Mozes, de man Gods
De uitdrukking “man Gods” wordt in de Bijbel 6 keer toegepast op Mozes. De uitdrukking duidt op een bijzondere en goede relatie tussen God en Mozes, waarbij de laatste zich mag verheugen in directe openbaringen van God. Mozes: de meest inspirerende leider van Israël. En: een bron van inspiratie voor ons!
Mozes is de grote leider van Israël in de geschiedenis van de uittocht uit Egypte en het rondtrekken door de woestijn. Hij werd in ±1525 v. Chr. in Egypte geboren als zoon van Amram en Jokébed, uit de stam van Levi. Mirjam was zijn oudere zus, Aäron zijn oudere broer (Ex. 6:15-26). Mozes dankt zijn naam aan de dochter van Farao, die hem uit de Nijl redde.
In de boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium gaat het veelvuldig over Mozes. Ook wordt hij regelmatig genoemd in overige Bijbelboeken. Zijn gehele opvoeding en jeugd heeft hij genoten aan het hof van de Farao van Egypte. Vervolgens werd hij door God als leider uitverkoren om het volk naar het beloofde land te brengen. Maar op de valreep mocht hij zelf uiteindelijk het land niet binnengaan. Hij stierf op de Nebo, op 120 jarige leeftijd, nog in de kracht van zijn leven.
De inhoud van het werk van Mozes
Mozes ontving zijn roeping rechtstreeks van God (Ex 2:23-4:17). God maakte zich hierbij bekend als de God van de vader van Mozes, van Abraham, Isaak en Jakob. God had de ellende van het volk gezien en maakte nu Zijn plan bekend om het uit Egypte te leiden en naar een land te brengen dat overvloeide van melk en honing. Mozes zou in dit plan een centrale rol vervullen. Hij kreeg in de eerste plaats de opdracht om naar de farao te gaan om hem over te halen het volk Israël te laten gaan. Farao zou echter niet gemakkelijk toegeven en God voorzegt dan ook zware straffen voor de Egyptenaren en allerlei machtige wonderen. Voor het volk Israël zou Mozes de leider worden. Om van de Israëlieten voldoende acceptatie te verkrijgen voor zijn leiderschap, kreeg Mozes de macht om wonderen te verrichten met zijn staf en met zijn hand.
Toen Mozes de wonderen met de staf en de hand deed voor de ogen van het volk, geloofde het volk in zijn roeping. En dan volgt een moeilijke confrontatie met de farao, zonder vooralsnog een bovennatuurlijk ingrijpen van God, met als resultaat dat het alleen maar slechter ging met het volk Israël (Ex 5). Maar dan grijpt God op krachtige wijze in. God deed via Mozes en Aäron 10 grote plagen over het land Egypte komen, waarbij het land Gosen, waar de Israëlieten woonden, veelal gespaard bleef (Ex 7:14-10:36). De laatste plaag betrof de dood van alle eerstgeborenen, zowel van mensen als van dieren. Ook hierbij werd het volk Israël gespaard, onder instelling van Pascha (Ex 12:1-14).
Na de tiende plaag liet de farao het volk gaan, maar hij achtervolgde hen tot aan de rietzee. Het volk zat daar aan de oever van de zee volledig in de klem, maar Mozes sprak een groot vertrouwen in God uit (Ex 14:13-14) en bij die gelegenheid toonde God als nooit tevoren hoe Hij als Vader voor Zijn kinderen zorgt en toornt over de vijanden van Zijn volk. Het volk van Israël mocht onder Mozes’ leiding de door God drooggelegde zee oversteken, terwijl het gehele leger van Farao verdronk in het terugstromende watermassa’s.
In de woestijn vielen de vijanden aan en moest Mozes de verdediging organiseren. In deze confrontaties vertrouwde Mozes op Gods bovennatuurlijk ingrijpen (bijv. Ex 17:8ev) en niet op numeriek overwicht of militaire vaardigheden.
