Wet- en regelgeving bodemsanering en bodemverontreiniging
Al sinds de jaren 80 zijn we bezig met het saneren van verontreinigde bodems. Inmiddels denken we dat we alle verontreinigingen in beeld hebben. Sinds 2015 moeten alle verontreinigingen met menselijke risico's gesaneerd of beheerst zijn. Vanaf 2020 geldt dat ook voor overige risico's (verspreidingsrisico en ecologische risico's). Het lijkt er op dat we na zo'n 35 jaar de bodemverontreiniging onder controle hebben. De Omgevingswet, die vanaf 2022 de bodembescherming regelt, speelt in op deze ontwikkeling.
Situatie onder de Wet Bodembescherming
De wetgeving voor bodemsanering is sinds 1987 geregeld in de Wet Bodembescherming. De systematiek is als volgt. Alle bodemverontreinigingen die sinds 1987 zijn ontstaan (‘nieuwe gevallen’) vallen onder de zorgplicht. Dat betekent dat ze zo snel mogelijk opgeruimd moeten worden voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is. Bij verontreinigingen die vóór 1987 zijn ontstaan (‘historische gevallen’) wordt in eerste instantie gekeken of het een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ betreft, dat wil zeggen dat meer dan 25 m3 grond of meer dan 100 m3 bodemvolume aan verontreinigd grondwater aanwezig is. Wanneer geen van deze omvangen wordt gehaald dan is er geen geval van ernstige bodemverontreiniging en dus geen saneringsverplichting. Daarna wordt gekeken of er humane, ecologische of verspreidingsrisico’s zijn. Als geen van deze risico’s aanwezig zijn dan is de verontreiniging niet spoedeisend. De sanering moet nog steeds uitgevoerd worden, maar hiervoor mag een ‘natuurlijk moment’ gekozen worden, bijvoorbeeld als toch al graafwerkzaamheden uitgevoerd gaan worden. Wanneer een of meer van de risico’s wel aanwezig zijn dan wordt door het bevoegd gezag, de provincies en de grote gemeenten die aangewezen zijn als ‘bevoegd gezag gemeente’, aangegeven binnen welke termijn de bodemsanering uitgevoerd moet worden.
Situatie onder de Omgevingswet
In 2022 treedt de Omgevingswet in werking en vervangt het de Wet bodembescherming. Dit gebeurt in eerste instantie voor de bodemaspecten in een Aanvullingswet die gelijktijdig met de Omgevingswet in werking moet treden. Op 10 juli 2009 werd het eerste bodemconvenant tussen verschillende overheden en marktpartijen ondertekend: ‘Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties 2010-2015’. Het resultaat was o.a. dat alle ernstige gevallen van bodemverontreiniging met humane risico’s in beeld gebracht zijn en bovendien gesaneerd of beheerst zijn. Het succes van het eerste convenant was mede aanleiding voor het opstellen van een tweede convenant: ‘Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020’.
Op basis van het huidige bodemconvenant zijn in 2020 alle spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging gesaneerd of beheerst. Wat overblijft zijn ernstige of niet-ernstige, niet-spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging, nieuwe gevallen van bodemverontreiniging en incidenteel ontdekte oude ernstige en spoedeisende gevallen.
Voor bodemsanering komen er algemene regels, slechts bij uitzondering is er een vergunning nodig zijn. De gemeenten zijn het bevoegd gezag. Onder de Wet Bodembescherming zijn de provincies het bevoegd gezag, en de grote gemeenten die aangewezen zijn als ‘bevoegd gezag gemeente’. De zorg voor de grondwaterkwaliteit ‘in den brede’ blijft bij de provincies. Hierbij is ook na 2018 afstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu (als eindverantwoordelijke), waterschappen en gemeenten nodig om het ‘watersysteem’ de nodige bescherming te geven zoals vereist wordt in de Europese Kaderrichtlijn Water. Sanering van historische gevallen van bodemverontreiniging is alleen nodig als de ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied dat wenselijk of noodzakelijk maken.
