Crematie is hot en ook de dood wordt virtueel
Crematie wint het van begraven. Met de begraafplaatsen verdwijnen echter tevens de teksten die de doden levend houden. Of biedt ook hier Internet uitkomst?
Begraven versus cremeren
Begraven raakt uit. Cremeren is hot. Zelfs het Islamitisch geloof met haar begrafenisvoorschriften kan niet voorkomen dat het begraven van doden in onze regionen langzaamaan in onbruik zal raken. Sinds 2003 worden er meer Nederlanders gecremeerd dan begraven. Het christelijk geloof maakt geen bezwaar meer tegen crematie, steeds minder mensen zijn kerkelijk en het ruimtebeslag van begraafplaatsen maakt dat uiteindelijk begraven ook economisch minder aantrekkelijk wordt.
Gewoonten en gebruiken wijken langzaam voor vernieuwingen. Als het om de uitvaart van onze doden gaat, blijkt dat een nieuwe tijdsgeest en de opvattingen van nieuwe generaties in het voordeel van cremeren uitvallen. Veel mensen vinden het stijlvol, passend en hygiënisch; zelfs het zakelijke aspect spreekt velen aan. Begraven wordt geassocieerd met droefheid, treurmars, zwarte pakken en kleffe cake. Cremeren roept beelden op van goede herinneringen, persoonlijke muziekkeuze en een casual receptie met tapas en een wijntje. ‘Hartelijk gecremeerd allemaal!’ schreef Ronald Giphart boven de column gewijd aan zijn overleden moeder. Jan Wolkers noemde het met zijn dood in het vooruitzicht ‘een bad van warmte’. Dat klinkt beter dan de kille grond. De schrijvers volgen het voorbeeld van Multatuli. Hij was de eerste Nederlander die gecremeerd werd, op 23 februari 1887. Dat gebeurde echter in het Duitse Gotha, omdat cremeren in Nederland nog niet was toegestaan. Een vrolijke bedoening was het bij de pioniersplechtigheid niet. ‘Er werd bij de verassing niet gesproken’, aldus de Multatuli-encyclopedie. Over zijn voorkeur voor het cremeren boven begraven schreef Multatuli: ‘De sedert opgekomen beweging voor 't lykenverbranden, heb ik met vreugd begroet. Jammer dat de voorstanders van die verbetering met zoveel moeilykheden te kampen hebben. (..) De zaak is van hygiënischen aard, o zeker! Maar ze is dit niet minder voor 't denkvermogen van de levenden, dan voor hun lichamen. Dat er uit kerkhoven verpestende dampen opstygen, is ook als beeldspraak de volle waarheid.’
Crematie door de eeuwen heen
Crematie is in de geschiedenis meer en minder populair geweest. Al ver vóór Christus was lijkverbranding de meest toegepaste manier waarop met doden werd omgegaan. In films als Troy en The Odyssey zien we hoe de gesneuvelde Griekse helden op ieder ooglid een munt gelegd krijgen om de veerman van het dodenrijk te betalen alvorens de toorts in de brandstapel wordt gestoken. Bij de Romeinen werden volwassenen gecremeerd en kinderen begraven. Christenen echter geloofden en geloven in de opstanding van het lichaam. Karel de Grote verbood de crematie. Ketters en heksen werden wel op de brandstapel gezet. Met de kerstening verdween aldus de crematie als officiële ontdoening van de doden. Dat is tot op de dag van vandaag merkbaar. In Zuid-Europa wordt overwegend begraven, terwijl naarmate men in het minder katholieke Noorden komt er meer gecremeerd wordt.
In Nederland kon men vanaf 1914 voor crematie terecht bij crematorium Westerveld in Velsen. Een toeloop bleef uit. In 1950 werd nog maar twee procent van de overledenen gecremeerd. Pas toen in de decennia erna de juridische bezwaren werden overwonnen en de culturele barrières geslecht, steeg het relatieve aandeel crematies in ons land. Sinds 1968 is cremeren bij de wet gelijkgesteld aan begraven. Vervolgens heeft het nog 35 jaar geduurd voordat het ook in de praktijk twee gelijkwaardige opties werden.
Van zerktekst naar condoleance-site
Bij begraafplaatsen horen grafschriften en grafdichten. Niet op elk graf prijkt een kunstzinnig epitaaf, maar velen grijpen de mogelijkheid van een zerktekst aan om een kenschets van de dode te geven of om een boodschap aan de nabestaanden achter te laten. Begraafplaatsen zijn open archieven; ze leggen, sommige voor lang, andere slechts tot hun ruiming, een tijdgeest en cultuur vast.
‘Hier rust..’, en dan de naam, geboortedatum en sterfdatum van de dode. Het is de standaard tekst op een grafsteen. Vaak wordt er ook een stichtelijke boodschap of levenswijsheid in gekerfd. Daarbuiten bestaan vele variaties. Bijvoorbeeld het cynische ‘Non fui, fui, non sum, non curo’, Latijns voor: ‘Ik was er niet. Ik was er wel. Nu ben ik er niet meer. En het kan me niks schelen.’ Of de wat drogere humor van ‘Hier ligt een schat begraven’, of ‘Hier had uw tekst kunnen staan.’ Er is traditioneel ook de tekst die verwijst naar het beroep van de overledene, zoals ‘Hier rust hij verder’ op de grafsteen van een ambtenaar.
