De namen van God

In de Bijbel hebben namen van personen een bepaalde betekenis. Dit geldt ook voor de namen van God. De wijze waarop God in bepaalde situaties met een bepaalde naam wordt aangeduid zegt veel over zijn eigenschappen en karakter. Het is dus van belang de meest voorkomende namen van God goed te kennen en de betekenis ervan te begrijpen.

God Elohim

Het woord Elohim (dat ongeveer 2550 malen voorkomt in het OT), is waarschijnlijk een meervoudsvorm van het woord ‘Eloah’ (57 maal voorkomend) of ‘El’ (226 maal voorkomend: Pop 1964, p 128; Maas, internet publicatie). Het beste is het woord te vertalen als een abstract-meervoudig begrip, bijvoorbeeld: ‘Godheid’ (De Groot en Hulst, pp. 90-94; Pop 1964, p. 128). Ook bij andere Semitische volken is regelmatig gevonden dat namen van goden in het meervoud worden geschreven (‘ilani’, ‘amlak’, enz.: Maas, internet publicatie).
De betekenis van de aanduiding van God als ‘Elohim’ is niet eenduidig. Op zichzelf geeft Elohim, als benaming voor God, geen duidelijk antwoord op de vraag wie God is, juist omdat het woord door verscheidene Semitische volken is gebruikt als aanduiding voor allerlei goden (De Groot en Hulst, p. 94). Wanneer de Israëlieten de naam Elohim gebruikten voor hun God Jahweh, kreeg deze naam dan ook niet zozeer zijn betekenis vanuit de algemeen Semitische voorstellingen omtrent de goden, maar vanuit de speciale openbaring waarmee God zich aan het volk had bekendgemaakt. Met name door de verbinding van de naam Elohim aan de naam Jahweh wordt duidelijk wie Elohim is en wat Hij voor Israël betekent.

Het woord Eloah is mogelijkerwijs afgeleid van het Arabische woord ilah, dat ‘vrees’ of ‘verschrikking’ betekent (Maas, internet publicatie). In Gen. 31:42 en 53 wordt Elohim de ‘Vrees van Isaak’ genoemd (vgl. Js 8:13-14). In de eerste plaats lijkt het hierbij te gaan om zijn soevereine almacht, heerlijkheid en scheppingskracht (Keathley, internet publicatie). Nadat God zijn grote overmacht getoond had ten opzichte van de Baäl, wierpen de Israëlieten zich op hun aangezicht en riepen: “Jahweh is Elohim” (1 Kn. 18:39). Hiermee gaven zij aan dat hun God de enige God is; onvergelijkbaar, ontzagwekkend, de enige heerser van het heelal. Dit beeld van Elohim komt voortdurend terug in het OT. Een belangrijk gegeven hierbij is dat Elohim de hemel en aarde heeft geschapen: Gn.1:1, en dat de wereld niet is ontstaan door de gemeenschappelijke activiteit van een veelheid van goden of bovennatuurlijke machten (Pop 1964, p. 128).

De keerzijde van het ontzagwekkende van Elohim is, dat wanneer je in zijn gunst staat, je verzekerd bent van een gezegend en beschermd leven. Aan Noach betoonde Elohim, die de hele aarde strafte, zich als trouwe Beschermer (Gn. 6 vv.), uitmondend op een nieuw, eeuwig verbond tussen Elohim en alle levende wezens op aarde (Gn. 9:16). Wanneer God een verbond sluit met Abraham belooft Hij om hem tot Elohim te zijn, waarbij het land Kanaän voor eeuwig aan Abraham wordt beloofd (Gn. 17:7-8, vgl. Jr. 31:33). Wanneer het volk Israël in Egypte verblijft, weet Jozef dat Elohim het er zeker uit zal verlossen (Gn. 50:24). Salomo kende Elohim eveneens als de God van Israël die zich zéker aan zijn beloften zal houden en aan ‘het verbond en de goedertierenheid jegens uw knechten welke met hun gehele hart voor uw aangezicht wandelen’ (1 Kn. 8:23).

Elohim kan eveneens worden gebruikt als een algemene term voor geesten, goden of representanten van God. Samuël werd bijvoorbeeld (een) elohim genoemd toen hij aan Saul verscheen te Endor (1 Sm. 28: 13-14). En God zendt Mozes als (een) elohim voor Farao (Ex. 7:1) en noemt mensen elohim (Ps. 82:6, aangehaald door Christus in Jn. 10:34).

