Filosofie voor beginners: De 18e eeuw; Locke, Berkeley, Hume
In de 18e eeuw kwam er steeds meer kritiek op het rationalisme. Deze denkwijze was typerend geweest voor de filosofie van de 17e eeuw. Ook in de middeleeuwen en bij Socrates en Plato kwam het rationalisme voor. In de 18e eeuw was er een verschuiving naar het empirisme. De empiristische filosofen gingen ervan uit dat we geen enkel bewustzijn hebben voordat we zintuiglijke ervaringen hebben opgedaan. De belangrijkste empiristen- of ervaringsfilosofen- waren Locke, Berkeley en Hume, allen Britten.
De informatie van dit artikel komt uit het boek "De wereld van Sofie" van Jostein Gaarder. Zie de special
De wereld van Sofie: een geschiedenis van de filosofie
Locke
de vraagstellingen
Locke probeerde op twee vragen antwoord te krijgen: "Waar halen mensen hun gedachten en voorstellingen vandaan?" en "Kunnen wij vertrouwen op wat de zintuigen ons vertellen?"
Het bewustzijn is een onbeschreven blad
Locke herhaalt veel beweringen van Aristoteles (zie
Filosofie voor beginners: Socrates, Plato, Aristoteles ). Locke stelt dat mensen geen aangeboren ideeën of voorstellingen van de wereld hebben. We weten volgens hem zelfs helemaal niets over de wereld waarin we terechtkomen, voordat we die hebben gezien. Oftewel, alle gedachten en voorstellingen die wij hebben, zijn alleen maar een reflectie van wat we hebben gezien en gehoord. Als wij wel een idee of voorstelling hebben die niet in verband kan worden gebracht met iets wat we hebben meegemaakt, dan is dat een valse voorstelling. Bijvoorbeeld: als we een woord als "God", "eeuwigheid" of "substantie" gebruiken, dan staat ons verstand stil. Want niemand heeft God, of de "eeuwigheid", of "substantie" ervaren.
Van eenvoudig naar complex
Volgens Locke nemen wij met onze zintuigen constant dingen waar. Dit zijn de
eenvoudige ideeën of de
uiterlijke ervaring. Vervolgens ondergaan deze eenvoudige ideeën een bewerking in het bewustzijn door middel van denken, redeneren, geloof en twijfel. Zo ontstaan volgens Locke de
reflectie-ideeën, ofwel de
innerlijke ervaring. Locke maakt dus een onderscheid tussen gewaarwording en reflectie. Het bewustzijn is volgens hem dus niet alleen maar een passieve ontvanger.Locke benadrukt dat het enig wat we via onze zintuigen kunnen waarnemen,
enkelvoudige indrukkenzijn. Bijvoorbeeld bij een appel zouden dit de kleur, geur, en smaak zijn. Pas als je vaker een appel hebt gegeten, kun je denken dat je een appel eet. Volgens Locke hebben we dan
een complexe voorstelling van een appel gevormd. Kennis die niet tot enkelvoudige indrukken valt terug te leiden, is daarom valse kennis en moet worden verworpen.
Primaire en secundaire ervaringen
Locke maakt een onderscheid tussen
primaire en secundaire ervaringskwaliteiten. Met primaire kwaliteiten worden de uitgebreidheid en de massa van de dingen bedoeld, de vorm, de beweging en het aantal. Van deze eigenschappen kunnen we zeker zijn dat onze zintuigen de werkelijke eigenschappen van de dingen weergeven. De secundaire kwaliteiten zijn de zintuiglijke indrukken, zoals kleur, geur, smaak en geluid. Deze eigenschappen geven alleen de indrukken van de stoffelijke wereld op onze zintuigen weer.
Andere opvattingen van Locke
- Bepaalde ethische grondregels zijn voor iedereen vanzelfsprekend, dit het zogenaamde natuurrecht . Hij wees het christendom niet af, en evenmin het geloof in wonderen. Maar die twee dingen zijn gebaseerd op geloof en niet op overtuiging of verstand. Het bestaan van God ligt in de menselijke rede.
- Er moet een vrijheid van denken en tolerantie zijn; mannen en vrouwen zijn gelijk aan elkaar.
