Vrouwenbesnijdenis binnen de Somalische gemeenschap in NL
Waris Dirie is Somalische en is het slachtoffer geworden van FGM: female genital mutilation, ofwel vrouwenbesnijdenis. Een gruwelijke ingreep waarbij de vrouwelijke geslachtsorganen geheel worden verwijderd of worden beschadigd vanwege culturele redenen. Deze traditie is diepgeworteld in de gemeenschappen die het uitvoeren. Dirie vluchtte uit haar gemeenschap toen ze veertien was en zij zet zich nu in voor de bestrijding van vrouwenbesnijdenis die zowel plaats vindt in Afrika als in Europa.
Vrouwenbesnijdenis was van oorsprong een overgangsritueel dat de volwassenheid inluidde. Deze gedachte erachter is in veel gebieden verloren gegaan, maar het wordt nog steeds uitgevoerd. Vrouwenbesnijdenis veroorzaakt ernstige fysieke en psychische problemen voor de slachtoffers zoals trauma’s en infecties. Er wordt geschat dat zo rond de 135 miljoen meisjes in de wereld een besnijdenis hebben ondergaan, waarvan een groot deel infibulatie. Dit is de ergste vorm van vrouwenbesnijdenis en in Somalië ligt dan ook het percentage geïnfibuleerde vrouwen op 98 procent (Fogteloo 2004: 12). Somaliërs vormen bovendien een grote allochtone groep in Nederland. Gevlucht uit hun geboorteland hebben ze hun cultuur meegenomen naar Nederland, en ook hun rituelen. Sinds april 1993 is iedere vorm van vrouwenbesnijdenis in Nederland verboden (Fogteloo 2004: 12). Dit wil echter niet zeggen dat besnijdenissen hier niet worden uitgevoerd. Het gebeurt veelal achter gesloten deuren. Wat ook gebeurt is dat meisjes door hun ouders op vakantie worden gestuurd naar hun geboorteland om daar alsnog te worden besneden. Daarom is het noodzakelijk dat er sancties worden genomen. Bovenal is het van belang dat er voorlichtingen worden gegeven. Jonge meisjes mogen geen gevaar meer lopen, zowel in hun geboorteland als in Nederland.
Om dit, vanuit Westerse ogen gezien, onmenselijke ritueel te kunnen begrijpen is het van belang een aantal vragen te beantwoorden. Wat houdt vrouwenbesnijdenis daadwerkelijk in en waarom hechten Somaliërs hier zoveel waarde aan? Wat zijn de gevolgen ervan voor de besneden vrouw? Waarom wordt vrouwenbesnijdenis binnen de Somalische gemeenschap in Nederland nog steeds uitgevoerd? Om dan tot slot de preventiemogelijkheden te belichten. Welke maatregelen omtrent vrouwenbesnijdenis zijn er al genomen en welke aspecten kunnen nog worden verbeterd?
De betekenis van vrouwenbesnijdenis en de sociaal-culturele achtergronden.
De term vrouwenbesnijdenis is een verzamelnaam voor verschillende genitale operaties waarbij de externe vrouwelijke genitaliën gedeeltelijk of volledig worden verwijderd. Het is dan ook een verwarrende term, omdat het geen volwassen vrouwen betreft maar meisjes. Afhankelijk van de etnische groep en welke vorm van besnijdenis varieert de leeftijd waarop dit gebeurd. Het vindt meestal plaats tussen het vijfde en twaalfde jaar (Reyners 1993: 62).
Er bestaan vier vormen van vrouwenbesnijdenis. De minst erge vorm is ‘sunna’, een prikje of sneetje in de clitoris. Hierbij gaat het met name om de symbolische betekenis ervan. Een andere gerelateerde vorm is een besnijdenis waarbij een gedeelte van de clitoris wordt weggesneden. Een derde vorm is het geheel wegsnijden van de clitoris en eventueel het bovenste gedeelte van de kleine schaamlippen. Dit heet clitoridectomie. De laatste, meest ingrijpende vorm, is infibulatie. Bij deze ingreep worden de gehele clitoris en de kleine schaamlippen verwijderd, alsmede een deel van de grote schaamlippen. Vervolgens worden de wondvlakken zo gehecht dat er een kleine opening overblijft, waardoor urine en menstruatiebloed kan vloeien (Van der Kwaak 1991: 211).
Van oorsprong is vrouwenbesnijdenis een eeuwenoude traditie, die aan het islamitisch geloof verbonden is geraakt, maar in Afrika al bestond voor het christendom en de islam (Nienhuis 2004: 209). De oorsprong van clitoridectomie en infibulatie lag namelijk ver voor de geboorte van de profeet (Reyners 1993: 76). Het is dan ook een traditie die sterk is verankerd in de cultuur. Het sluit aan bij het denken over etniciteit, seksualiteit, maagdelijkheid, schoonheid, hygiëne en man-vrouw verhoudingen. Als men spreekt over vrouwenbesnijdenis heeft men het ook wel over een fatsoencode. Een code die islamitische en pre-islamitische kenmerken combineert en bestaat uit elementen die verband houden met vrouwelijke seksualiteit en familie eer. De elementen van deze code zijn besnijdenis, kuisheid voor en na het huwelijk, reinheid, maagdelijkheid, trouw, polygamie voor mannen en monogamie voor vrouwen (Bartels 1995: 11).