El Shaddai

Het woord Shaddai, als benaming voor God, komt 48 voor in OT, naar verhouding het meest in het boek Job. Met de bijvoeging van El, dus El Shaddai, komt de naam beduidend minder voor (6 maal in Genesis, 1 maal in Exodus (6:2) en 1 maal in Ezechiël (10:5). Tot op vandaag is de oorsprong van het woord Shaddai niet geheel duidelijk. Bileam noemt de naam Shaddai, in Job komt hij veel voor, en verder vooral bij de aartsvaders Abraham, Isaäk en Jacob. Dit zou erop kunnen duiden dat de naam oorspronkelijk voorkwam in de Aramees - Semitische wereld van het 2e millennium (De Groot en Hulst, pp. 114-115) en dat het dus een zeer oud woord is.

God openbaart zich voor het eerst als El Shaddai wanneer Hij een verbond sluit met Abraham, Gn. 17:1-2: “Toen Abram negenennegentig jaar oud was verscheen de HEERE aan Abram en zeide tot hem: Ik ben El Shaddai, wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk”. De naam El Shaddai wordt vertaald met “God, de Almachtige” (NBG) of “de machtige God” (GN). In Engelse vertalingen (zoals de KJV) wordt ook de naam Elohim wel vertaald met “God Almighty”, zodat de vraag opkomt wat het verschil is tussen beide namen. Het is wel geopperd dat de aanduiding El Shaddai betrekking heeft op de macht van God om speciale wonderen te bewerken, waarbij Hij tegen de natuurwetten van de schepping in kan gaan (Gospeltrail, internet publicatie). Het feit dat Saraï een kind kreeg tegen de natuur in, zou dan kunnen verklaren waarom God zich met El Shaddai aan Abram openbaart. Dit is echter speculatief, vooral ook omdat er lang niet in alle gevallen waarin God wordt aangeduid als Shaddai sprake is van bovennatuurlijk ingrijpen.

Een interessante gedachte is dat het woord Shaddai afgeleid zou kunnen zijn van het woord ‘shad’, dat (moeder)borst betekent (Gospeltrail, internet publicatie). In de Septuagint lijkt deze verbinding voorondersteld, want woord Shaddai wordt daar (zij het slecht enkele malen) vertaald met “ikanos”, hetgeen betekent: “volledig toerijkend”, zoals de moederborst volledig toerijkend is voor de zuigeling (De Groot en Hulst, pp. 112-113; Keathley, internet publicatie). De naam El Shaddai zou dan betekenen: God de Almachtige, die verzorgt, voedt en beschermt. Hoewel het moeilijk is het waarheidsgehalte in te schatten, is er wel iets voor deze gedachte te zeggen. Een voorbeeld is Gn. 49:24-25. God wordt hier aangeduid als El, die helpt in tijden van nood, en als Shaddai, die Jozef, de uitverkorene onder zijn broers (v 26), overvloedig zal zegenen met ‘zegeningen van de borsten en de moederschoot’. Andere voorbeelden zijn Js. 60:15-16 en 66:10-13.

Het moet echter niet worden ontkend dat de naam Shaddai vaker voorkomt in de betekenis van de Almachtige die corrigeert en kastijdt. Wanneer God zich als El Shaddai aan Abram openbaart (Gn. 17:1) dan geeft Hij meteen het bevel om onberispelijk te wandelen voor zijn aangezicht. Verder valt de profeet Ezechiël op zijn aangezicht wanneer hij de stem van Shaddai hoort (Ez. 1:24-28). Een speciale betekenis van het woord Shaddai komt naar voren in verband met de ‘dag des Heren’. Volgens Js. 13:6; Jl. 1:24 zal de dag des Heren komen als ‘keshod mish-Shaddai’: verwoesting van Shaddai. De aanduiding Shaddai lijkt hier via een woordspeling bewust gekoppeld te worden met het werkwoord shadad: verwoesten (De Groot en Hulst, p. 114). Als Shaddai zou God degene zijn die verwoestingen aanricht, hetgeen een accent legt op het ontzagwekkende en zelfs angstaanjagende karakter van zijn almacht. Het is in dit verband interessant te bedenken dat in godsdiensthistorische analyses van het woord Shaddai associaties worden geopperd met het Akkadische ‘shadu’ (berg) en ook met enkele machtige natuurgoden van Aramese oorsprong (De Groot en Hulst, pp. 114-116).

