mijn kijk opVrouwen in het ambt van diaken en ouderling binnen de kerk
De kerk kent verschillende ambten. In de protestantse kerken gaat het dan om het ambt van predikant, ouderling en diaken. Ruim een eeuw geleden mochten alleen mannen deze ambten te bekleden. Geleidelijk aan zijn deze ambten ook voor vrouwen toegankelijk geworden. Het heeft daarbij geholpen dat bepaalde interpretaties van de Bijbel ruimte bieden aan de gelijkwaardigheid van man en vrouw en dus ook aan de opstelling van het ambt voor vrouwen. Bijbelgedeelten die de gelijkwaardigheid naar voren brengen zijn bijvoorbeeld de schepping en gedeelten waarin Jezus vrouwen als gelijkwaardig benadert. Ook de apostel Paulus benadrukt op sommige plaatsen in zijn brieven de gelijkwaardigheid van man en vrouw.
De geschiedenis van de vrouw in het kerkelijk ambt
Al heel vroeg in de kerkgeschiedenis werd het vrouwen verboden om kerkelijke ambten te vervullen. De kerkvader Tertulianus schreef in 206 na Christus daarover in zijn
De Virginibus Velandis (9.1.C): 'Het is niet toegestaan dat een vrouw in de kerk spreekt. Evenmin mag zij onderricht geven, dopen, offeren en voor zichzelf enige functie opeisen die aan de man toekomt en dan niet in het minst aan de priesterdienst'. De kerkvader Origines kan zich daar wel in vinden. 'Want het is schandelijk voor een vrouw om in de kerk te spreken.' Zo schrijft hij in een commentaar op 1 Korinthe 14:34. De visie dat het ambt niet toegankelijk was voor vrouwen heeft de kerk honderden jaren gedomineerd.
De invloed van de emancipatie op de vrouw in het ambt
In de twintigste eeuw begint daar langzamerhand verandering in te komen. Door sociale veranderingen en de opkomst van de emancipatie wordt er ook nagedacht over de positie van de vrouw. Steeds meer stemmen komen op om haar een gelijkwaardig plek te geven en de kerkelijk ambten ook voor vrouwen open te stellen. In 1911 wordt in Nederland de eerste vrouw tot het ambt van predikant beroepen. Na dit beroep dat van doopsgezinde sociëteit uitging volgen er al snel andere kerken dit voorbeeld. In 1931 volgt de Evangelisch Lutherse Kerk. Vanaf 1959 is het in de Nederlandse Hervormde Kerk mogelijk om vrouwen te beroepen tot het ambt van diaken en ouderling. Drie jaar later wordt ook voor vrouwen mogelijk om binnen de Nederlands Hervormde kerk het ambt van predikant te bekleden.
De scheppingsorde
Man en vrouw zijn beide geschapen naar Gods beeld (Genesis 1: 26). De man is in gelijke mate geschapen naar het beeld van God als de vrouw. Het wezenlijke bij de schepping van de mens is dat de mens meer is dan zijn of haar biologische bestaan. De dieren worden naar hun aard geschapen, de mens naar Gods beeld. Denkend vanuit de schepping betekent dan ook dat de biologische aanleg niet doorslaggevend is, maar juist het theologische van de mens als beeld van God. Vrouw en man zijn daarin gelijk.
Man en vrouw als gelijken tegenover elkaar
Een ander centraal punt bij de schepping is dat man en vrouw relationeel op elkaar betrokken zijn. Dat klinkt bijvoorbeeld door in de vreugde die Adam ervaart als hij Eva krijgt, een hulp die bij hem past (Genesis 2:18). Het woord ‘hulp’ wordt in de Bijbel vaak gebruikt voor God (bijvoorbeeld. Psalm 33:20, Psalm 70:5, Psalm 115:9, Psalm 121:2, Hosea 13:9). Het wijst dan ook niet zozeer op onderdanigheid, maar juist op afhankelijkheid. De toevoeging, ‘die bij hem past’ (Genesis 2:18) betekent letterlijk vertaald: ‘als een gelijke tegenover hem’. De rabbijnen hebben overigens de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw mooi verwoord: ‘Niet uit het hoofd van de man is de vrouw genomen, opdat zij niet boven hem zou staan; niet uit de voeten van de man die zij genomen, opdat ze niet onder hem zou staan, maar uit de zijde van de man werd zij genomen opdat zij op gelijke hoogte zou staan.’
Zondeval
Nergens in de beschrijving van de scheppingsdaden van God lezen we een argument voor de ondergeschiktheid van de vrouw. Dat wordt anders bij de zondeval. Als Adam en Eva van de verboden vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad hebben gegeten ontvangen ze straf van God. In de woorden die God tot de vrouw spreekt doet de heerschappij van de man over de vrouw zijn intrede. De vrouw krijgt als straf op de zonde van God te horen dat mannen over haar zullen heersen (Genesis 3:16). De straf voor de man is dat er distels en doorns zullen groeien en hij al zwetend zijn werk moet doen. Alle energie, gewasbescherming, machines, computers en dergelijke worden ingezet om het juk van de straf van de man te verzachten. De heerschappij van de man over de vrouw hoort zo gezien niet tot de scheppingsorde, maar is een straf of de zonde.
