Het ontstaan van de filosofie in West-Europa
Mensen hebben sinds hun bestaan vragen gesteld over de verschillende verschijnselen in de wereld, zoals het ontstaan van bepaalde natuurprocessen, over goed en kwaad en over hoe we moeten leven. De manier waarop deze vragen worden gesteld en de bijbehorende antwoorden, verschillen echter wat betreft tijd en cultuur. Onder filosofie wordt een nieuwe manier van denken over deze verschijnselen verstaan, die in West-Europa omstreeks 700 jaar voor Christus in Griekenland is ontstaan.
Liefde tot de wijsheid
Het Griekse woord voor filosofie is Philosophia. Philo betekent ‘die houdt van’ en Sophia betekent 'wijsheid'. De betekenis van filosofie is dus liefde tot de wijsheid. Met andere woorden is filosofie de wetenschap die zich richt op het streven naar kennis en wijsheid. Een ander woord voor filosofie is wijsbegeerte. Vrijwel iedereen kan filosoferen, echter niet iedereen is een filosoof. De filosoof is de persoon die streeft naar wijsheid en het instrument waarmee de filosoof zich bedient zijn de zintuigen en het denkvermogen. Voorwaarde voor filosofie is het stellen van vragen, het zich verwonderen over de wereld om ons heen. Hoe ontstaan bepaalde natuurprocessen, bestaat er leven na de dood, bestaat toeval, hoe moeten wij leven?
Mythische verklaringen
Voordat de filosofie haar intrede deed, zochten mensen antwoorden op bepaalde levensvragen in religieuze verklaringen. Deze religieuze verklaringen worden mythen genoemd. Doordat er nog geen schrift bestond, werden deze mythen van generatie op generatie mondeling doorgegeven. Kenmerkend voor mythische verklaringen is dat verschijnselen in een betekenisverband komen te staan. Dit betekenisverband komt tot uiting in de verhalen die worden verteld. Een mythisch antwoord op de vraag naar het ontstaan van natuurprocessen en de strijd tussen goed en kwaad is bijvoorbeeld terug te vinden in het Scandinavische verhaal van Thor met de hamer. De hamer van Thor zorgt in dit mythisch wereldbeeld voor donder en op donder volgt regen. Door de regen kan het zaad op de velden ontkiemen en zo wordt Thor als god van de vruchtbaarheid vereerd. Ook zorgt de hamer van Thor voor bescherming tegen chaoskrachten. Ook in het Oude Griekenland bestonden vele verschillende mythes. Omstreeks 700 voor Christus begonnen Homerus en Hesiodus de verschillende Griekse mythen op te schrijven. Daarmee breekt er een tijd aan, waarbij men over de op schrift gestelde mythes begon te discussiëren.
Ervaring en verstand
Het ontstaan van de filosofie en de discussie over de bestaande mythes is in West-Europa ook nauw verbonden met het ontstaan van de eerste steden in Griekenland. De Grieken stichtten rond 700 voor Christus stadstaten in Griekenland, de Griekse koloniën in Zuid-Italië en in Klein-Azië. De stad Milete floreert in deze tijd en ambacht en handel zorgen ervoor dat deze stad een trefpunt van culturele invloeden wordt. Doordat slaven al het lichamelijke werk verrichtten, konden de vrije burgers deelnemen aan het politieke en culturele leven. Op de marktplaats, de agora, werd het gesproken woord, de logos, uitgewisseld. Het is juist hier, dat een antwoord wordt geformuleerd op de vraag wat de wereld eigenlijk is. Langzaam verschuift de mythische denkwijze naar een denkwijze die op ervaring en verstand is gebaseerd.
Natuurfilosofie: Thales uit Milete
De eerste filosofen probeerden eeuwige natuurwetten te vinden. Zij vroegen zich af welke verklaringen zij konden vinden voor de zichtbare veranderingen in de natuur en zij zochten de oerstof waaruit de natuur is opgebouwd. Dit deden zij vooral door de natuur te bestuderen. Er wordt hiermee ook een eerste stap gezet richting een wetenschappelijke denkwijze. Thales uit Milete is de eerst bekende filosoof en de eerst bekende wetenschapper. Thales vroeg zich af wat de oerstof van ‘alles’ was. Volgens Thales was water de materiële substantie waaruit de wereld is opgebouwd. Het herkenbare bewijs vond Thales in het gegeven dat al het levende zich voedt met water. Water is dus voorwaarde voor leven. Kenmerkend voor dit verkregen inzicht is dat alle verschijnselen in de natuur zijn terug te leiden naar één oorzaak. “Thales introduceert hiermee het beginsel van wetenschap: het terugvoeren van verschijnselen op één oorzaak” (Vermeulen, 2002, p. 22). Nu is tevens het contrast met de betekenisverlening in de Griekse mythen helder; van betekenisverlening naar een wetenschappelijke verklaring.