HEERE - Jahweh

De combinatie van de vier letters van YHWH, de zogenaamde ‘Tetragrammaton’, komt ongeveer 7.000 keer voor in het OT, meer dan enig andere naam van God. Met name in de boeken Jozua, Richteren, 1,2 Samuel en 1,2 Koningen keert de naam voortdurend terug (Dolphin, internet publicatie). YHWH blijkt de naam te zijn waarmee God zich met zijn gehele en heilige Persoon verbindt aan zijn volk. In Exodus 3:15 zegt God tegen Mozes dat hij Hem met de naam YHWH bekend moet maken; als: “YHWH, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jacob”. En: “Dit is mijn naam voor eeuwig en zo wil Ik aangeroepen worden van geslacht tot geslacht”. In dezelfde context openbaart God zich als “Ik ben die Ik ben”. Inhoudelijk maakt dit niet veel verschil, want het woord YHWH is afgeleid van een werkwoord (‘haja’) dat ‘bestaan’ betekent, of: ‘zijn’, ‘worden’, ‘leven’, ‘gebeuren’, enz. (Deissler 1984, p. 45; McComiskey, internet publicatie). Het accent ligt bij deze zelf-openbaring van God niet op zijn verborgenheid, maar juist op zijn aanwezigheid (De Groot en Hulst, pp. 148-149). In de context gaat het hierbij blijkbaar vooral om de continuïteit van Gods aanwezigheid en activiteit, vanaf de tijd van de voorvaderen tot aan de gebeurtenissen in Ex. 3 (vgl. vss. 13,15-16).

Door de Israëlieten werd de naam YHWH vanaf een gegeven moment bij voorkeur niet uitgesproken, uit respect voor deze heilige naam en uit angst om het gebod: “Gij zult de naam van YHWH uw God niet ijdel gebruiken”, te overtreden (Weiland, internet publicatie). Waarschijnlijk werd de naam van YHWH alleen door de hogepriester uitgesproken op de Grote Verzoendag (Deissler 1984, p. 43). Door de Rabbi’s werd op de plaatsen waar YHWH stond (meestal vertaald als HEERE, HERE, HEER), gelezen: Adonai, of, minder vaak: Elohim (Bible Revelations, internet publicatie; Deissler 1984, p. 43; Stewart, internet publicatie).

Heel vaak komt de naam YHWH voor in samenstelling met Elohim. Dit gebeurt voor het eerst in Gen. 2:4, vlak voor de schepping van de mens. In het vervolg van het tweede en derde hoofdstuk van Genesis wordt deze samenstelling veelvuldig gebruikt. Een andere opvallende plaats is Dt. 6:4-5 (het Shema): “Hoor Israël, YHWH is onze Elohim, YHWH is één! Gij zult YHWH, uw Elohim, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht”. In Jesaja 43 staat de naam YHWH in verband met Elohim, die zich nauw verbonden heeft aan zijn volk en dit volk verlost: “Gij zijt, luidt het woord van YHWH, mijn getuigen en mijn knecht, die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; vóór Mij is er geen Elohim geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben YHWH en buiten Mij is er geen Verlosser” (Js. 43:10-11).

De naam YHWH geeft dus in de eerste plaats een nauwe verbondenheid aan van God met zijn uitverkorenen en geliefden. Met name in de boeken van Mozes benadrukt de aanduiding met YHWH Gods persoonlijke karakter en zijn betrokkenheid met het volk Israël (Van Oeveren 1987, p. 32; McComiskey, internet publicatie). Wanneer God een verbond sluit met Abraham (Gen 15) spreekt God hem aan als: “Ik ben YHWH, die u uit Ur der Chaldeeën heb geleid om u dit land in bezit te geven”. Abraham spreekt God hierop aan als: “YHWH, YHWH” (15:8). Ook bij de verbondsluiting op de Sinaï noemt God zichzelf voortdurend bij de naam YHWH (bijv. Ex. 20:2, vgl ook: Dt. 5:6 en 9: 9-11). De verbondenheid van YHWH met zijn volk komt vooral uit in het feit dat YHWH zich Persoonlijk de ellende en het lijden van het volk aantrekt. Toen Israël zich (weer) tot Hem bekeerde, kon Hij hun ellende niet langer aanzien (Ri. 10:16) en trok Hij zich hun benauwdheden aan (Js. 63:9). Tegelijkertijd is de naam YHWH echter verbonden aan Gods rechtvaardigheid en oordelend optreden (bijv.: Lv. 19:2; Ps. 11:7, Hb. 1:12). Het was YHWH die Adam en Eva uit de hof van Eden verdreef en die Sodom en Gomorra met de grond gelijk maakte. Het is eveneens YHWH die zei: “Wie tegen Mij gezondigd heeft, hem zal Ik uit mijn boek delgen” (Ex. 32:33). Wanneer God zichzelf aan Mozes openbaart roept Hij zijn eigen naam uit: “YHWH, YHWH, Elohim, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, die goedertierenheid bestendigd aan duizenden, die ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft; maar de schuldige houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen, aan het derde en vierde geslacht” (Ex. 34:6-7).