Het dagelijkse werk van Mozes bestond onder andere uit het rechtspreken tussen volksgenoten. Hij volgde het advies van zijn schoonvader op om dit werk grotendeels te delegeren (Ex 18).
Speciale aandacht verdient het werk van Mozes als schrijver. Er zijn verschillende teksten die wijzen op schrijvende activiteiten van Mozes. Hij kreeg soms speciale opdracht van God om bepaalde gebeurtenissen vast te leggen (overwinning op de Amalekieten, Ex 17:14; de beschrijving van de tochten door de woestijn, Nm 33:2). Voor de verbondssluiting in bijzijn van de 70 leiders had Mozes de grondregels van God opgeschreven (Ex 24:4), waartoe hij overigens ook van God opdracht kreeg (Ex 34:27). Uiteindelijk is wellicht het grootste gedeelte van de wet door Mozes opgeschreven (Dt 31:9), ten overstaan van heel Israël (Joz 8:32). Verder stelde hij een lied te boek (Dt 32:1-43) dat de Israëlieten moest waarschuwen wanneer ze zich in het beloofde land zouden hebben gevestigd (Dt 31:22, 24), overigens ook weer in opdracht van God (Dt 31:19).
Mozes als leider en organisator
Mozes verbleef de eerste veertig jaar van zijn leven aan het hof van de Farao. Hij was grootgebracht ‘in al de wijsheid van de Egyptenaren’ (Hd 7:22), maar zijn hart bleef uitgaan naar zijn eigen volk. Toen hij een Egyptenaar had gedood die een Israëliet had geslagen, vluchtte hij naar Midjan, waar hij veertig jaar verbleef, tussen de woestijnbewoners. Uiteindelijk ontving hij van God vanuit een brandende, maar niet verterende braamstruik de roeping om het volk uit Egypte te leiden (Ex 3-4).
Mozes zag zichzelf echter allesbehalve als een goede leider. Ondanks dat hij op spectaculaire wijze en rechtstreeks van God de opdracht tot het leiderschap kreeg, had hij nog tegenwerpingen (Ex. 3:11, 4:13). Een centraal punt hierbij was het feit dat Mozes vond dat hij niet goed uit zijn woorden kon komen (Ex 4:13). Voor God was dit blijkbaar geen enkele verhindering geweest om Mozes uit te kiezen als leider, maar Hij stemde er uiteindelijk toch mee in om Aäron als woordvoerder naast Mozes op te stellen (Ex 4:16).
Het leiderschap van Mozes kenmerkte zich niet in de eerste plaats door typische leiderschapskarakteristieken, zoals slagvaardigheid, organisatietalent, natuurlijk gezag ed. Bij Mozes treden andere eigenschappen op de voorgrond, zoals: zachtmoedigheid, geduld, trouw, en vooral: geloof (Zie bijv. Hebr 9:23). Voor het succes van zijn leiderschap stelde hij zich volledig afhankelijk op van God. Dit was ook noodzakelijk, omdat natuurlijke leiderskwaliteiten alléén volledig zouden falen tegen het geweld van de Egyptische magici en legers, tegen de problemen bij de overtocht door de rode zee en tegen de gevaren in de woestijn.
Na een periode waarin op Mozes’ woord de grootst mogelijke wonderen gebeurden ten behoeve van Israël, kwam het volk uiteindelijk aan in de woestijn (Ex 14). Vanaf dat moment moest het volk echt worden georganiseerd en geleid. Dit zal niet gemakkelijk geweest zijn. De Israëlieten hadden 430 jaar in Egypte als slaven gediend (Ex 12:40-41) en waren waarschijnlijk heel weinig gewend om zelfstandig initiatieven te ontplooien. In hoeverre Mozes erin slaagde het volk op efficiente wijze te organiseren en te leiden in deze moeilijke periode is niet helemaal duidelijk. Misschien kan worden gesteld dat Mozes als manager niet uitblonk, gezien vooral het feit dat zijn schoonvader eraan te pas moest komen om een voor de hand liggende organisatorische verandering aan te brengen in het systeem van de rechtsspraak (Ex 18).
