Tolerantie op individueel en collectief niveau
Op deze aardbol vindt men zeer veel verschillende mensen. De verschillen tussen personen kunnen afkomstig zijn van verschillende bronnen: culturen, religies, etnische afkomst, gewoontes, normen, afkomst, waarden, opvoeding, levensvisie, enzovoort. Het overweg kunnen en aanvaarden van deze verschillen wordt tolerantie genoemd. Tolerantie en tolerant zijn kunnen echter plaatsvinden op verschillende niveaus: individueel en collectief niveau. De politicoloog-filosoof Walzer heeft deze niveaus nog eens onderverdeeld in tolerantiehoudingen en tolerantiemodellen.
Michael Walzer
De Amerikaanse politicoloog en filosoof Michael Walzer is geboren op 3 maart 1935. Hij is tevens professor aan het IAS (Institute for Advanced Study) te Princeton. Hij heeft reeds vele boeken en essays geschreven over politieke en ethische kwesties, zoals bijvoorbeeld: 'Just and Unjust Wars', 'On Toleration' en vele andere. In het boek 'On Toleration' focust hij zich op het fenomeen van tolerantie. Hij stelt dat er vijf verschillende houdingen van tolerantie zijn en maakte eveneens een overzicht van tolerantiemodellen voor collectieve tolerantie. Deze laatste zijn gebaseerd op de historiek van het Westen.
Houdingen van individuele tolerantie
Collectieve tolerantie wordt deels bepaald door de individuele tolerantie. Het is dus noodzakelijk eerst te begrijpen hoe individuele tolerantie tot stand kan komen. Dit kan worden uitgelegd met de vijf mogelijke houdingen die mensen kunnen aannemen waardoor tolerantie gecreëerd wordt.
Berustende acceptatie
De eerste houding is de berustende acceptatie van het anders-zijn omwille van de vrede. Deze vrede kan op twee manieren bekomen worden. Ten eerste kan ze al aanwezig zijn, wegens het tolerante karakter van de desbetreffende samenleving. De tweede manier waarop de vrede kan bekomen worden is door confrontatie. Men zal elkaar tegenwerken met andere woorden, wat zelfs oorlogen kan teweegbrengen. Na verloop van tijd zullen de personen accepteren dat ze anders zijn en zal er zo vrede ontstaan.
Onverschilligheid
De tweede mogelijke houding is een ontspannen en goedwillende onverschilligheid ten opzichte van het anders-zijn. Hiermee bedoelt men de directe acceptatie van de verschillen tussen mensen en de directe acceptatie van deze verschillen.
Erkenning
De derde houding is de houding van de erkenning, zonder dat men deze accepteert. Men erkent dat elke mens zijn rechten heeft en de actor zal deze rechten accepteren, ongeacht het feit of andere participanten dit nu op onaangename wijze uitoefenen of niet. De voorbeelden hiervan zijn eindeloos, omdat dit de houding is die het meeste in de maatschappij voorkomt. Zo kan de actor een andere persoon tolereren, ondanks het feit dat hij deze actie gedeeltelijk of volledig anders en (volgens hem) ook beter zou doen. Deze houding is eigenlijk een soort moreel stoïcisme. Het merendeel van de filosofen zou deze houding beschouwen als de enige tolerante houding van het individu.
Acceptatie door openheid
Een vierde mogelijke houding is de acceptatie door openheid van het individu. Het individu is bereid om bij te leren, te luisteren naar de ander en hieruit te leren. Dit wordt beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor de ontplooiing van de mens; een voorwaarde die de autonomie van het individu zinvol maakt.
Bevestiging
De laatste houding is een apart geval. Eigenlijk kan men deze niet echt als een tolerantiehouding beschouwen. Deze houdt namelijk in dat de actor het idee van de andere persoon al beaamt, waardoor tolerantie niet echt van pas komt. Hij bevestigt zijn mening. Hier wordt het ‘ander-zijn’ dus niet getolereerd, omdat men hetzelfde idee voor ogen heeft.