Deze code brengt ons dan ook bij Somalië, het land waar infibulatie de meest gangbare vorm van vrouwenbesnijdenis is. Somalië is voor 99 procent een islamitisch land en vele Somaliërs geloven dat vrouwenbesnijdenis in de koran wordt voorgeschreven. Echter is dit niet de enige reden waarom men dit ritueel uitvoert. Het onder controle houden van de seksuele drang van vrouwen is een andere reden. Somaliërs zijn van mening dat vrouwen voor hun eigen natuur beschermd moeten worden. Een vrouw die niet infibulatie is ondergaan en dus niet ‘dicht’ is, zou vele partners hebben (Van der Kwaak 1991: 213). Wanneer een meisje geïnfibuleerd wordt, wordt ze rein gemaakt en daarmee maagd. Maagd zijn betekent voor Somalische vrouwen dat de vaginale opening afgesloten is, niet zoals in de islamitische wereld dat het maagdenvlies nog intact is (Bartels 1995: 26). Het ideale resultaat is dan ook een opening die zo klein mogelijk is, met een afmeting van een rijst- of gerstekorrel. Dit is nodig, omdat het de kans op verkrachting of zwangerschap voor het huwelijk verkleint. Ook loopt het meisje geen kans meer om gezien te worden als een ‘outcast’. Haar identiteit is gevormd. Hiermee kan infibulatie als een initiatierite, een inwijdingsritueel, beschouwd worden. Tijdens de infibulatie krijgt het meisje bovendien geen enkele vorm van verdoving. De pijn van de besnijdenis zal ze moeten overwinnen om vrouw te kunnen worden, door deze moedig te kunnen doorstaan. Alhoewel het meisje in principe nog niet als volwassene wordt gezien, maakt zij een overgang door waarbij haar identiteit verandert. Nu ze maagd is hoort ze bij de vrouwengemeenschap.
Huwelijk en moederschap worden beschouwd als de enige mogelijke levensinvulling van de vrouw. Alleen huwelijk en kinderen verlenen een vrouw status. Mede daarom is de maagdelijkheid van het meisje enorm van belang. Als het meisje door de reiniging tot maagd is gemaakt is zij in deze hoedanigheid ook een goede huwelijkspartner voor wie door haar familie een grote bruidsprijs gekregen kan worden (Van der Kwaak 1991: 213).
Een andere verklaring voor het toepassen van infibulatie is omtrent esthetische en hygiënische redenen. De hygiënische redenen slaan terug op het behoud van de reinheid. Door verwijdering van de uitwendige geslachtsorganen zal een vrouw minder afscheiding hebben doordat het aantal klieren worden verminderd. Deze afscheiding wordt als onhygiënisch beschouwd door de Somalische vrouw, doordat deze een vieze geur verspreidt en dus het vrouwenlichaam onrein maakt (Reyners 1993: 73). Wat betreft de esthetische argumenten, draait er vooral om dat Somalische vrouwen onbesneden vrouwen lelijk vinden. Ook zijn vele vrouwen van mening dat infibulatie ervoor zorgt dat hun man meer zijn voldoening krijgt in verband met de kleine vaginale opening (Cloudsley 1984: 116).
Er zijn ook indirecte redenen voor infibulatie. Infibulatie heeft op verschillende manieren een aandeel in de dorpseconomie. Vrouwenbesnijdenis is vrijwel een exclusieve vrouwenaangelegenheid en dus verschaft de praktijk ervan een inkomen aan vrouwen die de besnijdenissen uitvoeren. Veelal krijgen deze vroedvrouwen voor infibulaties, in tegen tot bevallingen, veel geld (Bartels 1995: 48). In geval van defibulatie en herinfibulatie is men bereid om grote sommen geld te betalen. Defibulatie staat voor de handeling waarbij de vaginale opening vergroot wordt. De infibulatie wordt gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Dit is noodzakelijk als tijdens de huwelijksnacht het de man zelf niet lukt dit door penetratie te doen. Er is sprake van herinfibulatie als een vrouw net een bevalling achter de rug heeft en zij de oorspronkelijke grootte van haar vaginale opening terug wil. Een andere manier waarop infibulatie invloed heeft op de dorpseconomie heeft te maken met het feit dat infibulatie en bruidsprijs nauw met elkaar verbonden zijn. De prijs die wordt betaald voor de toekomstige bruid is afhankelijk van de grootte van de vaginale opening (Van der Kwaak 1991: 214).
De gevolgen van vrouwenbesnijdenis voor de besneden vrouw.
