De procedures na overlijden
Als iemand overleden is, wordt hij/zij in het merendeel van de gevallen door iemand gevonden. Aan welke criteria moet een lichaam voldoen om doodverklaard te worden? Wat gebeurt er vervolgens met het lichaam? Wat is de rol van de lijkschouwer hierin? Hoe wordt bepaald of het gaat om een natuurlijke of niet-natuurlijke dood? En wat gebeurt er in het geval van een niet-natuurlijke dood?
Tekenen van de dood
Een niet voelbare ademhaling en bloedsomloop gelden als onzekere tekens van de dood. Algor mortis (afkoeling) in een vroeg stadium, rigor mortis (lijkstijfheid), livores (lijkvlekken) en in een laat stadium rotting en ontbinding zijn zekere tekenen van de dood.
Verklaring van overlijden
De verklaring van overlijden wordt opgesteld door de behandelend arts. Een niet-behandelend arts mag wel de dood constateren, maar geen verklaring van overlijden afgeven. Deze verklaring bestaat uit een A- en een B-gedeelte. Het A-gedeelte is de verklaring van overlijden t.b.v. de burgerlijke stand. Hierin wordt verklaard dat het gaat om een natuurlijke dood. Het B-gedeelte is de verklaring t.b.v. de medisch ambtenaar van het CBS. Hierin wordt informatie gegeven over de overledene (geslacht, leeftijd, plaats van overlijden, etc.)
Natuurlijk of niet-natuurlijke dood?
De behandelend arts moet de lijkschouwer inschakelen als hij niet overtuigd is van een natuurlijke dood. Na een uitwendig trauma is het verplicht om het als niet-natuurlijk te beschouwen, ook wanneer het pas na langere tijd plaatsvindt. Indien de lijkschouwer meent niet tot afgifte van een verklaring van natuurlijk overlijden kan overgaan, moet hij onverwijld verslag uitbrengen aan de officier van justitie. De lijkschouwer kan zich laten vergezellen door een politie-functionaris.
In een aantal gevallen zal de officier een rechercheonderzoek of gerechtelijke sectie eisen. Wanneer er vanuit het perspectief van de strafrechtelijke waarheidsvinding geen bezwaar tegen begraven of cremeren bestaat, wordt toestemming gegeven voor lijkbezorging.
Een arts moet bij de lijkschouw de volgende vragen beantwoorden:
- Is het een lijk?
- Wie is het lijk?
- Sinds wanneer is het een lijk?
- Waarom/waardoor is het een lijk?
Bij de lijkschouw wordt het hele lichaam van de overledene bekeken en op basis hiervan wordt een uitspraak gedaan of er al dan niet een overtuiging bestaat van natuurlijk overlijden. De forensisch arts wordt ingeschakeld als er twijfel bestaat over de oorzaak van het overlijden. Daarnaast wordt de forensisch arts ingeschakeld als er geen behandelend arts beschikbaar is of als de behandelend arts bloed- of aanverwantschap tot in de derde graad of een huwelijk heeft met de overledene.
De lijkschouwer
Bij twijfel over een natuurlijke doodsoorzaak kan de lijkschouwer kijken naar de volgende punten:
- Rigor mortis: begint 1-2 uur na overlijden en is volledig na 6-12 uur. Na 72 uur weer verdwenen. Versterkte rigor mortis wordt gezien bij: ernstige pijnen, extreem lichamelijke inspanning, convulsies, electrocutie.
- Livores: begint na 30 min. Tot half uur en is na 6-12 uur volledig. De plek van de livores kan aangeven of er sprake is van een zogenaamde autochtone lijkligging. Normale kleur is blauwrood tot paarsrood. Livores kunnen verschillen van kleur, o.a. bij CO-intoxicatie (roze tot kersenrood), sterke afkoeling (helderrood) en acute asfyxie (donker blauwrood)
Bij binnenkomst moet altijd gelet worden op factoren als ordening van de omgeving, de geur, biologische sporen (bloed, sperma), gedrag van anderen, de plaats van het lijk, etc. Bij duidelijke aanwijzingen voor “iets afwijkends” mag nooit onderzoek verricht worden, behalve voor eventuele hulpverlening. De arts mag geen verandering in de aangetroffen situatie aanbrengen, maar schakelt meteen de politie en/of de forensisch geneeskundige in. Ieder letsel, hoe klein ook, waarvoor geen goede verklaring kan worden gegeven, dient als suspect aangemerkt te worden.
Procedure lijkbezorging
Lijkbezorging dient niet eerder dan 36 uur en niet later dan op de 5e dag na overlijden plaats te vinden. De burgemeester kan toestemming geven voor eerdere of latere lijkbezorging. De uitvaartondernemer kan de eventuele nabestaanden helpen bij het regelen van de uitvaart. Hij kan hen begeleiden bij de keuzes die gemaakt moeten worden voor de uitvaart. Ook regelt de uitvaartondernemer veel administratieve klusjes, zodat de nabestaanden dit niet zelf hoeven te doen.
De praktijk
Het blijkt dat niet alle artsen even secuur zijn met het volgen van de regels rondom het melden van een sterfgeval aan de arts forensische geneeskunde. De meest genoemde redenen hiervoor zijn: negatieve ervaringen met melden in het verleden, de associatie van het melden met fouten en/of criminaliteit en de “dalende levenslijn” die al ingezet is. Daarnaast is het vaak moeilijk te beoordelen in hoeverre de ‘geweldsfactor’ mee heeft gespeeld. Na een collumfractuur wordt het overlijden minder vaak gemeld, naarmate de val verder in het verleden heeft plaatsgevonden.