Zin en doelen van straf: vergelding/preventie/beveiliging
Zin en doelen (functie) van straf zijn vergelding, preventie en beveiliging. De criminologie houdt zich onder andere bezig met de vraag naar de zin van het straffen en de doeleinden die de overheid met straffen kan bereiken. Er worden drie hoofdgroepen van strafrechtstheorieën onderscheiden: de absolute, de relatieve en de verenigingstheorieën.
Zin en doelen van straf
De absolute theorieën
Vergeldings- of gerechtigheidstheorie
De vergeldings- of gerechtigheidstheorie wordt wel de moeder van alle strafrechtstheorieën genoemd.¹ De zin van straf ligt volgens deze theorie in
vergelding. Het Oude testament spreek van 'oog om oog, tand om tand':
"Wie een ander zodanig slaat dat deze sterft, moet ter dood gebracht worden." (Exodus 21:12)
Dit is een oeroud vergeldingsprincipe die in veel culturen en rechtsstelsels wordt gehuldigd. De misstap van de dader moet door middel van proportionele leedtoevoeging worden tenietgedaan. Op deze wijze wordt recht gedaan en wordt de rechtsorde hersteld. De straf moet in verhouding staan met het door hem gepleegde delict of wandaad. Dus niet een hand voor een diefstal, zoals in de islamitische wet wordt bevolen. In dat geval is de evenredigheid zoek.
Uitsluitend vergelding
Doelmatigheidsoverwegingen spelen bij deze theorie geen rol. Het gaat uitsluitend om vergelding. De daad wordt in ogenschouw genomen, niet de persoon van de dader, zijn omstandigheden, het slachtoffer of de toekomst van de dader en de recidivekans.
Kritiek
Er is ook kritiek op de absolute theorieën: die zijn gebaseerd op de hoogdravende opvatting dat de overheid de zedelijke gerechtigheid dient te beschermen. De moderne staat die is voortgekomen vanuit de scheiding tussen kerk en staat, moet zich beperken tot het zorgen voor een veilige samenleving en bescherming van de belangrijkste rechtsgoederen. Er hoeft dan ook niet altijd gestraft te worden omwille van de gerechtigheid.
Ook is het verwijt dat de absolute theorieën de mens niet humaan behandelen. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de
zwakheden van de mens, die immers niet altijd rationeel en weloverwogen kiest voor delinquent gedrag.
De relatieve theorieën
Relatieve theorieën kijken niet naar het delictgedrag in het verleden, maar richten zich op het voorkomen van delictgedrag in de toekomst. Het draait bij deze theorieën niet om vergelding, maar om preventie:
- generale; en
- speciale preventie.
Generale preventie
Generale preventie wil zeggen dat de straf andere mensen moet afschrikken hetzelfde te doen en speciale preventie houdt in dat de straf moet voorkomen dat de dader in herhaling valt. Dit is een instrumentele benadering die in zijn zuiverste vorm onhoudbaar is. Immers, het gaat bij het opleggen van de straf en het bepalen van de strafmaat niet om de omvang van de schuld van de dader, maar louter om preventieve overwegingen. Het gaat om nuttigheid, maar waar blijft de gerechtigheid?
Speciale preventie
Speciale preventie richt zich op de individuele dader, het gaat om het voorkomen van recidive. Het is de vraag of een straf zo'n effect heeft of kan hebben. De recidive onder ex-gedetineerden is hardnekkig en zorgwekkend hoog. Zes jaar na uitstroom heeft 71% van de volwassen ex-gedetineerden een of meer nieuwe justitiecontacten (bron: WODC, Monitor nazorg (ex-)gedetineerden – meting 5).
Kritiek
Als de overheid zich louter ten doel stelt de dader van nieuwe delicten af te houden, zoals de relatieve theorieën beogen, dan zou kunnen worden afgezien van een straf. Aan iedere dader zou therapie of andere gedragsveranderende interventies aangeboden moeten worden. Dit druist natuurlijk in tegen ieders rechtsgevoel, het geeft onoverkomelijke principiële bezwaren.
Een ander bezwaar is dat op grond van speciaal-preventieve overwegingen, besloten kan worden tot de oplegging van maatregelen die buitenproportioneel zijn - dus niet in verhouding staan tot het gepleegde delict. Nederland kent bij voorbeeld de TBS-maatregel die in zekere zin van onbepaalde duur is. De rechter moet steeds beslissen of de maatregel al dan niet verlengd wordt. In de vorige eeuw zijn er mensen die TBS hadden opgelegd gekregen vanwege het stelselmatig plegen van lichte vermogensdelicten, soms vele jaren in een verpleeginrichting vastgehouden.
Tegen de generale preventiegedachte kunnen een aantal bezwaren ingebracht worden. Ten eerste is de mens
geen calculerende burger die een kosten-batenanalyse maakt en op basis daarvan besluit wel of niet een delict te plegen. Daders van delicten zijn juist bovengemiddeld impulsief en hebben vaak moeite hun behoeften uit te stellen, ze streven korte termijn behoeftebevrediging na. Veel daders staan onvoldoende stil bij de negatieve consequenties van hun handelswijze. De delinquent denkt niet te worden gepakt, anders pleegt hij het delict niet. Wordt de pakkans groter geacht, dan zal hij eerder afzien van het door hem geplande delict. De
pakkans is van groter belang dan de te verwachten straf. De generale preventietheorie rammelt derhalve.
Er is ook een principieel bezwaar te noemen. Er wordt misbruik gemaakt van de individuele dader om anderen af te schrikken. Ook neigt zij naar een zekere mateloosheid, want harde straffen schrikken immers af. Wil je indruk maken op potentiële daders, dan kun je maar beter geen werkstraf meer opleggen bij een winkeldiefstal, maar iemand direct naar de gevangenis verwijzen.
De verenigingstheorieën
De naam zegt het al: de verenigingstheorieën verenigen beide theorieën met elkaar. Zowel de absolute als de relatieve theorieën zijn te eenzijdig. De straf moet of als vergelding dienen omwille van de gerechtigheid of de straf moet bij de dader recidive voorkomen en andere mensen afschrikken. samengevat komt het hier op neer:
"De straf moet proportioneel zijn aan de daad en de schuld (vergelding) en op evenwichtige wijze verschillende doeleinden dienen. De boven- en benedengrens van de straf worden bepaald door de ernst van de daad en de schuld van de dader; daarbinnen bepalen speciaal- en generaal-preventieve overwegingen de soort, de maat, en de modaliteit van de straf."²
Hiermee wordt tegemoetgekomen aan gerechtigheid en het rechtsgevoel van burgers, aan het bevorderen van de veiligheid van de samenleving, de persoon en omstandigheden van de individuele dader, aan het voorkomen van recidive en afschrikking en niet in de laatste plaats aan het slachtoffer.
Kort en bondig:
Het doel van straffen is vergelding, beveiliging van de maatschappij en gedragsbeïnvloeding van de overtreders en van alle burgers (preventie).³
Noten:
- J.J.M. van Dijk, H.I. Sagel-Grande en L.G. van Toornvliet: Actuele criminologie; Koninklijke Vermande, 2002, vierde herziene druk, p. 200.
- Ibid, p. 211.
- Straffen in het verkeer: http://www.swov.nl/rapport/Factsheets/NL/Factsheet_Straffen_in_het_verkeer.pdf
Lees verder