Zoals eerder genoemd wordt vrouwenbesnijdenis door vrouwen zelf uitgevoerd. Veelal zijn het traditionele vroedvrouwen, de ‘ummuliso’. Een andere keer wordt het gedaan door een vrouw die zich in het uitvoeren van vrouwenbesnijdenis heeft gespecialiseerd, namelijk de ‘islaanta waxguda’. In de steden in Somalië wordt infibulatie uitgevoerd in de schoolvakantie van het meisje en op het platteland aan het einde van de regentijd. Er wordt in beide gevallen een moment gekozen waarop het meisje de ingreep het beste kan doorstaan. Tijdens de besnijdenis wordt het meisje vastgehouden door een aantal vrouwen. Vaak zonder enige verdoving begint de vroedvrouw bij het meisje de externe genitaliën met een mes of scheermesje weg te snijden. Voor de hechting, bij infibulatie, wordt doorgaans acaciadoornen gebruikt, omdat men zegt dat ze een verdovende werking hebben. Hierna wordt de wond bedenkt met eierdooier, suiker, olie en boomhars (Bartels 1995: 42).
Direct na de besnijdenis is de gezondheid van het besneden meisje het allerbelangrijkste. Ze wordt dan ook verzorgd door naaste vrouwelijke familieleden (Kratz 1994: 115). De eerste dagen moet het meisje met de benen aan elkaar gebonden blijven liggen. Ze krijgt weinig vocht te drinken en gerstepap te eten om te zorgen voor weinig ontlasting en ze moet liggend urineren. Zo ongeveer na zeven á veertien dagen worden haar benen weer opengemaakt. Indien de vaginale grootte van het meisje te groot blijkt te zijn of de infibulatie anderszins is mislukt, begint het gebeuren van voor af en aan (Van der Kwaak, 1991: 212).
Helaas gaat vrouwenbesnijdenis niet zonder problemen gepaard. Zowel tijdens de ingreep als na de ingreep kunnen er complicaties optreden. De gevolgen van vrouwenbesnijdenis zijn dan ook afhankelijk van het type besnijdenis, de kennis en ervaring van de besnijdster, de hygiënische omstandigheden waarin de besnijdenis plaatsvindt en natuurlijk de gezondheid van het meisje zelf op dat moment (Leye 2001: 167). Als men het heeft over onmiddellijke lichamelijke complicaties houdt dat pijn, shock, bloeding, urineretentie en infecties in. Bloed, pijn en shock staan onlosmakelijk van elkaar. Het meisje krijgt geen pijnverdoving, ze moet een afschuwelijke pijn doorstaan en samen met het zien en voelen van de bloed leidt dit tot een shock. Na besnijdenis zal het meisje bovendien hevige pijn ervaren als ze moet plassen. Vanwege angst voor deze pijn zal ze de plas dan ook bewust ophouden. Omtrent infecties loopt het meisje in eerste instantie kans op HIV besmetting als de instrumenten niet steriel zijn of als bij groepsbesnijdenissen dezelfde instrumenten worden gebruikt. Infecties kunnen ook ontstaan door bacteriën, doordat het meisje een aantal dagen met de benen tegen elkaar vast ligt. Infecties kunnen eventueel opstijgen naar de baarmoederhals, de baarmoeder of de eierstokken (Reyners 1993: 30).
Bovendien is een dodelijke afloop niet ondenkbaar als men kijkt naar de omstandigheden waaronder infibulatie wordt verricht. Infibulatie onderscheidt zich dan ook van de andere vormen van vrouwenbesnijdenis door zijn medische complicaties op langere termijn. Het ophopen van bloed in de vagina en baarmoeder kan het gevolg zijn van de te nauwe vaginale opening. Gerelateerd hieraan zijn pijnlijke menstruaties. Er is ook een grote kans op terugkomende urineweginfecties. Doordat een meisje na een geslaagde infibulatie nooit meer normaal kan plassen blijft er veelal urine achter in de vagina, wat leidt tot zogenaamde vaginastenen. Deze vaginastenen kunnen op zichzelf weer afscheiding en infecties veroorzaken. Littekenvorming kan ervoor zorgen dat geslachtsgemeenschap pijnlijk of onmogelijk is. Hiermee terugwijzend op het risico van HIV besmetting. Besneden vrouwen kunnen dit ook oplopen in geval van bloeding tijdens de geslachtsgemeenschap, maar ook bij anaal seksueel verkeer. Er wordt in het algemeen aangenomen dat dit laatste meer voorkomt bij geïnfibuleerde vrouwen dan bij vrouwen die deze vorm van besnijdenis niet hebben ondergaan (Van der Kwaak 1991: 12).