Het oordelend optreden van YHWH heeft alles te maken met zijn heiligheid. Het woord ‘heilig’ is afgeleid van de stam kadosh, hetgeen oorspronkelijk de betekenis heeft van zowel ‘vreselijk zijn’ als ‘helder schijnen’ (Vriezen 1949, pag. 324). Wanneer God verschijnt aan Mozes, verklaart Hij die plaats als heilige grond en moet Mozes zijn schoeisel van zijn voeten doen (Ex. 3:5). Toen mensen naar de ark van YHWH hadden gekeken vonden 70 mensen de dood en vroeg men: “Wie kan bestaan voor het aangezicht van YHWH, deze heilige God?” (1Sm. 6:20). In het roepingvisioen van Jesaja hoort hij de Serafs roepen: “Heilig, heilig, heilig YHWH Sebaot. Deze heiligheid van YHWH betekent eveneens een perfecte en eindeloos verheven reinheid, waarbij de mens zichzelf onmiddellijk herkent als nietig, zondig en onrein; feitelijk niet waardig om in zijn nabijheid te vertoeven (Vgl. bijv. Ps. 15).

Jahweh Sebaot

De naam Jahweh Sebaot, die ongeveer 280 maal voorkomt in het OT (De Groot en Hulst, p. 153), betekent: HERE der heerscharen. In het algemeen gaat het hierbij om de aanduiding van God als de Opperbevelvoerder van de engelenscharen en legers van God (Js. 1:24; Ps. 46:8, 12; Jr. 11:20, etc.).

De naam komt het eerst voor in verband met de erediensten te Silo, 1 Sm. 1:3 (Van Gemeren, internet publicatie). In de Pentateuch komt de naam dus niet voor hetgeen erop duidt dat de naam pas onstaan is tijdens of na de verovering van Kanaän (McComiskey, internet publicatie). Het is goed mogelijk dat de aanduiding met Sebaot afkomstig is uit de verschijning van een man (engel?) aan Jozua, vlak voor de aanvang van de verovering van Kanaän: Jz. 5:13-15. Deze man duidt zich aan als zijnde de ‘vorst van het heer (enkelvoud van Sebaot) des HEREN’. In verband met de op handen zijnde taak van Jozua en het volk, wijst dit op Gods almachtige bescherming, waarbij Hij de beschikking heeft over machtige engelenlegers. Deze verbinding van Jahweh Sebaot aan de militaire activiteiten van Israël komt vaker voor in het OT (bijv.: 1 Sm. 15:2-3; 2 Sm. 5:10, vgl. ook 1 Sm. 17:45; Js. 13:4; Ps. 46:6-7 en 59:6). Het gaat hierbij om de aanduiding van Israëls God als de machtige Beschermer, in wiens kracht het volk de overwinning behaalt op de vijanden, zowel collectief (bijv. Ps 80: 5 vv) als individueel (bijv. Ps. 69:7).

De naam Jahweh Sebaot wordt in het OT eveneens geassocieerd met de ark van het verbond: 1 Sm. 4:4. Dit is verbonden met het feit dat Jahweh troont boven de cherubs (2 Sm. 6:2). Toen de ark heroverd was op de Filistijnen, zegende David het volk in de naam van Jahweh Sebaot (2 Sm. 6:18).

In de profetische literatuur lijkt de naam Jahweh Sebaot verschillende betekenissen te hebben en de invulling ervan wordt door de profeten verruimd. Jahweh Sebaot is hier behalve de Opperbevelhebber van Israëls legers, eveneens de Aanvoerder van vreemde legerscharen, als voltrekkers van het goddelijke gericht, en als Heer van natuurkrachten en hemelse machten (De Groot en Hulst, pp. 156 vv). Het gaat er hierbij met name om dat de God van Israël wordt voorgesteld als een God van grote macht en kracht. Op het moment dat Israël door God bevrijd werd uit Egypte, wordt het volk Israël nadrukkelijk aangeduid als: “Al de Sebaot (legerscharen) des HEREN” (Ex. 12:41). Het is goed voor te stellen dat dit krijgsmachtige optreden van God ten behoeve van zijn volk tot de verbeelding van latere generaties is blijven spreken. Het gebruik van de naam Jahweh Sebaot roept dan ook in de eerste plaats het beeld van God op zoals Hij bij de uittocht optrad. In de profeten wordt dit beeld uitgebreid, zoals de volgende voorbeelden laten zien.

