Martin Heidegger, vertegenwoordiger van het existentialisme
Martin Heidegger behoort tot de bekendste en belangrijkste filosofen van de vorige eeuw. Hij werd geboren in Messkirch op 26 september 1889 en overleed op 26 mei 1976 te Freiburg (im Breisgau). Veel tijd bracht hij door in het rustige Todtnauberg, niet ver van Freiburg. De hut die hij hoog in de bergen bewoonde, staat er nog steeds. Hieronder volgt een korte samenvatting van zijn gedachten over het Zijn en een chronologische opsomming van zijn loopbaan en van de werken die hij schreef.
Martin Heidegger, de professor van Todtnauberg.
Zijn belangrijkste werk "Sein und Zeit" schreef hij hoog in de bergen van het Zwarte Woud, in
Todtnauberg, niet ver van de hoogste top, de Feldberg. Daar, in zijn primitieve houten hut, ver van de drukte van alledag, kwam hij tot diepzinnige gedachten over het Zijn van de mens en legde die neer in zijn hoofdwerk.
De oudere inwoners van Todtnauberg kunnen zich hem nog goed herinneren: de professor die ondanks zijn geleerdheid heel gewoon met hun omging. Hij bezocht de feesten van het dorp, hij ontving dorpelingen in zijn hut en leende ze zelfs nog niet uitgegeven boekwerken. Veel begrepen ze er niet van, maar ze voelden zich zeer vereerd dat de professor ze niet te gewoon vond en prijs stelde op hun eventuele mening. Ze kunnen zich nog herinneren dat er hoog bezoek kwam. Veel geleerden namen de moeite om Heidegger op te zoeken. Hij voerde dan lange gesprekken om zijn denkbeelden uiteen te zetten. Ook kwamen er studenten op bezoek. Als die in de winter kwamen, kregen ze eerst in het dorp een lesje langlaufen van
Heidegger voor ze zich aan de tocht naar boven waagden.
De eenvoudige hut van Heidegger staat er nog steeds. Het terrein er omheen en de hut zelf zijn niet toegankelijk; het is privébezit van de familie Heidegger. Rond het dorp, langs de bergflanken, loopt de
Martin Heidegger Rundweg. Een route die de professor zelf vaak gelopen heeft. vanuit de hoogte uitkijkend over het dorp.
Sein und Zeit
Heidegger, leerling van
Husserl, maakt het de lezer van "Sein und Zeit" niet gemakkelijk. Evenals veel vakgenoten "verpakt" hij zijn boodschap in zelfgemaakte woorden. Dat hoeft op zich nog geen probleem te zijn. Moeilijker wordt het als hij aan reeds bestaande woorden een nieuwe -diepere- betekenis geeft. Die nieuwe betekenis moet dan uit de context verstaanbaar worden. Veel van de terminologie van Heidegger is intussen onder filosofen gemeengoed geworden.
Het doel van Heidegger is het fenemenologisch onderzoek van het zijnde; de vraag naar de zin van het Zijn. Wat wordt er bedoeld als wij zeggen dat iets "is"? Heidegger stelt dat het fundamentele van het Zijn betekent dat het menselijk individu er is. Het gaat om het bestaan van het individu. Hij noemt dat het
Dasein. De fundamentele ontologie onderzoekt de vraag naar het dasein. Dit onderzoek levert een paar existentiële uitspraken op. Bijvoorbeeld dat "ik" in relatie sta met bepaalde inhouden van de ervaringswereld. Die relatie wordt aangeduid met het bezittelijk voornaamwoord "mijn". Het is
mijn lichaam,
mijn bewustzijn,
mijn denken,
mijn dromen, etc. Heidegger benoemt dat steeds met mijn aanduidbare met de term
Jemeinigkeit. De volgende uitspraak is dat "ik" aan een bepaalde plek in de ervaringswereld gebonden ben, hoewel ik wel de mogelijkheid bezit om mij met mijn gedachten op een andere plaats te bevinden, of mij in een ander mens te verplaatsen. Maar ik kan de mij toegewezen plaats nooit verlaten. Dasein is het geworpen zijn in het "hier". Bestaan is dus "het in de ervaringswereld zijn". Dat bestaan heeft steeds een betekenisvolle omgeving. Al het ons omringende, dat wat voorhanden is, heeft functie. In de diepste grond betekent bestaan "zorgen". Die zorg kan alleen verklaart worden uit het fenomeen "angst". Angst immers leert ons de eindigheid van alle dingen, ook van ons leven. De dood is iets afgeslotens, daarin existeert de mens niet meer; heeft geen betekenisvolle omgeving.