Invloeden op de houdingen van individuele tolerantie
Dit zijn vijf ideologische houdingen, maar er zijn natuurlijk ook personen die aanhang vertonen aan verschillende houdingen of houdingen maar voor bepaalde gevallen toepassen. Zo kan een individu aanhang vertonen aan de vierde houding (openheid voor anders-zijn via acceptatie), maar kan hij sommige zaken toch niet tolereren ondanks deze openheid. Deze zaken kunnen gaan van eetgewoonten tot seksuele gebruiken en religieuze verering. Desondanks worden deze personen over het algemeen als tolerant ervaren. De verschillende houdingen worden ook beïnvloed door cultuur, educatie, het aanwezige regime, ... Deze zorgen ervoor dat sommige individuen gemakkelijker omgaan met berusting, onverschilligheid en stoïcisme. Andere individuen kunnen dan weer een soort nieuwsgierigheid of enthousiasme voor andere culturen weten te ontwikkelen. Hier kan men ondanks de vele studiën echter geen systematiek in herkennen.
Modellen van collectieve tolerantie
Aangezien de mens een sociaal dier is, vindt tolerantie vooral op groepsniveau plaats. De vormen van collectieve tolerantie worden bepaald aan de hand van vijf modellen, die men afleidt van het verleden.
De multinationale staat
Het eerste model is dat van de multinationale staat. Dit kan men weergeven als een staat waarin meerdere verschillende groepen met elkaar samenleven, elk met zijn eigen beweegredenen. Elke groep is toegestaan een interne wetgeving aan te leggen. Ook hebben ze toegang tot politieke inspraak. De leden van dit multinationale rijk zullen in hun dagelijkse handelingen tolerantie vertonen, of ze hier nu voor openstaan of de andere groep gewoon tolereren, ondanks dat ze er niet voor openstaan. Het voortbestaan van deze verschillende groepen is echter niet afhankelijk van de acceptatie van de individuen onderling. Het gaat hier meer over een officiële tolerantie, waarbij vooral de vrede centraal staat. De eis tot tolerant samenleven is de succesvolste manier om de verschillende groepen tot vreedzame co-existentie aan te zetten. Ondanks alles is dit wel een vorm van onderdrukking die de leden van deze natie ondervinden.
De internationale samenleving
Het tweede model is de internationale samenleving. Hierbinnen zijn er drie houdingen. Bij de eerste houding volgen de mensen het systeem van de absolute tolerantie. Hierin is alles mogelijk, want niets is verboden. Dit komt omdat er geen macht is die voldoende gezag bezit om iets te verbieden. Als tweede volgt men de houding waarbij men volgens de redenering van de onverschilligheid werkt. Men kan deze onverschilligheid beschrijven met de volgende gedachtegang:
‘Wij maken ons niet druk over jullie gebruiken als jullie je niet druk maken over de onze.’ De derde en laatste houding is deze van de vijandigheid. Men aanvaardt de andere partij niet, en zal deze na verloop van tijd neerhalen. Desondanks kan men besluiten dat de internationale samenleving een vorm van begrensde tolerantie is, waarbij de soevereiniteit begrensd is. Dit wil zeggen dat de ene groep het recht heeft actie te ondernemen wanneer een andere groep de morele of ethische grenzen overschrijdt.
De federatieve staat
Het derde model is dat van de federatieve staat. Men spreekt hier over een koepelorgaan dat de vrede bewaart tussen de bepaalde groepen, waarbij men zich baseert op de gelijkheid tussen de groepen onderling en het wederzijdse vertrouwen. De federatieve staat vertaalt men dus onder de vorm van voorwaardelijke tolerantie. Het koepelorgaan is dus de drijvende kracht achter de aanwezigheid van tolerantie.
De natiestaat
Het vierde model is de natiestaat. Hier volgt men het principe van de meerderheid en de minderheid. De meerderheid heeft een dominante positie, de minderheid een zwakke positie. Deze groepen komen niet overeen met elkaar, maar ze leven toch met elkaar samen omdat de tolerantie binnen de natie overheerst op de tolerantie van de groep. De taalpolitiek vormt binnen een natie vaak het middel tot eenheid. In natiestaten is er dus minder ruimte voor anders-zijn dan in multinationale rijken of federatieve staten.
De immigratielanden
Het vijfde en laatste model is dit van de immigratielanden. In dit model wordt het individu dus onderworpen aan de territoriale politieke en economische redenen. Als men wil immigreren naar een ander land, zal men de regels van dit land moeten volgen. Hierbij worden de individuen beschouwd als individuen, en niet zozeer als groep. Daarom is de tolerantie ook vooral gericht op de individuele keuzes en expressies. Door dit onderscheid mag de staat in theorie geen exclusieve steun geven aan een specifieke groep. Dit gebeurt in de praktijk echter soms wel, vaak omdat de redenen van deze groep overeen komen met deze van de staat. Een voordeel hiervan zijn de subsidies voor scholen die het beleid volgen dat door de staat wordt opgelegd.