Zerkteksten, ze zijn er in vele soorten; kort, lang, vrolijk, neerslachtig, cryptisch en poëtisch. Waar plaats je echter een grafschrift als de dode gecremeerd is? Op een urn kunnen net een naam en datum worden gezet. Vervult een aparte website hiervoor een functie? Naast de foto’s van de crematie kunnen op een website het in memoriam van de dode en de reacties van nabestaanden een plek krijgen. Aldus worden ‘vastleggen’ en ‘bewaren’ als hulpmiddel bij de rouw en verwerking van verdriet en het in herinnering houden van de dode, op moderne wijze gegarandeerd. De condeleance-site is in opmars en niet slechts voor publieke personen. Voor rouwadvertenties bestaan opmaaksites. Het zal niet lang duren of er komen voor rouwadvertenties ook plaatsingssites. Een volgende stap is de ontwikkeling van memoriesites, waar de overledene in alle bescheidenheid of in alle glorie kan worden herdacht. Uitvaartorganisaties zullen, moeten, in toenemende mate informatiseren en digitaliseren.
Virtueel voortbestaan
Door de mogelijkheden van Internet worden leven en dood steeds meer met elkaar verweven. Ondanks dat de dood een ongewenste bezoeker blijft en overlijdensberichten ons onveranderlijk aangrijpen, is de afstand tot de dood verkleind. Nieuwe media spelen daarbij een grote rol. Er bestaan diverse portals en specifieke websites in relatie tot sterven, dood en uitvaart. Mensen vragen om informatie, zijn nieuwsgierig en willen zaken rond hun eigen dood kunnen plannen en regelen. Zo is er het digitale erfenis-dossier; alle informatie voor nabestaanden op ’n rij. Maar mensen hebben meer persoonlijke banden met Internet, zoals een eigen website of een avatar. Een avatar is een digitale alter ego, een beeld of figuur dat jou representeert op Internet. Het begrip ‘avatar’ is al oud. In het Hindoeïsme zijn avatars sterke wezens, incarnaties van goden, onsterfelijk en verantwoordelijk voor de rust en balans in het universum. Stel je gaat dood, is het dan niet bij voorbaat een geruststellende en bemoedigende gedachte dat je avatar blijft voortbestaan? Dat is nog eens een second life. In je testament kun je deze wens vastleggen. Je avatar wordt geadopteerd door een vriend of familielid, of beheerd door een speciaal hiervoor aangestelde Internetprofessional. In plaats van een grafbezoek met bloemen, kunnen nabestaanden je avatar bezoeken op Internet. Het is niet ondenkbaar dat avatars van levenden en doden met elkaar communiceren.
Ten dode opgeschreven
Zijn het begraven van doden en het beschrijven van graven ten dode opgeschreven? Worden crematie en Internet daarvoor de nieuwe traditie en het nieuwe medium? De tekenen des tijds duiden er wel op. Mensen bezoeken geen graven meer. Begraafplaatsen worden niet meer ontworpen door beroemde architecten. Veel mensen willen op hun manier bepalen hoe ze dood gaan en wat er daarna met hen gebeurt. De dood zelf individualiseert. Crematie en Internet bieden hiervoor de keuzemogelijkheden. Met het as van de overledene kunnen allerlei creatieve wensen worden vervuld. We kennen al de uitstrooiing over land of water. Recent is daar de uitstrooiing over de stad door middel van een vuurpijl bijgekomen. Verder worden er, voor wie dat wil en kan betalen, askokertjes in een lage baan om de aarde gebracht; na twee dagen verbranden ze in de atmosfeer. In vervolg hierop zal een vraag ontstaan om uitgestrooid te kunnen worden in de ruimte. Andere opties zijn het verwerken van de as in kunst, zoals sierraden en schilderijen. Dit wordt op groeiende schaal toegepast. En als in de toekomst de laatste taboes op dit terrein zijn geslecht, dan ontstaat ook de mogelijkheid om de as te verwerken in bijvoorbeeld seksattributen, het materiaal waar de huisrobot van is gemaakt, of zelfs in bonbons. Dit alles ter overweging mits de overledene je dierbaar was natuurlijk.
Op Internet word je als dode levend gehouden. Je kunt kiezen voor een statische site met persoonlijke informatie, foto’s en filmpjes. Maar je kunt ook een interactieve website laten inrichten die zich als een zelflerend systeem ontwikkelt. Het systeem wordt gevuld met alle bekende kenmerken van de overledene. Afhankelijk van de omgang die het systeem, de ‘overledene’, heeft met de bezoekers van de site, leidt de dode een somber of opgewekt, nieuwsgierig of teruggetrokken leven. Special effects zorgen voor levensechte beeldverbinding, stemvorming en reacties. Net als ‘anders’. Onze geïndividualiseerde high-tech dienstensamenleving strekt zich uit van de wieg tot het graf. En verder. Mensen worden virtueel onsterfelijk en er ontstaan professionele voorzieningen om het rouwproces te verzachten of zelfs geheel te verdringen. De dood is veranderlijk als het leven. Sterker: de dood leeft.