De Goede Herder en het verloren schaap: Bijbelse metaforen
In de Bijbel worden verschillende beelden gebruikt om de betekenis van het leven en het werk van Jezus te duiden. Een van die beelden is dat van de herder. In de tijd van Jezus waren er vele herders die met hun kuddes door het land trokken. Het was een zwaar beroep. Het was de taak van de herder om de kudde te leiden en te beschermen. Jezus gebruikt dit alledaagse beeld om te laten zien wat zijn boodschap is. Vanuit het Nieuwe Testament is Jezus niet in eerste instantie een herder die zondige en weggelopen schapen zoekt, om ze weer in de kudde te voegen. Jezus gebruikt het beeld van de herder en de schapen om andere accenten te leggen.
De herder in de tijd van Jezus
Het leven van de herders die heden ten dage op de hei met hun schapen rondlopen verschilt nogal van dat van de herder uit de tijd van Jezus. Herders waren in die tijd vaak in dienst van een rijk heer. Ze beheerden de kudde voor hem. Herders waren vaak lang van huis. Hun werk was eenzaam en gevaarlijk. Ze moesten voortdurend alert zijn op allerlei gevaar: dieven, rovers en wilde dieren. De schapen waren aan de herder toevertrouwd. Het leven van de herders was hard.
De klassieke interpretatie
Door de eeuwen heen is de herder een belangrijke Bijbelse metafoor geweest. Het beeld van de herder die de schapen opzoekt staat op veel schilderijen en op platen in kinderbijbels. Vaak wordt het beeld geïnterpreteerd als de herder, de Goede Herder, die zoekt naar het verloren schaap. Dat schaapje is dom geweest en heeft verkeerde dingen, zonde, gedaan. Daardoor is het van de kudde afgedwaald. Gelukkig komt de goede herder het schaapje zoeken, zodat het niet verloren gaat, maar behouden wordt. Deze klassieke interpretatie is op dichterlijke wijze verwoord in het derde couplet van Gezang 436 uit het Liedboek voor de Kerken.
Als een schaapje is verdwaald,
zal de goede herder komen,
die het vindt en die het haalt.
Zo heeft Hij ons aangenomen,
laat ons niet verloren gaan.
Jezus neemt de zondaars aan.
Gezang 436: 3
Verrijking van de klassieke interpretatie
In de Bijbel en met name in het Nieuwe Testament wordt er over Jezus als de Goede Herder gesproken. Een nauwkeurige lezing van die verhalen laat zien dat de tekst meer biedt dan het klassieke beeld van de Herder die de zondaars aanneemt. Zowel in het evangelie van Matteüs, Lucas en Johannes wordt er over Jezus als Goede Herder gesproken.
Jezus en het verloren schaap in Matteüs
De gelijkenis van de goede herder uit Mattëus 18: 12-14 staat in de context van het omzien naar wat in de ogen van de wereld onbelangrijk is. Bij God is dat anders. Wat in de ogen van de wereld van geen of weinig waarde is, is voor de Heer van belang. Om dat te illustreren zet Jezus een kind in het midden van zijn leerlingen. Jezus vereenzelvigt zich met dat kind: 'En wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op' (Matteüs 18:5). De boodschap van Jezus is dat deze kleinen van belang zijn in het koninkrijk van God. 'Waak ervoor ook maar een van deze geringen te verachten' (Matteüs 18:10). Om dat toe te lichten vertelt hij de gelijkenis van het verloren schaap.
Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij zich, dat verzeker ik jullie, over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat (Mattëus 18: 12-14).
Het afgedwaalde dier
In de gelijkenis gaat het over 'het afgedwaalde dier'. Waarom is het afgedwaald? Omdat het 'stout', zondig of eigenzinnig was en dus er zelf de oorzaak van is van de kudde te zijn afgedwaald? Dat staat niet zo expliciet in de tekst. Op grond van de context is er een andere interpretatie mogelijk. Er namelijk grond om aan te nemen dat het verdwaalde schaap staat voor één van die 'kleinen', een van 'deze geringen', die veracht wordt door de andere schapen. De andere schapen vonden het een onbelangrijk schaap en het schaap voelde zich daardoor aan de kant geschoven. Het werd steeds meer naar de rand van de kudde geduwd. Zo ver, dat het tenslotte van de goede weg af raakte. Daarmee verloor het ook de herder uit het oog. Het verdwaalde in de bergen. De herder daarentegen was de persoon die nu juist de zogenaamde geringe schapen hoog achtte. Hij ging er dus op uit en liet de negenennegentig andere schapen alleen achter. Hij zocht het afgedwaalde schaap op.
De gelijkenis van het verloren schaap in Lucas
In het evangelie volgens Lucas wordt Jezus door de farizeeën als de Schriftgeleerden verweten dat hij met zondaars eet, want alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren. Jezus vindt deze 'zondaars' niet verachtelijk, hij wendt zich tot hen. Jezus wordt hun gast en Hij eet met hen. Om zijn omgang met zondaren te verdedigen vertelt hij de gelijkenis van het verloren schaap (Lucas 15: 3-7). Ook hier gaat het om een schaap dat verloren is geraakt. Ook hier staat er niet expliciet bij hoe dat kwam. Is het schaap uit eigen beweging weg gelopen? Of heeft de verachting van de Schriftgeleerden en de Farizeeën er aan meegewerkt dat dit schaap de kudde verloor?
Blijdschap bij de herder
Als de Herder het schaap gevonden heeft is hij zielsgelukkig. De herder heeft hart voor ieder schaap, vooral voor het 'kleine' en het 'zondige'. De belangrijkste doelstelling van de herder blijkt niet te zijn het invoegen van het afwijkende schaap in de kudde, maar het herstel van de relatie met de herder. Beeldend schrijft Lucas over de herder: 'En als hij het [schaap] gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: “Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was"' (Lucas 15: 5-6).
De Goede Herder in het evangelie naar Johannes
Ook in het evangelie van Johannes wordt er over de goede herder geschreven, die de relatie met de schapen heel belangrijk vindt. Deze relatie komt tot uiting in dat de herder en de schapen elkaar kennen. De schapen kennen de stem van de herder en de herder noemt de schapen bij name (Johannes 10: 3). De schapen vertrouwen de herder en de herder is te vertrouwen. Hij wil ervoor zorgen dat zij leven hebben in overvloed. De Herder houdt zoveel van de schapen dat hij zelfs zijn leven voor hen geven wil. Opvallend is dat dit geven van zijn leven in de tekst niet ingevuld wordt met: om de schapen van hun schuld te verlossen.
Omkering van de orde
De goede herder zet zich in voor een omkering van de orde. Het kleine en het afwijkende, het weglopende, is voor de herder zo belangrijk, dat hij zijn leven op het spel wil zetten om het weer bij zich te halen. Hij wil de relatie met de schapen herstellen en verbeteren. Hij brengt het schaap van de marge, van de buitenkant naar het centrum, naar zijn hart. De herder viert feest omdat hij één schaap gevonden heeft.
Lees verder