De Waterstaatskerk, een bijzondere groep kerken
Hoewel het aantal gelovigen al jaren in rap tempo afneemt zijn er in ons land nog steeds heel wat verschillende kerkgenootschappen. En al die kerkgenootschappen maken gebruik van kerkgebouwen voor de regelmatige samenkomsten. De Waterstaatskerk neemt tussen al die kerkgebouwen een bijzondere positie in. En dat is niet alleen vanwege het hier beleden geloof.
Een stukje historie
Tot in de vijftiende eeuw was het op het gebied van geloofszaken in Europa nog eenvoudig. Je was katholiek, iets anders was er niet, was ook ondenkbaar. In de renaissance, een periode tussen 1400 en 1600 was er niet alleen een opleving van de kunsten, maar er kwam ook meer aandacht voor de mens zelf. Niet alleen de fysieke aspecten van de mens, maar ook zijn relatie tot God, de kerk en de gelovigen kreeg de volle aandacht. Met name de onchristelijke praktijk van diverse kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zette kerkhervormers als Luther en Calvijn aan tot voorstellen en verbeteringen. In deze periode van reformatie en contrareformatie stonden vernieuwers en verdedigers van oude beproefde waarden en normen tegenover elkaar. Protestante bewegingen werden zoveel mogelijk onderdrukt, en er stierven mensen op de brandstapel die hun protestante ‘dwaalleer’ niet wilden afzweren. Het was een tijd van heftige controverses en geweld. De Noordelijke Nederlanden, waar de protestanten in de meerderheid waren, maakten zich onder leiding van Prins Willem van Oranje los van het onderdrukkende, katholieke gezag van hun Spaanse heer. Het gevolg was dat in de nieuwe Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de bordjes op het gebied van geloofszaken werden verhangen. De katholieken werden onderdrukt, hun kerkgebouwen werden door de protestanten overgenomen en in gebruik genomen. Katholieken waren aangewezen op schuilkerken, of kerken in nabije heerlijkheden, graafschappen en dergelijke, die officieel niet tot de Republiek behoorden.
Geef de kerken terug
De splitsing tussen de geloofsgroepen zorgde voor tweespalt onder de bevolking. Aan het begin van de negentiende eeuw, in en na de Franse tijd, kwam hieraan een einde. De oude kerken dienden te worden teruggegeven aan de oorspronkelijke bezitters. In het zuiden van het land en in delen van Overijssel en Gelderland, waar katholieken veruit in de meerderheid waren, gebeurde dit inderdaad. In andere delen van het land bleek het een stuk moeizamer. Hoewel de kerken oorspronkelijk misschien door katholieken waren gebouwd en gebruikt, had de protestante gemeenschap in deze gebouwen inmiddels ook een rijke historie opgebouwd. Het teruggeven van deze kerken was een stuk moeizamer en werd in veel gevallen dan ook ronduit geweigerd of tegengewerkt.
Compensatie
Het teruggeven van de kerken wilde niet erg vlotten en de overheid bepaalde dat elke kerk vanaf dat moment in handen zou moeten blijven van de geloofsgroep die er op dat moment zeggenschap over had. Dat betekende dat veel van oudsher katholieke kerken definitief in protestante handen kwamen. Om de geloofsgroepen te compenseren die hun kerk niet terugkregen werd in 1824 een compensatieregeling bedacht: de overheid gaf financiële ondersteuning bij de bouw van nieuwe kerken, en bij het eventuele herstel van oude kerken. Wie betaalt heeft ook wat in de melk te brokkelen, de overheid stelde aan het herstel van oude en vervallen kerken wel hoge eisen. In veel gevallen was het een stuk eenvoudiger om te slopen en een nieuwe kerk neer te zetten. Ingenieus van het ministerie van Waterschap moesten aan de ontwerpen hun toestemming verlenen en controleerden ook het uitvoerende werk. Vanwege deze controle die onder het ministerie van Waterstaat viel, werd zo’n nieuwe kerk
Waterstaatkerk genoemd.
Waterstaatskerk en bouwstijl
Voorbeeld van een Waterschapskerk: de Sint-Martinus aan de Oliestraat in Zaltbommel. /
Bron: Antoine, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)Hoewel de kerken werden aangeduid als
Waterstaatkerk of ‘
Wat er staat is Waterstaat’, is er niet zoiets als Waterstaatstijl. Het ministerie van Waterstaat stelde geen eisen aan de gebruikte bouwstijl. Veel kerken die in deze periode werden gebouwd en niet onder de genoemde regeling vielen, vertoonden dezelfde stijlkenmerken. De stijl was nu eenmaal gebaseerd op wat in de tweede helft van de negentiende eeuw in de mode was, en dat was de neogotiek.
Naamgeving
In sommige gemeenten kun je nu nog twee kerken met min of meer dezelfde naam aantreffen. Zo heeft Zaltbommel een
Maartenskerk (een protestantse kerk) en een
Sint-Martinuskerk (een katholieke kerk), de laatste is gebouwd met genoemde regeling en is dus een
Waterstaatskerk.
Voorbeelden
Enkele voorbeelden van Waterstaatskerken
- De Sint-Martinuskerk in Zaltbommel
- Sint-Augustinuskerk in Utrecht
- Mozes en Aäronkerk in Amsterdam
- Sint-Antoniuskathedraal in Breda
Kerktorens
De kerktorens nemen bij de oude kerken een bijzondere positie in. In de Franse tijd werden deze veelal gevorderd door de Fransen, kerktorens waren machtige uitkijkpunten om het omliggende land en eventuele troepenbewegingen te observeren. Na de Franse tijd bleven de kerktorens in de meeste gevallen in de handen van de overheid.
Hoe verder met de Waterschapsregeling?
Nadat katholieken de kans hadden gekregen om hun verloren kerken te vervangen, kregen ook gereformeerden vanaf 1848 van de regeling gebruik maken. Hier ging het vaak om het opknappen van gebouwen, of sloop met nieuwbouw. De regeling werd gestopt in 1868.