De kwaliteiten van Mozes als geestelijk leider waren echter zondermeer subliem en practisch onnavolgbaar. In de eerste plaats zag hij er streng op toe dat de vele voorschriften van God tot in alle details werden uitgevoerd, zelfs al betrof het familileden die in rouw zijn (Lev 10:1-7). Verder komt naar voren de enorme liefde van Mozes voor het volk. Tot tweemaal had God besloten om het volk te vernietigen en Mozes tot een gezegend volk te maken, en beide keren kwam Mozes hiertegen in verweer en slaagde hij erin God op andere gedachten te brengen (Nm 14:12, Ex 32:10). De liefde van Mozes voor het volk ging zo ver dat hij zelfs bereid was als een middelaar zijn leven te geven in plaats van het volk (Ex 32:32). Verder vereenzelvigde hij zich totaal met het volk, zelfs wanneer dit in diepe zonde was gevallen (bijv: Ex 34:8-9). Een derde fenomenale eigenschap van Mozes was dat hij zijn positie niet verdedigen wilde. Wanneer zijn leiderschap ter discussie werd gesteld, liet hij de verdediging aan God over (bijv. Nm 12, Nm 16). Verder stemde hij blijmoedig in met het feit dat God een deel van zijn gaven verdeelde onder zeventig anderen (Nm 11:26-30). Voor Mozes was het een vreugde, als niet alleen hijzelf in Gods aanwezigheid kon vertoeven, maar vooral als het volk God kon ontmoeten. Zo hielp hij het volk om zich voor te bereiden op een ontmoeting met God en leidde de mensen naar God toe (Ex 20:14-17).
De relatie tussen God en Mozes
Onder het volk Israël is er niemand geweest die zoveel openbaringen heeft gehad van God als Mozes. Nooit is er een profeet geweest zoals Mozes, nooit iemand met wie de Heer zo vertrouwelijk omging en wie God zulke machtige tekenen en wonderen heeft laten verrichten (Dt 34:10-12). God sprak met Mozes als met een vriend (Ex 33:11). Het treffende hierbij is niet alleen dat Mozes onvoorwaardelijk deed wat God van hem vroeg, maar dat ook God heel vaak deed wat Mozes van Hém vroeg, al had God eerst andere plannen (bijv: Ex 8:13,31). God hield op een heel persoonlijke manier van Mozes. Zelfs de boodschappen voor de hogepriester Aäron liet God vaak via Mozes overbrengen (bijv: Ex 8:16, Le 6:8,24, 17:1) en alleen Mozes mocht tot God naderen (bijv: Ex 24:1,2). Tot Mozes sprak God niet in raadsels, maar rechtstreeks en duidelijk (Nm 12:6-8). Toen het leiderschap van Mozes ter discussie werd gesteld door volksgenoten, verdedigde God Hoogstpersoonlijk zijn vriend, die Gods hart had gestolen vanwege zijn zachtmoedigheid en bescheidenheid (bijv. Nm 12). En toen Mozes uiteindelijk stierf, droeg God als een echte Vriend zorg voor de begrafenis (De 34:6). Ruim 1550 jaar later mocht Mozes samen met Elia een majestueus bezoek brengen aan de Heer Jezus (Mt 17:1-8, Mr 9:2-8, Lc 9:28-36).
Bij Mozes valt in de eerste plaats op zijn totale afhankelijkheid van en gerichtheid op God. Hij uitte vrijuit zijn klachten tegenover God wanneer de zaken niet naar wens leken te verlopen (bijv: Ex 5:22-23, Nm 11:10-15) en ging voortdurend bij God te rade bij te nemen beslissingen. Mozes stelde zich op als een kind, dat intuïtief zijn toevlucht zoekt bij zijn Vader.