Inzicht en herkenning van de waarheid
Thales doet ook een beroep op het verstandelijk inzicht, ofwel de ratio. Hij vraagt bovendien instemming met de juistheid van zijn verklaring dat de oerstof water is. Hiermee wordt bedoeld dat de waarheid van het inzicht van Thales ook door anderen wordt herkend als de waarheid. "In de geschiedenis is de vorm van kennis waarbij de waarheid onmiddellijk 'herkend' wordt, altijd beschouwd als de hoogste vorm van kennis," (Vermeulen, 2002, p. 21). Het is dus dit inzicht in de waarheid waar filosofen zich altijd op beroepen hebben. In de klassieke oudheid werd de methode van contemplatie, ofwel innerlijke beschouwing gebruikt om tot dit inzicht te komen. Na Thales bouwen andere natuurfilosofen verder aan het natuurfilosofisch project en deze periode wordt afgesloten met de atoomleer van Democritus (ca 460-370 voor Christus). De natuurfilosofen hebben hiermee een belangrijke basis gelegd voor de latere natuurwetenschappen.
De mens centraal
Vanaf circa 450 voor Christus wordt Athene het culturele centrum van de Griekse wereld. In Athene wordt de democratie ontwikkeld en er ontstaan een volksvertegenwoordiging en rechtbanken. Volksonderwijs wordt als een belangrijke voorwaarde voor het deelnemen aan democratische processen beschouwd. Tevens werd de kunst der welsprekendheid, ofwel de retorica, belangrijk geacht. Als antwoord hierop kwam er een groep rondtrekkende leraren en filosofen richting Athene. Zij noemden zich sofisten, ofwel wijze en deskundige personen. De sofisten wezen, evenals de natuurfilosofen, de oude mythische verklaringen af. Ook waren zij sceptisch ten aanzien van de zogenaamde vaststaande verklaringen ten aanzien van de raadselen van de natuur en de wereld. De sofisten hielden zich bezig met de mens en de plaats van de mens binnen de maatschappij. De uitspraak van Protagoras (ca 487-420 voor Christus) maakt duidelijk dat de mens nu centraal staat binnen het filosofisch project: "De mens is de maat van alle dingen."
Kennis over het denken en ethiek
Socrates (470-399 voor Christus) voert de filosofie naar een hoger plan door de aandacht te richten op kennis over het denken zelf en zijn bijdrage over ethiek. Socrates voerde in de straten van Athene een redelijke dialoog met mensen. In de dialoog probeerde hij zijn gesprekspartner te helpen het juiste inzicht te 'baren'. Socrates hield zich hierbij van den domme; hij deed alsof hij niets wist. Dit noemen we Socratische ironie. De dialoog leidde tot een filosofische levenshouding waarbij zaken worden doordacht en op de proef worden gesteld. Deze Socratische methode wordt tegenwoordig nog regelmatig gebruikt bij filosofische lezingen. Ook zijn er officiële opleidingen tot Socratisch gespreksleider. Volgens Socrates ligt het menselijk vermogen om onderscheid te maken tussen goed en kwaad niet in de maatschappij, zoals de sofisten beweerden, maar in de rede zelf besloten. Het juiste inzicht leidt volgens Socrates tot juist handelen. De natuurfilosofen worden ook wel pré-socratici genoemd. Dit maakt duidelijk hoe belangrijk Socrates is geweest voor de westerse filosofie. Socrates heeft geen letter op papier gezet. Plato (427-347 v. Christus), de leerling van Socrates zal in zijn dialogen over Socrates verhalen. Plato is degene geweest die de eerste filosofieschool heeft opgericht. Hij noemde de school Academie. De filosofie heeft nu naast de agora, ook fysiek een eigen plaats gekregen. Met Socrates en Plato sluiten we de opkomst van de filosofie in West-Europa af. De filosofie staat en het zoeken naar de waarheid zal zich verder ontwikkelen.
Samenvatting en conclusie
Filosofie betekent liefde tot wijsheid. Allereerst maakt de menselijke eigenschap om zich te verwonderen over de wereld om ons heen en om vragen te kunnen stellen, het ontstaan van filosofie mogelijk. De opgeschreven mythische verklaringen en de eerste stadstaten met hun culturele invloeden op de marktplaats en de logos, de uitwisseling van het gesproken woord, hebben de weg vrijgemaakt voor de discussie over de juistheid van mythische verklaringen. Doordat mythische verklaringen niet langer voldoende antwoord gaven op de vraag naar bepaalde verschijnselen in de wereld, zoals het ontstaan van natuurprocessen, werd een denkwijze gebaseerd op ervaring en verstand ontwikkeld. Thales is de eerste (natuur)filosoof doordat hij al observerend en redenerend de waarheid zoekt naar de ene oorzaak van 'alles'. Tevens vraagt hij instemming met de waarheid; de waarheid wordt herkend. Dit inzicht in- en het herkennen van de waarheid is het hoogste doel van de filosofie van de klassieke oudheid. Met de opkomst van de democratie in Athene wordt volksonderwijs belangrijk en de sofisten beginnen vragen te stellen over de positie van de mens in de maatschappij. Socrates tenslotte zoekt kennis over het denken zelf en hij vraagt zich af of er een algemeen geldende ethiek bestaat voor de mens. De filosofie in West-Europa staat. Socrates' leerling Plato sticht de eerste Academie, waar filosofie wordt onderwezen middels de Socratische dialoog. De filosofie in West-Europa staat sinds Socrates en Plato niet stil, maar ontwikkelt zich verder gedurende de volgende eeuwen. Enkele boeken die een overzicht geven van het ontstaan van de filosofie in West-Europa zijn 'De Uitdaging van het denken', 'Goed Leven' en 'De Wereld van Sophie'.