De Thora, de tien geboden, de gemeente en de christen
In een groot aantal kerken worden in de morgendienst nog steeds de tien geboden voorgelezen. Dit roept de vraag op of christenen zich nog steeds moeten houden aan de tien geboden en wellicht ook nog aan andere inzettingen, bepalingen en geboden, die aan het Joodse volk gegeven zijn en die voornamelijk in de eerste vijf bijbelboeken te vinden zijn. Kort samengevat; Moet een volgeling van Jezus Christus zich houden aan de Joodse wetgeving, aan de Thora.
Stromingen
Er zijn drie stromingen onder de christenen:
- de gehele Thora moet worden onderhouden
- alleen de tien geboden moeten worden onderhouden
- de gehele Thora heeft afgedaan
En alle drie de stromingen beroepen zich op de bijbel.
Het ontstaan van de gemeente
In feite is de gemeente ontstaan vanuit de Joodse religie. In de beginperiode was het één van de stromingen binnen de Joodse godsdienst. De drie grootste stromingen waren die van de Farizeeën, de Sadduceeën, de volgelingen van Jezus Christus. De volgelingen van Jezus Christus uit de Joden hielden zich – en houden zich vandaag aan de dag ook– aan de inzettingen van de Thora. Ook van de apostel Paulus weten wij dat hij zich steeds aan de Thora gehouden heeft. Paulus heeft nooit afstand genomen van het Judaïsme. In Handelingen 21 staat: (18) De volgende dag ging Paulus met ons naar Jakobus, bij wie alle oudsten waren samengekomen. (19) Nadat Paulus hen begroet had, vertelde hij tot in bijzonderheden wat God door zijn verkondigingswerk onder de heidenen tot stand had gebracht. (20) Toen ze dat hoorden, prezen en eerden ze God en zeiden:”Je hebt kunnen zien, broeder, dat ook vele duizenden Joden het geloof hebben aanvaard, en allen leven vol overtuiging volgens de wet.” (NBV)
Paulus heeft nooit de Joden opgeroepen de Thora vaarwel te zeggen, integendeel.
De Thora was, is en blijft van kracht voor de Joden. De Thora is door God aan het volk Israël gegeven als een altijd durende inzetting. Er is in de gemeente van het eerste paar honderd jaar nooit getwijfeld over het feit dat de Joden, die de Weg volgden, de Thora moesten onderhouden.
Ook door de reizen van Paulus door het Romeinse Rijk waar hij in veel grote plaatsen het evangelie verkondigde kwamen veel heidenen tot het geloof in Jezus Christus. Ook deze mensen vonden een plaats in de gemeente. Deze mensen werden niet verplicht om de Thora te onderhouden, omdat immers de Thora door God aan het door God uitverkoren volk van Israël gegeven is. In Handelingen 21 staat hierover:
(25) Wat betreft de heidenen die het geloof hebben aanvaard, hen hebben we schriftelijk op de hoogte gesteld van onze beslissing dat ze zich in acht moeten nemen voor vlees dat bij de afgodendienst gebruikt, voor bloed, voor vlees waar nog bloed in zit, en voor ontucht.Deze beslissing werd genomen tijdens een eerder gehouden bijeenkomst van de apostelen, zie Handelingen 15.
De last van de Thora werd de volgelingen van de Weg uit het heidendom niet opgelegd. Er werd zelfs niet gezegd dat ze de tien geboden (Exodus 20) moesten onderhouden.
De gemeenten in het eerste paar honderd jaar hadden dus twee stromingen, de Messias belijdende Joden, die de Thora naleefden, en de Messias belijdende heidenen, die niet gebonden waren aan de Thora..
Over dit wonderlijke en voor ons onbegrijpelijk gebeuren, dat twee tegengestelde stromingen toch een eenheid vormden schrijft Paulus in zijn brief aan de gemeente te Efeze, hoofdstuk2:(14) Want Hij (Jezus Christus) is onze vrede, Hij die met Zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt, de muur van vijandschap ertussen heeft afgebroken en de wet met zijn geboden en voorschriften buiten werking heeft gesteld, om uit die twee in Zichzelf één nieuwe mens te scheppen.
In de gemeenten van die tijd bestond de eenheid onderling in het geloof in en het vertrouwen op Christus Jezus. De Thora is in de gemeente buiten werking gesteld. Ook dus de tien geboden.
In de gemeente - in feite dus: in de Messias belijdende synagoge - werden de Joodse feesten onderhouden, gevierd. Dit blijkt onder meer uit 1 Kor. 5: (8) Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid (NV). Hier zijn weer deze twee stromingen. De feesten moeten zo gevierd worden in de gemeente dat tot uitdrukking komt dat deze feesten zien op het verlossingswerk van de Messias, zien op het grote verlossingsplan van God.Het oude zuurdeeg heeft betrekking op de viering zonder rekening te houden met de komst van de Messias en het zuurdeeg van slechtheid en boosheid ziet op de puur heidense manier van feesten en beesten, die werden gevierd tot eer van de afgoden.