- Er moet in een staat een scheiding van de macht zijn; de wetgevende macht en de uitvoerende macht moeten gescheiden zijn.
Hume
Knippen en plakken
Hume wilde terug naar de manier waarop een kind de wereld beleeft - voordat alle gedachten en reflectie een plaats in het bewustzijn hebben ingenomen. Hume begint met de constatering dat de mens twee verschillende soorten voorstellingen kent. Namelijk
indrukken en
ideeën. Met indrukken bedoelt hij de onmiddellijke gewaarwording van de stoffelijke wereld. Met ideeën bedoelt hij de herinnering aan zijn indruk. De indruk is sterker en levendiger dan de herinnering eraan; de indruk is het origineel en het idee is slecht een bleke kopie. Indrukken en ideeën kunnen volgens Hume zowel
enkelvoudig als
samengesteld of
complex zijn. Aan de hand van deze begrippen probeert Hume elke voorstelling van de mens te analyseren. Van elk samengesteld begrip zoekt hij uit welke enkelvoudige ideeën er achter schuilen. Volgens Hume zijn droombeelden, de hemel en God door middel van knippen en plakken samengesteld uit enkelvoudig ideeën. Hume was een
agnosticus. Dit is iemand die niet weet of er een God bestaat.
Er bestaat geen persoonlijkheidskern
Volgens Hume is het gevoel dat je een onveranderlijke persoonlijkheidskern bezit een valse voorstelling. Een Ik-voorstelling is in werkelijkheid een lange keten van enkelvoudige indrukken die je nooit op een en hetzelfde moment hebt opgedaan. Volgens Hume is er onder of achter de opvattingen en gemoedsstemmingen die bij mensen komen en gaan, geen achterliggende persoonlijkheid. Deze opvatting deelde Hume met Boeddha.
Hypotheses verwerpen is makkelijker dan ze aannemen
Volgens Hume is het belangrijk dat mensen op basis van hun verwachtingen niet te snel conclusies trekken. Bijvoorbeeld: Als je een hele kudde zwarte paarden ziet, betekent dit niet dat er alleen maar zwarte paarden zijn. En ookal heb ik in mijn hele leven alleen maar zwarte raven gezien, betekent dat niet dat er geen witte raven bestaan. Zowel voor een filosoof als ook voor een wetenschapper is het belangrijk om de mogelijkheid dat er een witte raaf bestaat niet af te wijzen. Hetzelfde bovenstaande principe geldt voor de relatie tussen oorzaak en gevolg. Veel mensen denken bijvoorbeeld dat de bliksem de oorzaak is van de donder, omdat de donder altijd na de bliksem komt, maar in feite bliksemt en dondert het op precies hetzelfde moment.
Ethiek
Ook in zaken over ethiek en moraal verzette Hume zich tegen het rationalistische denken. De rationalisten dachten dat het onderscheid tussen goed en kwaad kon worden gemaakt door het menselijk verstand. Volgens Hume lag dit echter in onze passie of gevoel besloten. Alle mensen hebben volgens Hume het vermogen om medeleven te tonen. Maar dat heeft niets met het verstand te maken.
Berkeley
Is het alleen een droom of is het echt?Berkeley is een consequent empirist. Hij zegt dat het enige wat bestaat, is wat wij waarnemen. Maar wij nemen geen materie of stof waar. Berkeley meende dat al onze ideeën een oorzaak hebben die buiten ons bewustzijn ligt, en dat die oorzaak niet van stoffelijke maar van geestelijke aard is. Als je bijvoorbeeld op de tafel slaat, heb je een duidelijke gewaarwording van iets hards, maar de echte stof in de tafel voel je niet. Zo kun je ook dromen dat je tegen iets hard aan slaat, maar is er in een droom wel iets hards?
God is in alles
Alles wat we zien en voelen is volgens Berkeley een effect van de kracht van God. Volgens Berkeley is God intiem in ons bewustzijn aanwezig en roept daarin alle veelvouden van ideeën en gewaarwordingen op, waaraan wij voortdurend worden blootgesteld. God is de enige oorzaak van alles wat er bestaat. Ook onze beleving van tijd en ruimte bestaat alleen in ons bewustzijn. Een paar weken voor de mens hoeft voor God niet een paar weken te zijn.