Klassiek conditioneren
Bij het proces van klassiek conditioneren wordt beweerd dat je alles kan aanleren en afleren. Pavlov heeft hier onderzoek naar gedaan en ontdekt dat je met een systeem van prikkels reacties kunt uitlokken. Een klassiek voorbeeld is het voorbeeld van de hond dat gaat kwijlen wanneer hij een belletje hoort. Conditionering is niet iets wat alleen bij dieren werkt, ook mensen kunnen bepaalde conditioneringsprocessen doormaken.
Het ontstaan van klassiek conditioneren
Het begrip van klassiek conditioneren werd ontdekt door de Rus Pavlov tijdens een onderzoek naar spijsvertering van honden. Hij ontdekte bij toeval de geconditioneerde reflex. Pavlov zag dat als een hond een stuk vlees in zijn bek krijgt, hij automatisch zal gaan kwijlen. Dat kwijlen is een natuurlijke reflex. Een natuurlijke reflex is het tegenovergestelde van een geconditioneerde reflex. Het gedrag van de hond om te gaan kwijlen, is niet aangeleerd en dus ongeconditioneerd. In dit voorbeeld kunnen we spreken van prikkels. De hond reageert ongeconditioneerd (hij gaat automatisch kwijlen, iets dat hem niet aangeleerd is) op een ongeconditioneerde prikkel (dat stuk vlees).
De hond en het belletje
Wanneer we de prikkel, in de vorm van het vlees, vervangen door een andere prikkel zal de hond ook reageren. Stel dat de nieuwe prikkel het rinkelen van een belletje is. Deze nieuwe prikkel wordt gecombineerd met de ongeconditioneerde prikkel namelijk het stuk vlees. Wanneer het belletje rinkelt, krijgt de hond zijn stuk vlees. Op een gegeven moment gaat de hond op een aangepaste manier reageren op het belletje. De hond leert namelijk te reageren (door te kwijlen) op de nieuwe prikkel (het belletje), zelfs wanneer de oude prikkel (het stuk vlees) er helemaal niet meer is! Hoort de hond het belletje, dan zal het beginnen te kwijlen. Deze nieuwe prikkel noemen we de geconditioneerde prikkel. Het kwijlen is niet meer ongeconditioneerd zoals eerst, het is juist geconditioneerd! Dit wordt ook wel de geconditioneerde reflex genoemd.
Watson en het behaviorisme
Er wordt gesproken over het conditioneren van honden, maar ook kinderen maken bepaalde conditioneringsprocessen door. Watson is de Amerikaanse grondlegger van het
behaviorisme en hij bestudeerde de conditioneringsprocessen bij kinderen. Hij denkt al het gedrag van kinderen te kunnen verklaren door klassiek te conditioneren. Zo koppelde hij angst (als natuurlijke ongeconditioneerde reactie) aan allerlei voorwerpen en dieren (prikkels). Zo kan een kind leren bang te worden voor een konijntje, of zelfs alles wat pluizig is. Voor wie het spookbeeld van de conditioneringsprincipes nog eens extra wil bestuderen, moet het boek van
Aldous Huxley, 'Heerlijke nieuwe wereld', eens lezen. Huxley laat in zijn boek merken dat de conditioneringsprocessen ook schadelijk gebruikt zouden kunnen worden en wijst ons meteen op het gevaar dat achter het conditioneren schuilt. Je kunt er mensen mee manipuleren en onderdrukken.
Positief conditioneren
Conditioneringstechnieken zijn op zich niet slecht. Ze kunnen ook gebruikt worden in positieve zin, bijvoorbeeld door er mensen juist mee te helpen. Gedrag kun je ook in positieve zin veranderen. Heb je een fobie voor spinnen, dan kan het conditioneren hen helpen deze angst te overwinnen. Wanneer er geconditioneerd wordt bij mensen spelen ook emoties vaak een grote rol. Allerlei situaties zijn te verbinden met goede of onplezierige emoties. Veel angsten zijn via het klassiek conditioneren aangeleerd! Zo kunnen artsen bij kinderen heftige reacties oproepen.
- Voorbeeld: Een arts was eerst voor het kind een neutrale prikkel, gewoon een man met een witte jas. Nu gaat het kind merken dat elke keer dat de arts langskomt, hij een prik krijgt. Dus het kind zal gaan denken; elke keer als er een man in een witte jas bij mij langskomt, krijg ik weer die vervelende prik. Het kind koppelt de eerst neutrale prikkel nu met een onplezierige situatie. Het zou dus heel goed kunnen dat het kind in een andere situatie als hij een arts met witte jas ziet, al begint te huilen voordat de arts hem uberhaupt aangeraakt heeft.
- Voorbeeld: Piet heeft een motorongeluk gehad. Na het ongeluk is hij bang weer op de motor te stappen.
- Voorbeeld: Marieke is gebeten door een grote herdershond. Ze is nu niet alleen bang voor die grote hond, maar ook voor de kleine hondjes. Dit is een generalisatie van angst. Deze generalisatie kunnen we ook waarnemen bij het kind dat bang is voor de arts in de witte jas. Het kind is nu niet alleen bang voor die arts, maar ook voor de tandarts met zijn witte jas, of de kraamhulp van zijn moeder, die tevens een wit pak draagt.
Het tegenovergestelde van generalisatie is
discriminatie. Discriminatie wil in dit geval zeggen dat iemand niet bang is voor bijvoorbeeld alle spinnen, maar alleen voor de grote spinnen.
Alles wat je jezelf hebt aangeleerd, kun je ook weer afleren. Het zou kunnen dat de hond een hele tijd geen voedsel meer krijgt op het moment dat het belletje weer rinkelt. In zo'n geval zal de hond op den duur gewoon niet meer kwijlen. De aangeleerde reactie verdwijnt dan langzaam. Dit heet
uitdoving. Uiteindelijk zal het gedrag helemaal verdwijnen.
- Voorbeeld: Iemand is aangeleerd bang te zijn voor witte konijntjes. Zijn ouders nemen een wit konijntje in huis als huisdier. Het kind zal langzamerhand wennen aan de nieuwe situatie met het konijn en zal zijn angst als het ware uitdoven. Het kind leert te wennen aan het dier en leert het zien als iets positiefs.