De Emmausgangers
Tijdens de paastijd wordt in de kerk het verhaal voorgelezen van de Emmausgangers. Het verhaal speelt zich af na de Verrijzenis van Jezus. In het Nieuwe Testament wordt over het verhaal van de Emmausgangers gesproken in het Evangelie van Lucas. Twee mannen waren op weg naar het plaatsje Emmaüs dat een eind lopen van Jeruzalem af lag. Onderweg spraken zij over Jezus en zonder het te beseffen kwam Jezus in hun midden en liep al pratende mee naar Emmaüs.
Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden.
Hij vroeg hun: ‘Waar loopt u toch over te praten?’ Daarop bleven ze somber gestemd staan. Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: ‘Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?’ Jezus vroeg hun: ‘Wat dan?’ Ze antwoordden: ‘Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen.
Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.’
Toen zei hij tegen hen: ‘Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de Messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
Emmaüs
Toen Jezus met de twee mannen bij het dorp Emmaüs aan kwam werd het al donker. Jezus wilde eigenlijk verder gaan, maar de twee mannen drongen bij Jezus aan om te blijven: 'Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.' Jezus liep met hun een huis binnen en nam plaats aan een tafel. Toen brak hij het brood en bracht het zegengebed uit. Nadat hij het brood aan de mannen had gegeven verdween hij. Hij werd als het ware als een verschijning aan hun ogen onttrokken.
Het dorpje Emmaüs
De Duitse archeoloog en oudheidkundige Carsten-Peter Thiede claimde in 1994 dat hij Emmaüs, wat in het Joods 'warme bron' betekent, gevonden had. Helaas is Carsten-Peter Thiede in 2004 aan een hartaanval overleden maar zijn boeken spreken nog steeds tot de verbeelding. De resten van het oude Joodse villadorpje Emmaüs liggen voor een deel nog onder de snelweg van Jeruzalem naar Tel Aviv. In het Evangelie van Lucas staat immers dat Emmaüs ongeveer zestig stadiën van Jeruzalem af ligt. Dat staat gelijk aan ongeveer twaalf kilometer.
De Emmausgangers
Kleopas en de andere man die samen onderweg waren naar Emmaüs, zijn ook twee volgelingen van Jezus. Ze waren erg verdrietig over de dood van Jezus. Vanaf het moment dat Jezus zich bij hun voegde mengde hij zich in hun gesprek. Jezus legde aan de twee Emmausgangers uit dat de Christus juist al deze vreselijke dingen moest doorstaan zodat de profetieën van Mozes en de andere profeten uit zouden komen. Het was dus al lang voorzegd dat Christus zou lijden en sterven.
Wederopstanding
Op de derde dag zou Jezus Christus weer levend worden. Ook deze profetie kwam uit toen Jezus zich op de derde dag na zijn dood bij de Emmausgangers voegde. De twee mannen die uiteindelijk in Emmaüs met Jezus aan tafel zaten herkenden hem toen hij het brood brak en het zegengebed uitsprak. Daarop keerden zij terug naar Jeruzalem om het grote nieuws te vertellen.
De apostelen
Eenmaal terug in Jeruzalem ontmoette ze de elf apostelen en ook de andere leerlingen van Jezus. En de apostelen vertelden op hun beurt dat Jezus was opgewekt uit de dood en aan Simon was verschenen. En terwijl zij hun verhalen aan het uitwisselen waren kwam Jezus weer in hun midden staan en zei: 'Vrede zij met jullie.' Eerst dachten zij allen een geest te zien, maar Jezus vertelde dat hij een lichaam had van vlees en beenderen. Ook liet hij zijn handen en voeten zien aan de leerlingen. En zij waren stomverbaasd en vol vreugde. Jezus vroeg om eten en hij kreeg een stuk geroosterde vis.
Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. Ik zal ervoor zorgen dat de belofte van mijn Vader aan jullie wordt ingelost. Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.’
Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Ze brachten hem hulde en keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, waar ze voortdurend in de tempel waren en God loofden.