Barmhartig in vreze, uit afkeer van het kleed, in Judas 1:23
In zijn brief aan de geroepenen doet Judas een bijzonder verzoek aan de gelovigen. Hij vraagt hen om een groep die hij 'anderen' noemt te behandelen met barmhartigheid in vreze, uit afkeer van het kleed, dat door het vlees bedekt is. Maar wat bedoelde Judas hiermee? Het lijkt erop dat hij wilde zeggen dat men de 'anderen' lief moet hebben, maar diens zonden moet haten. En dat men een balans moet vinden tussen het verlangen om iemand op het juiste pad te brengen en de offers die men brengt om dit voor elkaar te krijgen.
De tekst
Tegen het einde van zijn brief doet Judas de volgende verzoeken aan zijn lezers:
En weest ook barmhartig jegens sommigen, die twijfelen, redt hen door hen uit het voor te rukken, maar weest jegens anderen barmhartig in vreze, uit afkeer zelfs van het kleed, dat door het vlees bedekt is. (Judas 1:22-23)
In dit ene vers gebruikt Judas meerdere termen die niet meteen duidelijk zijn, namelijk 'Barmhartig in vreze', 'anderen' en 'het kleed, dat met vlees bedekt is'. Deze termen roepen allemaal de vraag op wat Judas precies wilde zeggen.
Het kleed dat door het vlees bedekt is
Het kleed, dat door het vlees bedekt is, lijkt een verwijzing te zijn naar het visioen over Jozua in Zacharia 3:1-4. In dat visioen zag de profeet Zacharia hoe Jozua stond voor de Engel des Heren terwijl hij werd aangeklaagd door de satan. Jozua was hierbij bekleed met vuile klederen. De Engel des Heren gaf echter opdracht om zijn vuile klederen uit te doen en hem feestkleding aan te doen, omdat hij had besloten om Jozua's ongerechtigheid weg te nemen. De vuile klederen waren dus symbool voor de zonde, of ongerechtigheid, die Jozua begaan had.
Hiernaast kan het Griekse woord
chitōna, dat in Judas 1:23 als 'kleed' wordt vertaald, ook worden vertaald als 'onderkleding', welke tegen het lichaam gedragen wordt. In dat geval lijkt Judas te verwijzen naar Leviticus 13:47, waarin het gaat over een kledingstuk dat is besmet met melaatsheid. De dragers van de kleding zouden dan als een soort 'moreel melaatsen' kunnen worden gezien die vermeden dienen te worden. Hun immoraliteit, zowel in denken als in gedrag, is besmettelijk.
Het lijkt erop dat Judas in ieder geval het eerste in gedachten had, omdat verderop in het vers ook wordt verwezen naar Zacharia 3:1-4. Het tweede zou hij ook in gedachten kunnen hebben gehad. In beide gevallen staat de bedekking door het vlees van het kleed voor zonde. Ook lijkt het erop dat het kleed in beide gevallen gedragen wordt door de 'anderen' die het niet af willen, of kunnen, doen. De gelovigen worden opgeroepen een afkeer van het kleed te hebben, maar niet van degene die het draagt, of: om de zonde te haten, maar niet de zondaars.
De anderen
Met het gebruik van het woord 'anderen' vergelijkt Judas de groep mensen waar hij het over heeft met mensen die twijfelen over hun geloof. De christenen moeten die laatsten redden door hen uit het vuur te trekken. Ook dat is een verwijzing is naar Zacharia 3:1-4, waarin Jozua wordt vergeleken met een brandhout dat uit het vuur gerukt is. Gezien de context van een rechtszaak waarin satan Jozua aanklaagde lijkt 'iemand uit het vuur trekken' te betekenen dat diegene gered wordt van het oordeel over zijn zonden.
Hiermee is niet direct duidelijk wie de 'anderen' dan zijn. Het lijkt er echter op dat zij mensen waren die niet twijfelden over hun geloof, maar die de keuze hebben gemaakt om te volharden in ongeloof, of zonde. De redenen dat dit zo lijkt zijn het gebruik van de woorden 'vreze' en 'afkeer'. Door het gebruik van deze woorden impliceert Judas dat het ook hier gaat over mensen die niet geloven, maar waar iets ernstigers mee aan de hand is. Zij zijn de dragers van de vuile klederen tegen wie de gelovige 'barmhartig in vreze' moet zijn.
Barmhartig in vreze
Het woord barmhartig is een vertaling van het Griekse woord
eleate, dat vertaald kan worden als 'ontfermt over' of 'medelijden hebbend met'. Het wordt vooral gebruikt in contexten waarbij iemand zorg draagt voor een zwak of kwetsbaar iemand. Voorbeelden hiervan zijn de gelijkenis over de barmhartige samaritaan, die het slachtoffer van een overval hielp en diens onkosten zelfs betaalde (Lukas 10:25-37), en de manier waarop God zich tot de mens verhoudt (Rom 9:15).
Bij het woord 'vreze', of 'vrees', wordt in christelijke context al snel gedacht aan de 'vreze des Heren'. Dat is in dit geval zeker van toepassing, maar er is meer aan de hand. De vrees lijkt ook te zijn geweest voor het besmet raken met zonde, of ongeloof, door de 'anderen', die bedekt zijn met zonde.
'Barmhartigheid in vreze' is dus een manier van omgaan met mensen waarbij een middenweg tussen twee tegenpolen gevonden moet worden. Enerzijds moet men medelijden hebben met de ongelovige, een medelijden dat sterk genoeg is om, zoals de barmhartige Samaritaan, bereid te zijn grote offers te brengen voor iemand. Anderzijds moet men zichzelf beschermen. Men mag zichzelf en het eigen heil niet opofferen in een poging een ander te redden en mag zich niet laten besmetten met zonde of ongeloof. Om die reden zal men vaak iemand moeten loslaten.
Dat betekent echter niet dat diegene per definitie verloren is en dat men geen aandacht meer moet schenken aan het heil van diegene. Dan zou men namelijk ophouden met barmhartig zijn. Wél betekent het dat er soms naar andere middelen gegrepen moet worden dan direct contact, zoals gebed.
Wat Judas wilde zeggen
Judas wilde de gelovigen de opdracht meegeven om altijd te proberen mensen die van het juiste pad geraakt zijn terug te brengen op het juiste pad. Dit gebeurt uit liefde voor de zondaar, en uit haat jegens diens zonde. Judas wilde de gelovigen ook waarschuwen voor de valkuilen waarin men kan lopen hierbij. Sommige mensen zullen door hun situatie eerder een slechte invloed hebben op de gelovige dan dat de gelovige een goede invloed kan hebben op hen. Om die reden moet een gelovige voorzichtig zijn en inschatten wanneer hij er beter voor kan kiezen om iemand niet zelf te proberen op het rechte pad te brengen, of: gelovigen moeten niet in een poging een ander uit het vuur te trekken er zelf in terecht komen.