De mogelijkheid om onvruchtbaar te worden is niet uit te sluiten gezien de grote kans op chronische ontstekingen in de kleine bekken (Bartels 1995: 44). Dit blijkt tevens uit een ‘case- controlled’ studie van het Karolinska Instituut in Stockholm (Almroth e.a. 2005). Het onderzoek was uitgevoerd in Soedan. De wetenschappers vergeleken 99 vrouwen bij wie onvruchtbaarheidsproblemen niet waren gerelateerd aan hormonale factoren, eerdere operaties of onvruchtbaarheid bij de man, met 180 zwangere vrouwen. De onvruchtbare vrouwen werden laparoscopisch onderzocht. Bij een laparoscopisch onderzoek brengt de arts een fijne kijkbuis in de buikholte via een kleine insnede in de navel, voor een visuele inspectie van de verschillende organen in de buikholte. Bij nagenoeg de helft van hen werd een blokkade van beide eileiders gevonden. Onder de onvruchtbare vrouwen waren er dan ook significant meer vrouwen die de meest extreme vormen, zoals infibulatie, van vrouwenbesnijdenis hebben ondergaan. Dit deed de wetenschappers vermoeden dat genitale verminking, en dan met name infibulatie, onvruchtbaarheid kan veroorzaken door een verhoogd risico op chronische ontstekingen (Almroth e.a. 2005: 385).
Dit was echter nog niet het einde van het lijstje. Infibulatie leidt ook op verloskundig gebied tot problemen. In Somalië kunnen vele verloskundige problemen optreden doordat bevallingen vaak thuis plaatsvinden onder gebrekkige omstandigheden met hulp van een vroedvrouw. Ten eerste bestaat het feit dat een geïnfibuleerde vrouw in deze toestand niet een kind ter wereld kan zetten. Als ze niet eerst defibulatie ondergaat, het ongedaan maken van de infibulatie, loopt ze het risico ernstig in te scheuren tijdens de geboorte van haar kind. Bovendien kan het kind zuurstofnood krijgen met als gevolg hersenletsel of zelfs de dood. Ten tweede is er kans op bloedingen en kraamvrouwenkoorts, wat een doodoorzaak kan vormen voor de moeder (Bartels 1995: 44). Uitgaande dat de bevalling goed is verlopen is het logische vervolg dat de vrouw zich laat herinfïbuleren. Met alle nieuwe gevolgen van dien, een cyclus is gevormd.
Naast alle lichamelijke complicaties genoemd te hebben is het ook van belang de psychische en seksuele complicaties te belichten. Om maar te beginnen met de besnijdenis zelf: een traumatiserende en bloedige ingreep die zonder verdoving wordt uitgevoerd, terwijl de eigen moeder en naaste familieleden met fysiek geweld het betreffende meisje vasthouden. Dit heeft een zekere invloed op het meisje op het moment zelf en het zal zijn sporen nalaten (Reyners 1993: 40). Het meisje leeft naar het gebeuren toe met een gevoel van opwinding en dit gevoel slaat totaal om in angst op de dag van de besnijdenis. Ze zal zich in eerste instantie verraden voelen, maar later trots zijn dat ze de ingreep heeft doorstaan. De pijnlijke herinneringen worden door de gemeenschap de kop ingedrukt door het meisje nu vanwege haar besnijdenis sociaal en moreel te accepteren(Bartels 1995: 45) .
Wat betreft de gevolgen van infibulatie voor seksueel contact tussen man en vrouw is pijn het kernwoord. De besnijdenis vindt plaats voordat er een seksuele relatie wordt aangegaan en in deze relatie is er dan ook pijn voor de vrouw vanaf het eerste contact. Bovendien wordt het seksuele genot van de vrouw verminderd. Dit kan dan weer een aanleiding zijn tot relatieproblemen en ongewenste kinderloosheid. De man kan dan besluiten van zijn vrouw te scheiden of een tweede vrouw te nemen (van der Kwaak 1991: 12).
Vrouwenbesnijdenis binnen de Somalische gemeenschap in Nederland.
Om een totaal beeld te kunnen schetsen van de situatie binnen de Somalische gemeenschap in Nederland in de context van vrouwenbesnijdenis, is het nodig om te beginnen bij de leefomstandigheden in Somalië, de vluchtelingen en de asielprocedures van Nederland.
Somalië is meest oostelijke land in de Hoorn van Afrika. Het grootste gedeelte van de bevolking leidt een nomadisch bestaan. Etnisch gezien vormen de bewoners van Somalië één volk. Echter zijn zij verdeeld in clans. Dit zijn bevolkingsgroepen die hun afstamming traceren tot dezelfde voorouders of aanspraak maken op een gemeenschappelijke oorsprong. De leden van een clan of familie zijn onderling in grote mate verantwoordelijk voor elkaar en daarom staat verwantschap voor zekerheid en geborgenheid. Somaliërs ontlenen dan ook hun status aan het behoren tot een grote clan met een lange geschiedenis.