Omdat de dood bestaat, heeft alles wat wij doen een bijzondere betekenis en urgentie. Zonder de dood zou niets betekenisvol, urgent, zijn. De Zorg is Zijn van het bestaan, van het bestaan-ten-dode. Deze zekerheid proberen we te ontvluchten, we sluiten er de ogen voor en bouwen een schijnwereld, een wereld van het tot-niets-verplichte. Niet de wereld van het "Ik" , maar van het "Men". Dat stelt gerust.
Men doet dit,
men zegt dit...Het ontslaat ons van de eigen verantwoordelijkheid. Maar het "men" is illusoir, ik ontloop daarmee het werkelijke zijn. Door te zeggen: "Men sterft", probeert de enkeling te vergeten dat hij zelf moet sterven, dat zijn eigen dood onverbiddelijk op hem afkomt. Pas de schaduw van de eigen dood die over ons bestaan valt, maakt dit bestaan belangrijk.
De boodschap van Heideger is: trouw zijn jegens het eigen ik, echtheid, vastbeslotenheid, zichzelf zijn.
Zijn universitaire loopbaan en de verschijningsjaren van zijn werken
- 1909-1913: Studie in Freiburg; theologie, filosofie, geestes- en natuurwetenschappen.
- 1913: Promotie met dissertatie "Die Lehre vom Urteil im Psychologismus".
- 1915: "Die Kategoriën- und Bedeutungslehre des Duns Scotus".
- 1922: Bouw van de berghut bij Todtnauberg.
- 1923: Buitengewoon hoogleraar in Marburg an der Lahn tot 1928.
- 1927: "Sein und Zeit". Dit wordt gezien als zijn hoofdwerk. Het is geschreven in Todtnauberg.
- 1928: Hij wordt hoogleraar filosofie, de opvolger van Edmund Husserl, aan de universiteit van Freiburg.
- 1929: "Was ist Metaphysik?", "Vom Wesen des Grundes, "Kant und das Problem der Metaphysik".
- 1933: Gekozen tot rector van de Albert-Ludwigs-Universität te Feiburg. Inauguratierede: Die Selbstbehauptung der deitschen Universität.
- 1934: In februari legt hij zijn rectoraat neer.
- 1943: "Vom Wesen der Wahrheit".
- 1944: "Erläuterungen zu Hölderings Dichtung".
- 1945: Hij krijgt een leerverbod opgelegd door de geallieerden tot 1949.
- 1947: "Platons Lehre von der Wahrheit. Mit einem Brief über den Humanismus".
- 1950: "Holzwege".
- 1951: Emeritaat.
- 1953: "Einführung in der Metaphysik".
- 1954: "Aus der Erfahrumg des Denkens". "Vorträge und Aufsätze". "Was heisst Denken?"
- 1956: "Zur Seinsfrage", "Was ist das, der Philosophie?"
- 1957: "Der Satz vom Grund", "Identität und Differenz", "Hebel der Haudfreung".
- 1959: "Gelassenheit", "Unterwegs zur Sprache".
- 1961: "Nietzsche", deel I en II.
- 1962: "Die Technik und die Kehre", "Die Frage nach dem Ding".
- 1963: "Kants These über das Sein".
- 1967: "Wegmarken".
- 1969: "Zur Sache des Denkens", "Die Kunst und der Raum".
- 1970: "Phänomonologie und Theologie".
- 1971: "Schellings Abhandlung über das Wesen der menschlichen Freiheit".
- 1972: "Frühe Schriften".
- 1975: "Die Grundprobleme der Phänomonologie".
- 1976: "Logik. Die Frage nach der Wahrheit".
- 1977: "Phänomonologische Interpretation von Kants Kritik der reinen Vernunft".
- 1978: "Metaphysische Anfangsgründe der Logik im Ausgang von Leibnitz".
Siinds 1975 worden de verzamelde werken van Martin Heidegger met enige regelmaat uitgegeven door Vittorio Klostermann te Frankfurt.