Knelpunten
Dit beeld is echter te rooskleurig. Bij de uitgevoerde historische onderzoeken, ook in het kader van het landsdekkend beeld, is veel te weinig aandacht geweest voor stoffen die buiten een standaardpakket vallen. Als voorbeeld kunnen asbest, mtbe in brandstoffen en geneesmiddelen worden genoemd.
Asbest
Vanaf 1945 tot de jaren 80 is asbest toegepast. Niet uitgesloten kan worden dat bij het verwerken van asbest in bouwwerken het restmateriaal al dan niet met opzet onder de bebouwing terecht is gekomen. Ook in puinlagen in of op de bodem die uit deze periode stammen kan zich asbest bevinden omdat nog geen scheiding van materialen plaatsvond voordat het puin dat vrijkomt bij de sloop verwerkt wordt tot puingranulaat. Pas de laatste jaren dringt het besef door dat men bij het aantreffen van een puinlaag alert moet zijn op de aanwezigheid van asbest.
Mtbe
Mtbe (methyl-tert-butylether) wordt aan brandstoffen toegevoegd als anti-klopmiddel. Het is daarmee de vervanger van het giftige tetra-ethyllood in loodhoudende benzine. Mtbe lost zeer goed op in water, dit in tegenstelling tot de minerale oliën die het hoofdbestanddeel van brandstoffen vormen. Bij bodemonderzoek is deze stof vaak niet geanalyseerd. Met name wanneer een bodemverontreiniging is ontstaan kan mtbe zich al veel verder verspreid hebben dan de traditionele parameters, minerale olie en vluchtige aromaten, die bij een dergelijke verontreinigingssituatie normaliter onderzocht worden. Na een klaarblijkelijk geslaagde bodemsanering kan een aanzienlijke restverontreiniging met mtbe achtergebleven zijn. Mtbe geeft grondwater al in zeer lage concentraties een benzinegeur en -smaak. Daarom is het zeker niet ondenkbaar dat de verontreiniging op enig moment bij het gebruiken van grondwater, bijvoorbeeld voor beregening, wordt opgemerkt.
Geneesmiddelen
Met het toenemen van de vergrijzing neemt ook het geneesmiddelgebruik toe. Resten van geneesmiddelen worden teruggevonden in de gemeentelijke rioleringen. Rioleringen zijn een punt van zorg omdat ze onder de grond liggen waardoor een eventuele kleine lekkage niet opgemerkt zal worden. Pas als de werking van de riolering in het geding komt is er reden om het riool te inspecteren. Op dat moment kunnen al langere tijd resten van geneesmiddelen in de bodem terecht gekomen zijn. Ook zijn onze rioolwaterzuiveringsinstallaties niet ingericht op het verwijderen van de geneesmiddelen, zodat deze in het oppervlaktewater terecht kunnen komen en vervolgens mogelijk ook in de waterbodem en het grondwater.
PFAS
Medio 2019 wordt duidelijk dat de bodem op meerdere plaatsen in Nederland verontreinigd is met PFAS. Omdat tot dat moment nog nauwelijks metingen zijn gedaan naar PFAS in de bodem, wordt in eerste instantie uitgegaan van een nul-norm voor PFAS bij het toepassen van grond. Op basis van aanvullend onderzoek zal duidelijk worden welke waarde als achtergrondwaarde voor PFAS in de Nederlandse bodem aanwezig is.
Conclusie
Eind 2020 is een groot deel van de bodemverontreinigingen onder controle of gesaneerd. Er zijn echter nog verontreinigingen met stoffen die onvoldoende aandacht hebben gehad die in de toekomst tot problemen kunnen leiden. In de nieuwe Omgevingswet wordt hier onvoldoende rekening mee gehouden. Veel gemeenten hebben geen of weinig ervaring met ernstige gevallen van bodemverontreiniging waardoor de afhandeling hiervan problematisch kan zijn. Ook hebben de gemeenten veel vrijheid om invulling aan de Omgevingswet te geven.