Jezus en de vrouwen
In het evangelie zijn er tal van aanzetten om de oorspronkelijke scheppingsorde van het gelijk zijn van man en vrouw voor God te herstellen. Jezus was een vriend van vrouwen. Hij baarde opzien doordat hij omging met vrouwen en in zijn omgeving ‘veel vrouwen’ (Lucas 8:3) had. Dit was voor een joodse rabbi absoluut ongepast en ongeëvenaard in de samenleving van die tijd. Jezus had naast de twaalf discipelen, ook tal van vrouwelijke leerlingen, onder wie dames uit hogere standen. Bijvoorbeeld Johanna, de vrouw van een hoge ambtenaar van Herodes. Men zou die vrouwen tegenwoordig ‘geëmancipeerd’ noemen, omdat zij de traditionele rol van de vrouw niet accepteren, maar juist de groep van Jezus financierden ‘met hetgeen zij bezaten’ (Lucas 8:3). De vrouwen rond Jezus waren geen passieve toehoorders. De vrouwen waren de eerste die Jezus' opstanding verkondigden. In Lucas 24:9 staat: ‘En teruggekeerd van het graf, boodschapten zij dit alles aan de elven en aan al de anderen.’ Dit is niet slechts een privé-mededeling, het Griekse woord voor ‘boodschappen’,
apaggelein, heeft een officieel gezag dragend karakter.
Paulus en de vrouw in het ambt van diaken of ouderling
Bij de visie van Paulus over de verhouding tussen man en vrouw is een zekere dubbelheid op te merken. Paulus leeft in een cultuur waarin mannen domineren. In gedeeltes van zijn brieven sluit hij aan bij het gedachtegoed van zijn tijd dat de vrouw onderdanig is aan de man. Toch verkondigt Paulus in andere gedeeltes de gelijkheid van man en vrouw. Uit de brieven van Paulus krijgen we het beeld dat vrouwen actief meewerkten in de kerk. Paulus deelt mee (1 Kor. 11:5) dat vrouwen net als mannen preekten bij de eredienst. Hij spreekt van het ‘profeteren’ van vrouwen bij de eredienst. Bij Paulus betekent profeteren een officiële verkondiging die het best met ‘preken’ vertaald kan worden. Vrouwen, Phebe bijvoorbeeld, waren diaken (Rom. 16:1). Tot de taak van een diaken behoort (volgens Kol. 1:28) het onderrichten. Paulus noemt zichzelf ook een diaken (dienaar) van de gemeente (Kol. 1:25). In de brief aan de Romeinen (16:3) wordt Prisca ‘medearbeider in Christus’ genoemd; die titel heeft bij Paulus de kwaliteit van een bijzondere, ambtelijke autoriteit, wat met een ouderling te vergelijken is..
In Christus is geen mannelijk en vrouwelijk
Paulus schreef aan de Galaten (3:27-28): ‘Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus’. Paulus pleit in deze tekst voor de gelijkheid van allen die door de doop horen bij Jezus Christus. Paulus wijst er in de brief aan de Galaten op dat deze gelijkheid voor God gevolgen moet hebben voor de maatschappelijke en kerkelijke verhoudingen. Door de doop in Christus zijn alle gelovigen gelijk aan elkaar. Opvallend aan deze tekst de formulering bij ‘mannelijk en vrouwelijk’. Bij de eerste twee verschillen wordt of gebruikt: ‘Jood of Griek, van de slaaf of vrije’. Bij het laatste tweetal dat Paulus noemt wordt gesproken van ‘mannelijk
en vrouwelijk’. Hiermee maakt Paulus een toespeling op het verhaal van de schepping waar in Genesis 1:27 staat: 'En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij ze'. Hiermee probeert Paulus de scheppingsorde van de gelijkheid van man en vrouw in Christus te herstellen.
De positie van vrouwen in de Bijbel en slavernij
Het evangelie laat duidelijk een lijn zien in de richting van een herstel van de scheppingsorde in de gelijkheid van man en vrouw. Toch blijft er een zekere spanning bestaan met Bijbelteksten die anders beweren. Deze spanning tussen Bijbelteksten zou je bijvoorbeeld kunnen vergelijken met de spanning over teksten omtrent slavernij. Die wordt nergens in de Bijbel expliciet verboden. Sterker nog, het is niet moeilijk om slavernij vanuit de Bijbel, Oude en Nieuwe Testament, te rechtvaardigen. Het heeft dan ook heel wat eeuwen geduurd voordat het tot afschaffing kwam. Nu is het overgrote deel van de christenen het er over eens dat slavernij tegen het evangelie van Christus indruist.
De positie van de vrouw in de antieke cultuur
De Bijbelse teksten over de onderdanigheid van de slaaf aan zijn heer beschouwen wij tegenwoordig als cultuurgebonden. Paulus noemt de onderdanigheid van de slaaf aan zijn heer in adem met die van de vrouw aan de man (Kolossenzen 3:18-22). Ook Petrus maakt die verbinding: ‘Gij, huisslaven, weest in alle vreze uw meesters onderdanig’ (1 Petrus 2:18), ‘Evenzo gij, vrouwen, weest uw mannen onderdanig’ (1 Petrus 3:1). In hoeverre zijn ze beïnvloed door de dominante Griekse cultuur van die tijd? De gezaghebbende filosoof Aristoteles (384-322 v. Chr.) stelt bijvoorbeeld: ‘Er zijn dan ook van nature verschillende klassen van heersen en overheersten. Want de vrije heerst over de slaaf, de man over de vrouw, […] maar telkens op een verschillende manier. En allen bezitten de verschillende delen van de ziel, maar zij bezitten die op verschillende manieren; want de slaaf bezit het beraadslagende deel volstrekt niet, de vrouw bezit dat wel maar niet met volledig gezag’ (Politeia, I.1260a).