  • De doxologie uit Js. 6:3: “Heilig, heilig, heilig is Jahweh Sebaot, de ganse aarde is van zijn heerlijkheid vol”. Hier is de macht van God niet alleen geassocieerd met het volk Israël, maar met de gehele schepping (Schaap en Vlaardingerbroek 1987, p.402).
  • De stichting van het Davidische, Messiaanse rijk, Js. 9:1-6. “Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en met gerechtigheid. De ijver van Jahweh Sebaot zal dit doen” (6).
  • De formatie van de hele wereld, Jr. 51:19. “Hij is de Formeerder van alles en Israël is de stam zijner erfenis; Jahweh Sebaot is zijn naam!”.
  • Het koningschap over alle volken, Zch. 14:17. “Maar wie uit de geslachten der aarde niet naar Jeruzalem zal heentrekken om zich voor de Koning, Jahweh Sebaot, neder te buigen, op hem zal geen regen vallen….”.
© 2008 - 2024 Roelofvantil, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Drie-eenheid Bijbel: 3 Personen bij elkaar, godsnaam ElohimDrie-eenheid Bijbel: 3 Personen bij elkaar, godsnaam ElohimDe drie-eenheid in het Oude Testament (het eerste deel van de Bijbel): Vader, Zoon, Heilige Geest bij elkaar en de godsn…
Het verbond van God met mensen: het nieuwe verbondHet verbond van God met mensen: het nieuwe verbondGod blijft trouw aan zijn beloften. Het verbond met God en de mens loopt uit op een nieuw verbond; de laatste wilsbeschi…
Soemerische Kleitabletten: de kijk van Zecharia SitchinSoemerische Kleitabletten: de kijk van Zecharia SitchinZecharia Sitchin is een schrijver die gespecialiseerd is in de vertaling van oude talen zoals het Soemerisch en de Maya-…
Het dictaat van JahwehHet dictaat van JahwehEén van de bekendste passages uit het Oude Testament is het verhaal waarin Mozes de tien geboden ontvangt. Zelfs niet pr…

De terugkeer uit de Ballingschap – een desillusie?De periode van de Babylonische ballingschap was één van de dieptepunten uit de geschiedenis van het Joodse volk. Deze ba…
Bronnen en referenties
  • "Bible Revelations" - P O Box 426. Pinegowrie, SOUTH AFRICA, 2123. http://www.revelations.org.za Deissler, A. 1984. O anúncio do Antigo Testamento. Ed. Paulinas. São Paulo, Gemeren, van, W.A. Tetragammaton. http://mb-soft.com/believe/txh/namesgod.htm Gospeltrail, www.gospeltrail.com/Study Groot, de, J. en Hulst, A.R. Macht en Wil. De verkondiging van het Oude Testament aangaande God. Callenbach – Nijkerk Keathley, J.H. Overview of the Names of God in Scripture. http://www.bible.org/docs/theology Maas, A.J. The Catholic Encyclopedia, Volume V. http://www.newadvent.org/cathen/05393a.htm McComiskey, T.E. Names of God. http://mb-soft.com/believe/txh/namesgod.htm Oeveren, B. van, 1987. Exodus. In: Tekst voor Tekst – de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht. Boekencentrum – Zoetermeer Pop, F.J. 1964. Bijbelse woorden en hun geheim. Boekencentrum B.V. `s-Gravenhage Schaap en Vlaardingerbroek 1987. Jesaja. In: Tekst voor Tekst – de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht. Boekencentrum – Zoetermeer Stewart, D. Frequently Asked Questions. Blue Letter Bible. http://www.blueletterbible.org/faq/nbi/1305.html Vriezen, Th. C. 1949. Hoofdlijnen der theologie van het Oude Testament. Veenman en Zonen b.v. Wageningen. Bijbelgedeelten geciteerd uit: NBG vertaling 1951 Gebruikte naslagwerken: Gispen, W.H., Grosheide, H.H. en Van der Meer, W. 1996. Concordantie op de Bijbel. Kok – Kampen The Holy Scriptures of the Old Testament, Hebrews and English. British & Foreign Bible Society – London
Roelofvantil (13 artikelen)
Gepubliceerd: 03-11-2008
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Religie
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.