Filosofische vragen helpen kinderen de wereld te doorzien
Kinderen leren al vroeg redeneren, filosoferen gaat een stap verder. Filosofische vragen zijn vragen die je kunt onderzoeken door erover na te denken. Interessant is vooral wat je er mee kunt in je leven. Je gaat voorbij de eigen particuliere ervaringen, denkt na over algemene abstractie ideeën. Dat doe je samen met de andere kinderen. Je luistert naar elkaar, respecteert de ander, en haakt op elkaar in. Zo ontstaat een echte dialoog. Het helpt je de wereld te doorgronden.
Wat zijn filosofische vragen?
Filosofische vragen zijn vragen die je kunt onderzoeken door erover na te denken zonder op zoek te hoeven gaan naar feiten. Het gaat niet om regels, oplossingen, concrete antwoorden of om de vraag hoe iets aan te pakken. Het gaat om conceptuele vragen over de betekenis van begrippen, over onze mensbeelden, onze opvattingen over de werkelijkheid, onze morele oordelen. We onderzoeken een vraag, bijvoorbeeld:
Wat is pesten? Waarom zou je niet mogen pesten? Wat is erger, pesten of liegen? Dat onderzoek gebeurt in de vorm van een gesprek.
Concepten
Concepten zijn begrippen die we dagelijks gebruiken, terwijl ze alleszins eenduidig zijn en daardoor nogal eens misverstanden kunnen oproepen, zoals de bekende vraag: Wat is waarheid? Of een schijnbaar simpele vraag als:
Wat betekent vriendschap voor jou? Het gaat om begrippen als: eerlijk, waar, goed, vriendschap, schoonheid, ruimte, tijd, persoon, regels, werkelijkheid, rechten, plichten, vrijheid, identiteit, geest, kunst, kennis. Door hun meerduidigheid zijn ze uitermate geschikt om te onderzoeken, erover te filosoferen: “Wat bedoel je met…? Kun je dat in andere woorden zeggen? Bedoel jij hetzelfde als wat hij zegt?”
Functioneren
Interessant is niet zozeer om tot een omschrijving van het concept te komen, dan ben je op een gegeven moment klaar en vraagt je af: is dat het nou? Interessant is vooral wat je er mee kunt in je leven, hoe functioneren die concepten? Wanneer hoef je je niet aan de regels te houden? Wat is het verschil tussen weten en geloven? Filosoferen helpt de wereld te doorgronden.
Filosofie is hetzelfde anders leren zien
Nadenken
Een filosofisch gesprek is geen discussie, je poneert geen stellingen met als doel de ander te overtuigen. Filosofie is ook geen retorica, welsprekendheid. Evenmin gaat het om goed of fout, oorzaak of gevolg, middel of doel, verschil of overeenkomst, niet om generalisaties, vergelijkingen, metaforen, bewijzen, tegenspraken, etc. Dat is allemaal belangrijk en kinderen leren al vroeg redeneren, maar filosoferen, gaat een stap verder. Als gespreksleider help je hen nadenken of de redeneerstrategieën wel goed gebruikt zijn. Er wordt veel en gemakkelijk geredeneerd, maar hoe bewust gebeurt dat? Beseffen kinderen wat ze beweren? Een
boude bewering is snel gedaan. Daarop kun je ingaan door te vragen: “Daarnet zei je… klopt dat met wat je nu zegt? Wat kun je daaruit afleiden? Wat is het gevolg van wat je zegt? Als je… vindt, geldt dat dan ook voor…? Als je dat niet juist vind, wat vind je dan van…?”
Overtuigingen
Diepgang breng je in een gesprek door te vragen naar de achterliggende redenen, dat zijn meestal onuitgesproken overtuigingen. “Kun je uitleggen waarom je dit vindt?” Of: “Waarom denk je dat? Wat wil je hiermee precies zeggen? Wil iemand hier iets over vragen?“ Volgens filosofen bestaan er geen vragen zonder ingebouwde vooronderstellingen. Een filosofisch gesprek gaat van het particuliere concrete naar het algemene abstracte. Nieuwe voorbeelden kunnen andere kanten van een kwestie zichtbaar maken. Eén van de uitdagingen van het filosoferen is om het vermogen te ontwikkelen op een andere manier over hetzelfde na te denken. Filosofie is hetzelfde anders leren zien. “Hoe zou je erover denk als je… (arm, rijk, jong, oud) was? Kan het tegendeel waar zijn? Wat zal iemand zeggen die het tegendeel vindt? Wat is het verschil tussen wat X en Y zegt? Denkt iemand daar anders over?”
Leerproces
Filosoferen is een leerproces. Aan het eind van een gesprek is het goed om te bespreken wat goed ging en wat beter kan. In een groep van 25 kinderen komen zeker verschillende standpunten naar voren. Om het proces samen te vatten kun je vragen: “Wat was de beginvraag? Welke standpunten heeft die vraag opgeleverd? Welke overwegingen hebben we met elkaar onderzocht? Denk je nu anders over de kwestie dan aan het begin van het gesprek?” Maar ook tussentijds kan het handig zijn het verloop op de flap-over samen te vatten. Ook de nieuwe inzichten kunnen daarbij komen te staan. Stel dat een kind aan zijn eerste krasse standpunt vasthoudt. Dan is het goed je af te vragen hoe dat kan en of je misschien bepaalde vragen had kunnen stellen of specifieke voorbeelden en argumenten had kunnen geven. Is het gesprek nog niet afgerond, dan kun je alvast samen met de groep een startvraag voor de volgende keer bedenken.
Verwerking
Je kunt de kinderen vragen een conclusie te schrijven, bijvoorbeeld op een werkblad, een verhaal of brief te schrijven, een tekening te maken, of in een sketch het thema te verbeelden.
Je kunt jezelf de vraag stellen wat je wilde bereiken met het gesprek. Ging het vooral om de ontwikkeling van hun denken? Vind je het belangrijk dat ze de belangrijkste gedachten kunnen vasthouden? Wil je hen op het onderwerp in laten gaan met een verdiepingsvraag waarover ze voor zichzelf kunnen nadenken? Geef je een afrondende opdracht als startpunt voor de volgende keer? Of een groepsopdracht om in kleine groepjes aan verder te werken? Je kunt ook vinden dat er genoeg gepraat is en dat het tijd is dat ieder voor zich de balans opmaakt.
Evaluatie
De filosofische dialoog is een doel in zichzelf. Dat betekent niet dat het een vrijblijvende bezigheid is die je niet kunt of hoeft te evalueren. Je kunt je het volgende afvragen:
Is er vooruitgang? Neemt iedereen aan het gesprek deel? Stellen de kinderen vragen? Richten ze zich tot elkaar of tot de gespreksleider? Brengen ze het geduld op naar anderen te luisteren? Haken ze in op elkaars ideeën? Zijn ze betrokken? Doen ze eigen ontdekkingen? Hebben ze een eigen mening? Kunnen ze die onderbouwen met argumenten? Kunnen ze hun standpunt verdedigen? Zijn ze bereidt hun mening bij te stellen? Geven ze algemene antwoorden, blijven ze bij het onderwerp, kunnen ze kritiek van elkaar verdragen? Kunnen ze tegenspraak bij zichzelf herkennen? Zijn er kinderen die het gesprek kunnen afronden?
Ook voor je eigen feedback is het belangrijk en prettig te weten of je goed bezig bent.