45,7 procent ten opzichte van dezelfde periode in 2010. Toerisme was voor Egypte van groot belang, want de sector vertegenwoordigde ca. 6 procent van het bruto nationaal product en ruim 10 procent van de actieve bevolking was er, direct of indirect, werkzaam.

Slachtoffers

Uit het rapport van een officiële onderzoekscommissie dat op 19 april verscheen, bleek dat voor de Egyptische revolutie een hoge menselijke prijs was betaald. Zeker 846 betogers waren tijdens de demonstraties om het leven gekomen en meer dan 6.400 mensen raakten gewond. Ook vonden 26 politiemannen de dood. Het rapport was gebaseerd op getuigenissen van ruim zeventienduizend functionarissen en ooggetuigen, alsmede op achthonderd videoclips en foto’s van getuigen.

Volgens het rapport had de politie buitensporig veel geweld gebruikt. Dat had veelal een willekeurig karakter, hetgeen onder meer bleek uit het grote aantal mensen dat kogelwonden in borst en hoofd had en die hen waren toegebracht door scherpschutters op omliggende gebouwen. Omdat deze veiligheidsagenten daarvoor toestemming moesten hebben gehad van Mubarak, achtte het rapport de oud-president medeplichtig aan het doodschieten van betogers.

Dit artikel maakt deel uit van een special over de Arabische Lente. Daarin komen achtereenvolgens Mauritanië, Tunesië, Egypte, Bahrein, Saoedi-Arabië, Oman, Jordanië, Syrië, Marokko, Jemen en Libië aan bod.
© 2011 - 2024 Vitas, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De moslimbroederschap"Allah is ons doel, de profeet is onze leider, de Koran is onze wet, Jihad is onze manier. Sterven voor Allah is onze gr…
Vrouwelijke internetactivisten in de Arabische wereldDe Arabische Lente zorgde voor veranderingen in deze regio. Opvallend is de rol van internetactivisten in deze protesten…
De derde tussenperiode in EgypteDe derde tussenperiode in EgypteDe derde tussenperiode in Egypte 1070-525 v.Chr. kenmerkte zich door een toenemend verval, waarbij met regelmaat Libyers…
Hassan al-Banna, stichter van de MoslimbroederschapHassan al-Banna is de stichter van de Moslimbroederschap, een beweging die volgelingen heeft over de hele wereld. De bew…

Profiling: research-technieken bij (serie)moordenaarsSinds de film 'The Silence of the Lambs' (1991) met Anthony Hopkins in de hoofdrol van Hannibal Lecter, de kannibaal, be…
Bronnen en referenties
Vitas (15 artikelen)
Laatste update: 04-03-2012
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Internationaal
Bronnen en referenties: 13
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.