De huidige grenzen van Somalië zijn in de vorige eeuw willekeurig getrokken door de koloniale mogendheden Italië en Engeland. Na de ontsluiting van de regio door de aanleg van het Suez-kanaal werd deze Hoorn van Afrika in een Italiaans, een Brits en een Frans deel opgesplitst. In 1960 ontstaat dan de Somalische Republiek door samenvoeging van Italiaans en Brits Somaliland. De eerste onafhankelijke regering wordt in 1969 democratisch gekozen. In korte tijd daarna grijpt generaal Barre de macht (Bartels 1995: 18). Aanvankelijk lijkt deze generaal vooruitgang te betekenen, maar na enkele jaren verandert zijn bewind in een dictatuur. In zowel 1973 als van 1977 tot 1978 is Somalië in oorlog met Ethiopië wegens grensconflicten. Echter lijdt Somalië in dit conflict een nederlaag (Van der Kwaak e.a. 2003: 29). Na afloop is het land economisch failliet en vele Somaliërs komen in kampen terecht of zijn gevlucht. Een nieuwe vluchtelingenstroom is het gevolg van droogteperiodes in 1974 en 1978. Deze rampspoed leidt tot verzet tegen het bewind van Barre en een burgeroorlog komt op gang. Na de val van Barre in januari 1991 duurt de strijd voort. Door de aanhoudende conflicten tussen verschillende clans mislukten lange tijd de pogingen om tot een overeenkomst te komen tussen de strijdende clans (Bartels 1995: 20).
Een kleine minderheid van de vluchtelingen was in staat om de hachelijke omstandigheden in de vluchtelingenkampen of de economische en politieke malaise van het land te ontvluchten. Alleen al in de periode van 1991 tot 1994 vroegen 16.000 Somaliërs asiel aan in Nederland. Nadat asielzoekers zijn toegelaten tot de asielprocedure volgt voor hen doorgaans een verblijf van een aantal maanden in achtereenvolgens een opvang- en onderzoekscentrum en een asielzoekerscentrum. Hierna krijgt men een woning toegewezen in een willekeurige gemeente. Dit gebeurt in het kader van de Regeling Opvang Asielzoekers, de ROA. Helaas moeten vluchtelingen en asielzoekers een lange weg gaan alvorens hun veiligheid is bevestigd doordat de uitkomst van het asielverzoek veelal lang op zich laat wachten. Dit kan oplopen tot maanden of zelfs jaren (Bartels 1995: 21).
De groep Somalische vluchtelingen in Nederland bestaat met name uit jonge, alleenstaande mannen en vrouwen. Het merendeel van hen heeft verschillende of soms extreme vormen van geweld ondergaan. De situatie van de vrouwelijke vluchtelingen verdient hierbij extra aandacht. Een alleenstaande vrouw of met kinderen mist de gebruikelijke bescherming van haar familie, haar clan, en zal zich dus zelfstandig moeten redden in de nieuwe omgeving. De positie van de vrouw is dan ook mede door de vlucht aan verandering onderhevig. Een vrouw kan zich onveilig voelen door het op haar uitgeoefende seksuele geweld of dreiging daarvan. Dit geweld of de dreiging kan zowel voor de vlucht als tijdens de vlucht plaatsvinden. Voor de vlucht kan geweld plaatsvinden in kampen of gevangenissen. Tijdens gevangenschap zijn de condities voor zowel man als vrouw even slecht, maar een vrouwelijke gevangene zal zich altijd bewust zijn van de dreiging van seksueel geweld. Tijdens de vlucht zelf kan een vrouw blootgesteld worden aan geweld door reisbegeleiders of rondzwervende regeringstroepen die misbruik maken van haar kwetsbare positie. Een vrouw kan zichzelf en eventueel haar kinderen veelal alleen veilig stellen door het verlenen van seksuele diensten. Dit komt doordat vluchtwegen gedomineerd worden door mannen en een vrouw geen toegang heeft tot financiële bronnen. Eenmaal in Nederland aan gekomen en geplaatst in een asielzoekerscentrum bevindt een vrouwelijke vluchteling zich nog steeds in een afhankelijke en dus kwetsbare positie. Ze kan zich bedreigd voelen door de vele mannen van verschillende nationaliteiten (Van der Kwaak 1991: 15).
Wat uit zo’n voorgeschiedenis volgt is een leven in ballingschap vanwege de onzekere positie als asielzoeker en de traumatische herinneringen. Bovendien vormt analfabetisme en het niet beheersen van de Nederlandse taal een extra belemmering. Het leven van Somalische vrouwen in Nederland kenmerkt zich dan ook meer dan dat van mannen door afhankelijkheid en isolement (Bartels 1995: 29). De enige mogelijkheid voor hen is een beroep doen op hun clan. In de Somalische gemeenschap worden problemen opgevangen door familie of clanleden. De clan identiteit en de aanwezige mogelijkheid om hulp te vragen aan de leden van de clan is een belangrijk element van de Somalische cultuur. De solidariteit tussen de leden van dezelfde clan is in Nederland nog steeds groot (Van der Kwaak 1991: 15).
In deze nieuwe samenleving en vreemde cultuur kampen veel vrouwen dan ook met aanpassingsproblemen en lopen zij tegen veranderende rolpatronen aan. Enkele factoren hiervan zijn de confrontatie met een andere cultuur, het ontbreken van de gebruikelijke vrouwennetwerken, werkeloosheid van de echtgenoot en het verschil in aanpassingsnelheid tussen ouder en kind waardoor een generatiekloof ontstaat. Sommige Somalische vrouwen zijn wel in staat zich aan te kunnen passen en worden dus mondiger, stellen eisen en worden geleidelijk zelfstandiger. Echter het grootste gedeelte klampt zich nog steeds vast aan de heersende Somalische, islamitische normen en waarden. Om vervreemding tegen te gaan willen zij hun kinderen, ondanks de nieuwe leefomstandigheden, nog steeds gehoorzaamheid en respect voor de ouderen bijbrengen. Voor hun dochters blijven de regels omtrent kuisheid, zorgzaamheid en eerzaam gedrag gelden (Bartels 1995: 35).
