Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Wie thuis zorg of hulp nodig heeft, moet daar vanaf 1 januari 2015 voor aankloppen bij de gemeente. Op 14 januari 2014 werd de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning aan de Tweede Kamer voorgelegd. Met deze nieuwe wet worden aan gemeenten meer taken toebedeeld voor het organiseren van geschikte ondersteuning aan huis voor burgers die niet meer zelfstandig aan het maatschappelijk verkeer kunnen deelnemen.
Uitgangspunt Wmo: mensen langer thuis laten wonen
De nieuwe Wmo stelt gemeenten in staat ondersteuning te leveren die past bij de persoonlijke thuissituatie van burgers. De sociale omstandigheden, de huisvesting ter plekke en de verlangde ondersteuning, ze kunnen immers van geval tot geval verschillen. Daarbij ligt het in de bedoeling om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Voor het uitvoeren van die nieuwe WMO-taken mogen de gemeenten met elkaar een extra
budget van bijna 4 miljard euro verdelen. De daadwerkelijke invoering van de nieuwe Wmo vindt plaats op 1 januari 2015.
Wmo wil voorziening op maat bieden
Mensen die niet meer in staat zijn om op eigen kracht hun huishouding te voeren, kunnen vanaf 1 januari 2015 aanspraak maken op passende ondersteuning uit hoofde van de nieuwe Wmo. Bedoelde voorzieningen moeten hen in staat stellen om langer zelfstandig thuis te blijven wonen. Van gemeenten en hulpbehoevende burgers wordt verwacht dat zij samen de behoefte aan ondersteuning zullen inventariseren en mogelijke oplossingen zullen bekijken. Kenmerk van de nieuwe Wmo is overigens dat aanvragen voor hulp voortaan niet alleen aan het gemeentelijk loket worden afgewikkeld. Om goed te kunnen inschatten welke zorgvraag de burger heeft en wat hij eventueel zelf nog kan, komt de gemeenteambtenaar bij hem thuis. Een nieuw fenomeen in dat verband is het "keukentafelgesprek".
De eigen mogelijkheden van de klant staan daarbij centraal. Is er geen passende oplossing binnen de eigen omgeving voorhanden, dan wordt er een voorziening op maat door de gemeente georganiseerd. Uiteraard staat het de burger te allen tijde vrij om tegen de gemeentelijke beslissing beroep aan te tekenen.
De klant behoudt zijn keuzevrijheid
In de nieuwe Wmo kan de klant ervoor blijven kiezen om de gewenste ondersteuning in natura te ontvangen dan wel om die met een persoonsgebonden budget (PGB) zelf in te kopen. Wel worden de betrokken PGB-gelden voortaan niet langer op de
bankrekening van de klant bijgeschreven maar rechtstreeks door de Sociale Verzekeringsbank aan de zorgaanbieder betaald.
Gemeenten kunnen eigen prioriteiten stellen
Van gemeenten kan met ingang van 2015 uit hoofde van de Wmo meer maatschappelijke ondersteuning worden verwacht, maar van een uniforme landelijke aanpak is geen sprake. Gemeenten mogen tot op zekere hoogte zelf aangeven op welke wijze ze invulling geven aan de uitvoering van de Wmo. Zo kan gemeente A heel andere prioriteiten stellen dan gemeente B. Wel dienen ze duidelijk vast te leggen hoe en op grond van welke voorwaarden hun burgers een voorziening op maat kunnen claimen. Het gemeentelijk beleidsplan moet ook inzicht geven in de wijze waarop men de burgers wil betrekken bij de uitvoering van de wet. Zo moet voor inwoners herkenbaar zijn wat zij van hun gemeente aan Wmo-ondersteuning mogen verwachten.
Inschakeling zorgverzekeraars
Gemeenten zullen na invoering van de Wmo voor het organiseren van de gewenste ondersteuning zeer nadrukkelijk de samenwerking met zorgverzekeraars zoeken. Het ligt in de bedoeling om binnen die samenwerking zorg en ondersteuning via sociale wijkteams te initiëren, waarbij een voorname rol wordt toebedeeld aan de wijkverpleegkundige.