Geschiedenis
Aan deze twee stromingen binnen de gemeente kwam definitief een einde met het concilie van Nicea (325 nC). Aan de Joden werd verboden om de besnijdenis uit te voeren. En de Joods/Christelijke feestdagen werden afgeschaft en vervangen door heidense feesten.
Pesach werd vervangen door Pasen, het feest van de Babylonische vruchtbaarheidsgodin. Het loofhuttenfeest werd vervangen door Kerstmis de verjaardag van de Romeinse zonnegod, ook een god van oorsprong uit het Babylonische godenrijk.
Deze heidense feesten worden nog steeds in kerken en gemeenten gevierd. Pasen met al dan niet gekleurde eieren, met hazen en paasbrood en paaskaars. Kerstfeest compleet met de hierbij behorende boom, met kaarsen en sterren en het eten van kalkoen, maar het hoort eigenlijk een gans te zijn.Over zuurdeeg van slechtheid en boosheid gesproken.
Conclusie
Begonnen is met de drie stromingen, de antwoorden zijn,
Stroming 1, De gehele Thora moet onderhouden worden.
De Thora is aan het volk Israèl gegeven.
Stroming 2, Alleen de tien geboden moeten worden onderhouden.
Ook hier geldt, dat aan de christenen uit het heidendom deze last niet is opgelegd.
Stroming 3, De gehele Thora heeft afgedaan.
In de gemeente is de Thora buiten werking gesteld.
Reactie
Jehoeda (infoteur), 11-12-2008 #1
In Mattheüs 15:3-9 staat: "Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij niet ter wille van uw overlevering (zelfs) het gebod Gods? Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder en: Wie vader of moeder vervloekt, zal den dood sterven. Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, alwat gij van mij had kunnen trekken, behoeft zijn vader en moeder niet te eren. Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u gesproken, zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs, eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn."
In hoeverre moet ik Jezus' uitspraak zien in het licht van de Tien Geboden? Jezus noemt de Farizeeën 'huichelaars.'
Groet, Etsel
Reactie infoteur, 17-12-2008
Opmerkelijk is dat in het Nederlands spraakgebruik het woord farizeeër dezelfde betekenis heeft als huichelaar. De oorsprong van de bij ons ingebrande gedachte dat een huichelaar een farizeeër is en een farizeeër een huichelaar is niet erg moeilijk te achterhalen. De combinatie van deze twee woorden staat in de bijbel. Onder andere in Matheus 15:
(3 en volgenden) Hij (Jezus) antwoordde hun en zei: Waarom overtreedt ook gij niet ter wille van uw overleveringen (zelfs) het gebod Gods? Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder en: Wie vader of moeder vervloekt, zal den dood sterven. Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij had kunnen trekken, behoeft zijn vader en moeder niet te eren. Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overleveringen. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u gesproken, zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs, eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.
Voor deze uitspraak van Jezus hadden de Farizeeërs aan Jezus gevraagd:
(2) Waarom overtreden uw discipelen de inzetting der ouden; want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten?
Het gaat hier dus over:
1) de inzettingen der ouden, ofwel de traditie, en
2) de thora en hier met name de tien geboden.
Er is hier sprake van twee voorbeelden van de inzettingen der ouden:
1) het eten met ongewassen handen, en
2) het tegen je ouders zeggen: het is offergave, al wat gij van mij had kunnen trekken.
In Marcus 7, waar het ook gaat over de inzettingen der ouden, staat het woord corban (korban ho estin Doron) voor offergave. Dit betekent een geschenk aanbieden aan God. Door het simpele feit dat de knijpstuiver van een zoon zegt: mijn bezit is een offergave aan God werd het deze zoon door de Rabbijnen verboden, op grond van de inzetting van de ouden, gebruik te maken van zijn bezit ten behoeve van zijn vader en moeder.
Een gebod om je handen te wassen voor het eten staat niet in de thora, evenmin als de hiervoor genoemde corban-regeling.
Wat Jezus vraagt, eist, is het onderhouden van de thora, dus ook van de tien geboden. Jezus zegt zelf over de thora, Matheus 5:
(17) Meent niet dat ik (Jezus) gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden, Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen. Want voorwaar zeg ik u, totdat de hemel en aarde voorbijgaan, zal er niet één jota en niet één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.
Waarom werden de farizeeërs door Jezus huichelaars genoemde? Omdat zeggen in alles God te willen gehoorzamen door de thora na te leven, maar dat ze in feite, door het onderhouden van de inzettingen van de ouden, de thora opzij zetten.
Yellow