Deze regels betrekken nog altijd de besnijdenis van meisjes. Je zou verwachten dat wanneer men in deze moderne Nederlandse samenleving leeft, waar deze praktijk bij de wet is verboden en waar de Nederlandse samenleving zelf het veracht, men het niet meer zou uitvoeren of tenminste zou minderen. Het heeft echter een averechtse werking. Ondanks de migratie blijven bij de Somalische vluchtelingen over het algemeen een hechte familieband bestaan. De Somalische clans in Nederland blijven sociale controle over hun leden houden en ook de familie die in het herkomstland is achtergebleven vraagt er nadrukkelijk om dat de gemigreerde familieleden hun identiteit behouden (Nienhuis 2004: 11). Juist die identiteit staat voor Somalische meisjes gelijk aan besnijdenis. De Somalische gemeenschap in Nederland is nog steeds van mening dat vrouwenbesnijdenis typerend is voor het Somaliër zijn. Het bepaalt nog steeds de sociale acceptatie van de dochters. Wat ook mee telt is dat ze het nu zien als een markeringsritueel waarmee Somaliërs zich kunnen onderscheiden van andere vluchtelingen en migrantengroepen in de Nederlandse samenleving (Van der Kwaak e.a. 2003: 31). Bovendien komt het weinig voor dat Somalische vrouwen een relatie aangaan met een Nederlandse man. Als dit al gebeurt stuit dit op veel weerstand bij de familie of clanleden. Daarom blijft het voor jonge vrouwen van belang te waken over de eigen maagdelijkheid om een later huwelijk met een Somalische man niet uit te sluiten (Bartels 1995: 37).
Somalische vrouwen geven vaak aan dat vrouwenbesnijdenis een vrouwenzaak is waar mannen geen invloed op hebben, maar dat hebben mannen wel degelijk door onbesneden vrouwen als huwelijkspartner af te wijzen (Kers 2005: 21). De beslissing om tot besnijdenis over te gaan of daar van af te zien is iets complex, doordat de beslissing niet door één persoon wordt genomen. Ten eerste het bovengenoemde, de Somalische mannen die de voorkeur geven aan ‘echte’ Somalische vrouw, weegt zwaar bij de keuze. Dit wil zeggen een ‘gesloten’ geïnfibuleerde vrouw. Ten tweede zijn er de clanleden en dan met name de dominante invloed van de oudere vrouwen. Als een Somalische vrouw er niet voor kiest haar dochter te laten besnijden en dit aan haar familie laat weten, kan ze in een moeilijke positie raken. Ze zal onder druk worden gezet door haar familie of worden buitengesloten van haar eigen gemeenschap. Bovendien zal ze geen informatie over besnijdenissen krijgen en indien ze op familiebezoek in Somalië is, zal ze gedwongen zijn haar dochter permanent in de gaten te houden (Van der Kwaak e.a. 2003: 32).
Het is daarom voor vele Somalische vrouwen een moeilijke keuze. Vaak hebben ze tegenstrijdige ideeën over vrouwenbesnijdenis. Aan de ene kant is het een element van een gekoesterde identiteit, aan de andere kant is het een traumatische ingreep met nadelige gevolgen voor de gezondheid die zij hun dochters willen besparen. Deze vrouwen zwichten echter onder de druk van de clan zodat ze hun dochters alsnog laten besnijden. Veelal winnen de positieve aspecten van vrouwenbesnijdenis zoals traditie, religie, maagdelijkheid en schoonheid het dan ook van de negatieve aspecten. Wat ook belangrijk is om niet te vergeten is dat het terugdringen van vrouwenbesnijdenis voor de Somalische gemeenschap in Nederland geen prioriteit heeft. Zij zien de aanpassingsproblemen, het isolement, het verwerken van ondergaan geweld, het verlies van familieleden en de dramatische situatie in het land van herkomst zelf als de grootste problemen. Wat uit dit citaat van een Somalische vrouw tevens blijkt:
“Bij ons is de situatie geen haar beter dan in Irak. Maar wij zijn arm. Somalië heeft geen olie. Ons land is economisch niet de moeite waard en dus interesseert het niemand wat er bij ons gebeurt. Wij leven al eeuwen met vrouwenbesnijdenis. Dat is oud nieuws. Wij hebben nu andere dingen aan ons hoofd.” (Bartels 1995: 38).
De preventiemogelijkheden omtrent vrouwenbesnijdenis.