Het diepste verlangen van Mozes was om zo dicht mogelijk bij God te zijn en te genieten van Zijn aanwezigheid. Na de zonde met het gouden kalf besloot God om Zijn engel mee te sturen met het volk, maar Zelf niet verder mee op te trekken. Maar Mozes kwam hiertegen in verzet en verkoos het leven in de woestijn mét God boven het leven in het land van melk en honing zónder God (Ex 33:15). Mozes’ verlangen naar God wordt door God vervuld, waarbij Mozes Gods persoonlijke verschijning van achteren mocht zien (Ex 33:22-23). Uiteindelijk straalde zoveel van de majesteit van God af op Mozes, dat zijn gezicht glansde en de Israëlieten hem niet durfden te naderen (Ex 35:29-35, 2Kor 3:7-18).
Maar ook Mozes was niet volmaakt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat God hem het beloofde land niet laat ingaan vanwege persoonlijke zonde bij de rots van Meriba (Nm 20:2-13). Mozes lijkt dit nooit te volledig hebben aanvaard en zegt in Deuteronomium bij herhaling dat hij vanwege de schuld van het volk (“om uwentwil”) Kanaän niet binnen mocht gaan (Dt 3:26, 4:21).
Mozes als wetgever
De mozaïsche wet is nauw verbonden aan de omgang van God met Zijn volk. Men zou kunnen spreken van een eenheid van wet en verbond. Zo verschijnt de Here eerst aan het volk (Ex 19) en geeft Hij vervolgens de tien geboden (Ex 20). Exodus 21-23 zou het verbondsboek kunnen worden genoemd met de civiele en cultische voorschriften, waarop God vervolgens Zijn verbond sluit met het volk (Ex 24). De verdere geboden van Exodus tot en met Deuteronomium (kunnen) worden teruggevoerd op dit spreken van de Here op de Sinaï. Het volk Israël wordt opgedragen de wet van Mozes te onderhouden om het zegenrijke leven te bewaren dat men heeft onder de beschermende en verlossende aanwezigheid van God (Lev 18:5, Dt 30:15-16). Van God uit gezien is het doel om Israël als een priesterlijke natie rein voor Zich te stellen, zoals het zich laat aanzien binnen een breed verlossingsplan waarin alle naties zijn opgenomen (Ex 19:5-6).
Binnen de Mozaische wetgeving nemen de tien geboden (decaloog) een bijzondere plaats in. Ze komen twee keer voor (met enige variaties; Ex 20, Dt 5). Ze worden rechtstreeks door God vanaf de Sinaï meegedeeld (Ex 20). De geboden moesten worden bewaard in de ark (Ex 25:16, Dt 10:5) en waren op samenvattende en tegelijkertijd onvoorwaardelijke wijze geformuleerd.
Evenals het volk Israël deel uitmaakte van een grotere gemeenschap (Semitische volken), was de Mozaïsche wet verankerd in de rechtssystemen van de omringende volken en heeft daarmee vele overeenkomsten. Dit betekent echter niet dat de Mozaïsche wet slechts een nadere uitwerking van deze rechtsystemen was. De wet van Mozes is wat dat betreft te uniek: met name wanneer het gaat om de duidelijkheid/concreetheid, rechtvaardigeheid en menselijkheid van de wetgeving.
Meestal worden de wetten ingeleid met het spreken of met een bevel van God: ….”zoals de Here aan Mozes bevolen had” (Ex 39:1,7,21,26,29,32,etc), “de Here sprak tot Mozes”, “de Here sprak tot Mozes en Aäron (Lev 1:1, 4:1, 5:14ev, 1:1, 13:1, Nm 1:1, 2:1, etc).