Uit het vorige hoofdstuk komt naar voren dat de wens om de dochters te laten besnijden binnen de Somalische gemeenschap nog steeds groot is. Vrouwenbesnijdenis is onder Somaliërs moeilijk bespreekbaar, omdat Somalische vrouwen daar niet over horen te spreken, maar het wordt zeker niet ontkend. De ernstige gevolgen van infibulatie op het lichamelijk en geestelijk welbevinden van de vrouwen wordt als vanzelfsprekend beschouwd.
De Somalische gemeenschap weet dat vrouwenbesnijdenis in Nederland verboden is. Mede daarom praat men er niet over, omdat men bang is om verraden te worden. Wat betreft het strafrecht valt vrouwenbesnijdenis binnen het begrip mishandeling in het wetboek van strafrecht. Vrouwenbesnijdenis wordt dan ook niet als een apart delict strafbaar gesteld in de Nederlandse strafwetgeving. Dit zou eigenlijk wel zo moeten zijn, omdat een specifieke strafbaarstelling van vrouwenbesnijdenis meer duidelijkheid creëert voor de etnische groeperingen in Nederland waar genitale verminking van meisjes een cultureel gebruik en traditie is (Van der Kwaak e.a. 2003: 52).
Is dit echter wel de oplossing? Nee, niet alleen specificatie van de wet. Verduidelijking van de wet omtrent vrouwenbesnijdenis heeft een preventieve werking, maar het zal deze traditie niet uitbannen. Wat in het oog moet worden gehouden is dat Somalische ouders en grootouders niet hun dochters laten besnijden om ze te verminken, maar om ze een meerwaarde te geven. Vrouwenbesnijdenis voorkomen is daarom ook geen eenvoudige opgave. Het is complex verschijnsel dat om verschillende preventie-interventies vraagt (Nienhuis 2004: 11). Voorop staat daarom respect voor de opvattingen van de Somalische gemeenschap. Verandering moet in de gemeenschap zelf tot stand worden gebracht. Vrouwenbesnijdenis is alleen niet aan te pakken als een op zichzelf staand probleem. Het kan niet los worden gezien van geweld tegen vrouwen en de ongelijkheid tussen seksen. Het voortbestaan van vrouwenbesnijdenis wordt beïnvloed door het gebrek aan onderwijskansen, een gebrek aan kennis over mensenrechten en de lage status van vrouwen. Deze problemen verhuizen mee naar het migratieland, waar zij dan nog versterkt worden door de slechte positie waarin migrantgemeenschappen zich bevinden (Kers 2005: 21). Daarom vraagt deze complexe problematiek erom dat alle betrokken, zoals hulpverleners en risicogroepen, worden geïnformeerd over de medische, sociaal-culturele en juridische aspecten van dit gebruik.
De bespreekbaarheid van vrouwenbesnijdenis is echter een voorwaarde voor goede preventieve activiteiten. De eerste stap is dan ook erg belangrijk en die is dat Somalische ouders leren om met een buitenstaander over vrouwenbesnijdenis te praten, zodat zij ervaring opdoen met vragen en antwoorden en het vinden van de juiste woorden en argumenten. Hulpverleners zullen daarom veelal het initiatief zelf moeten nemen. Met name zijn gynaecologen een direct aanspreekpunt. Somalische vrouwen komen bij hen met hun lichamelijke klachten. Het is dan aan de gynaecoloog om met de patiënt de problematiek en de gevolgen van besnijdenis expliciet te bespreken. Hij of zij kan bovendien de patiënt vragen bij een volgend consult de echtgenoot mee te nemen om de seksualiteitservaringen op tafel te leggen. Indien het echtpaar met veel seksuele problemen kampt kan de gynaecoloog hen wellicht nog beter overtuigen om de besnijdenis dan niet op hun dochters uit te voeren (Van der Kwaak e.a. 2003: 87). De Jeugdgezondheidszorg speelt ook een belangrijke rol binnen de preventie activiteiten. Hun taak is zowel preventie als signalering. Deze organisatie verstrekt informatie over vrouwenbesnijdenis en probeert dit ook bespreekbaar te maken binnen de risicogroep. In realiteit gebeurt dit echter alleen wanneer een betrokken hulpverlener bekend is met het verschijnsel en het van belang vindt het bespreekbaar te maken. Wat juist nodig is, is de betrokkenheid met het kind in de knel, communicatie met alle betrokkenen, continuïteit in de zorg, mededogen met het meisje dat al besneden is of zal gaat worden en controle als afspraken niet worden nagekomen (Van der Kwaak e.a. 2003: 91).
Naast deze professionele hulpverleners zijn er ook speciaal opgeleide regionale contactpersonen die bemiddelen, sleutelpersonen uit de Somalische gemeenschap die bijeenkomsten organiseren en voorlichters eigen taal en cultuur (vetc’ers) die groepsvoorlichting en informatie geven. Op voorlichtingsavonden worden vrouwen geïnformeerd over de relatie tussen hun gezondheidsproblemen en de besnijdenis die zij zelf vroeger hebben ondergaan. De voorlichters spreken de mensen aan op kracht en zelfontdekking, vervullen de behoefte aan informatie, voeren onderlinge discussies en proberen de Somalische gemeenschap te overtuigen met antwoordden die gebaseerd zijn op de religie (Nienhuis 2004: 12)
Als laatste is het handig om naar de doelgroep zelf te kijken. Die kan ook een rol spelen in het veranderingsproces. Somalische meisjes die niet besneden zijn, maar die wel tot de risicogroep behoren, kunnen een voorbeeldfunctie vervullen voor ouders en of meisjes die nog voor de beslissing tot besnijdenis staan. Zij worden dan ook op dit moment als de belangrijkste doelgroep gezien voor de preventiecampagnes. Des te jonger men begint met voorlichting over het belang van behoud van eigen lichaam, des te meer kans dat Somalische meisjes zich zullen afkeren tegen dit ritueel (Kers 2005: 16).
Het is hiermee duidelijk geworden dat het begrip vrouwenbesnijdenis niet in één woord is te verklaren. Door eerst te kijken naar de sociaal-culturele achtergronden ervan blijkt het al gauw een complex verschijnsel te zijn sterk ligt vast geroest in de Somalische cultuur en tradities. De besnijdenis is allesbepalend voor de identiteit en de toekomst van het meisje. Alhoewel besneden vrouwen bekend zijn met de nadelige gevolgen, lijkt het onmogelijk voor Somalische meisjes te kunnen ontsnappen aan deze traditie. Terugkijkend op de huidige situatie van de Somalische gemeenschap die nu in Nederland leeft, wordt dit nog meer versterkt. Ondanks de lichamelijke en geestelijke lijdensweg kiezen Somalische moeders er nog steeds voor hun dochters te laten besnijden. Het is hun traditie en zij zien het als een religieuze plicht die ze vooral niet in de migrantensituatie willen verzaken. Zeker in de nieuwe vreemde cultuur willen Somalische vrouwen des te meer hun dochters en hun toekomst beschermen tegen invloeden van buitenaf.
Er is wel hoop op verandering. Door het probleem bespreekbaar te maken en de Somalische gemeenschap actief te betrekken in activiteiten omtrent voorlichting, is er nu de mogelijkheid om vrouwenbesnijdenis te voorkomen. Het strafrecht is echter uiterst beperkt in het bieden van mogelijkheden om vrouwenbesnijdenis tegen te gaan. Bovendien is het fenomeen vrouwenbesnijdenis geen crimineel probleem, maar een probleem van sociaal-culturele aard. Daarom moeten hulpverleners blijven praten met de doelgroep, want dit is de eerste en misschien wel enige strategie op de lange weg van het voorkomen van vrouwenbesnijdenis.
© 2007 - 2024 Antoinettuh, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De 'Lonsdale jongeren'‘Lonsdale-jongeren zijn potentiële tijdbommetjes’ vormde één van de krantenkoppen op 4 april 2005. Het betrof hierbij Gé…
Bronnen en referenties
- Almroth, L., Elmusharaf, S., El Hadi, N., Obeid, A., El Sheikh, M., Elfadil, S.M., Bergström, S. (2005) ‘Primary infertility after genital mutilation in girlhood in Sudan: a case-control study’, The Lancet, jrg. 2005, nr. 30, p. 385-391.
Bartels, K. (1995) Vrouwenbesnijdenis en Somalische vrouwen in Nederland. Utrecht: Stichting Pharos.
Cloudsley, A. (1984) Woman of Omdurman. Life, love and the cult of virginity. London: Ethnographica.
Dirie, W. (2005) Onze verborgen tranen. Amsterdam: Sirene.
Fogteloo, M. (2004) ‘Geen genitaal pardon’, De Groene Amsterdammer, jrg. 2004, nr. 6, p.12-13.
Kers, S. (2005) Inventarisatie preventie meisjesbesnijdenis. Utrecht: Stichting Pharos.
Kratz, C. (1994) Affecting Performance. Meaning, Movement, and Experience in Okiek Women's Initiation. Washington and London: Smithsonian Institution Press.
Kwaak, A. van der (1991) ‘Besnijdenis bij Somalische vrouwen: de stilte doorbroken?’, Medische Antropologie, jrg. 1991, nr. 2, p. 210-236.
Kwaak, A. van der, Bartels, E., Vries, F. de, Meuwese, S. (2003) Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes: inventarisatie en aanbevelingen. Amsterdam: Vrije Universiteit, VU Medisch Centrum.
Leye, E. , Temmerman, M. (2001) ‘Vrouwenbesnijdenis’, International Centre for Reproductive Health (ICRH), Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België. Gent.
Nienhuis, G. (2004) ‘Alleen verandering 'van binnenuit' kan traditie uitbannen: meisjesbesnijdenis voorkomen vraagt sensitiviteit en waakzaamheid’, Phaxx, jrg. 2004, nr. 3/4, p. 10-13.
Nienhuis, G. (2004) ‘Knagen aan een oude traditie’, Medisch contact, jrg. 2004, nr. 6, p. 209-211.
Reijners, M.M.J. (1993) Het besnijden van meisjes: een leven lang leed en pijn. Amsterdam: Boom.