De wet van Mozes werd door Mozes’ opvolger Jozua diep gerespecteerd. Hij graveerde in de stenen van een altaar een afschrift van deze wet (Joz 8:32). Ook later bleef de wet van beslissende betekenis. David draagt zijn zoon Salomo op zich nauwgezet aan de hele wet van Mozes te houden. Dit garandeert succes en de zegen van God (1 Kon 2:1-14). In het hele Oude Testament is dit de teneur: het vrezen van God is het hartelijk onderhouden van de wet van Mozes. De vrome koning Josia van Juda diende God en blonk bijzonder uit in zijn ijver voor de wet van Mozes (2 Kon 23:25). Wanneer het volk uiteindelijk in ballingschap gaat, ziet Daniël dit als een direct gevolg van het niet respecteren van de wet van Mozes waardoor de vloek van deze wet van kracht werd (Dan 9:11, 13). Na de ballingschap wordt door Ezra de wet van Mozes weer in ere hersteld. Van hem wordt gezegd dat hij bekwaam was in de wet van Mozes en dat hij er alles aan deed om de eredienst weer te herstellen volgens de verordeningen van deze wet (Ez 3:2, 7:6, etc.). Uiteindelijk herondekt het hele volk na de periode van de ballingschap de wet van Mozes en legt men een formele verklaring af om zich aan deze wet te houden (Neh 8, 10:29 ev). Later heeft een groot deel van het volk de wet van Mozes weer goeddeels links laten liggen. Er bleef echter altijd een bepaalde kring van vrome joden die er alles aan gelegen was om nauwgezet Mozes’ wet te volbrengen, zelfs op straffe van de marteldood. Christus heeft de wet van Mozes nader uitgelegd en uiteindelijk vervuld (Mat 5:17-18, Hebr 10:1-18). Bij de komst van het koninkrijk der hemelen wordt de wet van Mozes opnieuw geïnterpreteerd. Paulus is positief over de wet van Mozes (Rom 7:12,14) maar bij hem komt de gerechtigheid van het geloof in plaats van de gerechtigheid uit de wet (Rom 3:21-22; 4:1-8, Gal3:10-12, etc). De wet van Mozes blijft van kracht wanneer de betekenis ervan vanuit de liefde evident is, zoals de geboden tegen afgoderij en de geboden 5-10 van de decaloog (zie bijv. Ef 6:2; Rom 2:12, 7:17; 13:9). Vele andere geboden worden als niet meer relevant beschouwd: sabbat (Kol 2:17), reine/onreine dieren (Mc 7:15-19), offerdienst (Hebr 10 etc.). Het gebed van Paulus is dat de gemeente zelfstandig de wil van God zal onderkennen en zal groeien in onderscheidingsvermogen (Fil 1:9-10, Kol 1:9-10).
© 2008 - 2024 Roelofvantil, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De Bijbel (Christendom)De Bijbel. Het is een van de oudste en meest verkochte boeken ooit. Mensen weten echter nog veel niet over de Bijbel. Ho…
Bronnen en referenties
- Bijbelse Encyclopedie, 2000 Uitgeverij Kok – Kampen
Binnendijk, H. Dubbelpotretten Bijbel Online 2001
BTW – Bijbels woordenboek Bijbel Online 2001
Fensham, F.C. 1984. Exodus, in de serie: De prediking van het Oude Testament. Uitgeverij G.F. Callenbach bv Nijkerk
Groot Nieuws Bijbel – Aantekeningen 1999 Katholieke Bijbelstichting ‘s
Hertogenbosch/Nederlandse Bijbelstichting, Haarlem
Het Oude Testament, 1982. In de serie: Bijbels Handboek. Uitgeversmaatschappij Kok – Kampen
Kanttekeningen op de Statenvertaling Bijbel Online 2001
Loonstra, B. 2000. Zo goed en zo kwaad. Naar een ethiek van de christelijke gemeente. Uitgeverij boekencentrum – Zoetemeer
Matthew Henry’s Comentaar op de Bijbel Bijbel Online 2001
Rad, G. von 1992. Theologie des Alten Testaments Band 1 Chr. Kaiser Verlag München