Waarom zijn zoveel mensen bang voor spinnen en slangen?
Veel mensen zijn bang voor spinnen. We hebben het hier niet over grote harige vogelspinnen, maar over gewone kruisspinnen of zelfs hooiwagens. Deze spinnen zijn volstrekt ongevaarlijk en dat weten deze mensen meestal zelf ook. Toch kunnen ze hun angst niet bedwingen wanneer ze een spin zien lopen. Ook angst voor slangen komt veel voor, hoewel de meeste mensen in ons land er nog nooit één in het echt gezien hebben en de kans om een giftige slang in Nederland tegen te komen minimaal is.
Waarom zijn zoveel mensen bang voor spinnen en slangen en niet voor andere dieren zoals vliegen of hagedissen?
Iedereen kent wel iemand die de slaapkamer niet meer in durft als hij of zij daar een spin heeft gezien. Misschien bent u zelf wel zo iemand. Deze extreme gevallen zijn misschien uitzonderingen. Toch hebben de meeste mensen een sterke afkeer van spinnen. Denk maar eens aan die grote zwarte spinnen die vaak in vochtige ruimtes in het huis zitten (de nachtkaardespin). Hoewel deze spin geenszins een bedreiging vormt, gruwen veel mensen ervan.
Wat is de reden voor deze irrationele angst voor spinnen en slangen, en waarom komen angsten voor andere dieren zoals vliegen of hagedissen zo zelden voor?
Zijn spinnen en slangen eng omdat ze snel bewegen en lelijk zijn?
Een vaak geopperde verklaring voor de angst voor spinnen is dat ze er lelijk uitzien en dat ze snelle onvoorspelbare bewegingen maken. Verder wordt van slangen én spinnen vaak gezegd dat ze angst inboezemen doordat ze er zo compleet verschillend uitzien dan mensen. Deze beschrijvingen gaan echter voor veel dieren op. Sommige soorten vliegen zijn ook razendsnel en onvoorspelbaar. En er kan ook niet gezegd worden dat ze erg op mensen lijken. Hetzelfde geldt voor hagedissen, en vele andere diersoorten. Toch is angst voor deze diersoorten niet gebruikelijk.
Deze verklaringen lijken de veelvoorkomende angst voor spinnen en slangen niet afdoende te verklaren. Het antwoord is volgens psychologen te vinden in de evolutie van de mens.
Geprogrammeerd om bepaalde diersoorten te vrezen
Het feit dat mensen sneller angst of zelfs een fobie ontwikkelen voor slangen en spinnen dan voor dieren die over het algemeen onschuldig zijn is volgens evolutionair psychologen terug te voeren op de evolutie. De mens zou voorgeprogrammeerd zijn om voor deze dieren angst te hebben. Om te overleven in een omgeving waarin vele giftige slangen en spinnen op de loer lagen was het van groot belang voor de voorouders van de mens om deze dieren snel te herkennen en te vrezen. Doordat degenen die dit goed konden meer kans op overleven hadden werd deze eigenschap diep geworteld in het menselijk brein. Deze stelling wordt ondersteund door verschillende wetenschappelijke onderzoeken.
Aanwijzingen uit experimenten
Spinnen en slangen ‘springen in het oog’
In een experiment van Öhman en Mineka (2001) werden foto’s getoond aan proefpersonen in de vorm van een diavoorstelling. Zij moesten met een druk op een knop aangeven of er op de foto’s een spin, slang, paddenstoel of bloem te zien was. Het bleek bij slangen en spinnen niet uit te maken of ze in het midden van de foto stonden of in een hoekje, ze werden even snel herkend. Paddenstoelen en bloemen werden sneller herkend als ze in het midden stonden dan wanneer ze aan de zijkant of in een hoek waren afgebeeld. Dit verschil geeft aan dat de slangen en spinnen letterlijk ‘in het oog springen’ in tegenstelling tot paddenstoelen en bloemen Deze conclusie ondersteunt de stelling dat angst voor spinnen en slangen is terug te voeren op de evolutie: voor de verre voorouders van de mens was het van levensbelang om niet verrast te worden door een spin of slang die op de loer lag.
Rhesusapen leren heel snel om namaakslangen te vrezen, maar ontwikkelen geen angst voor speelgoedkonijnen of bloemen
Niet in het wild opgegroeide rhesusapen zijn van nature niet bang voor slangen. Maar na het zien van een film waarin een in het wild opgegroeide rhesusaap angstig reageert bij het zien van een speelgoedslang, ontwikkelen ze heel snel angst voor slangen. Dit werd aangetoond door Susan Mineka en haar collega's in 1984 (2). Het opvallende was dat bij het zien van gemonteerde filmbeelden waarin de wilde aap ogenschijnlijk angstig reageert op bloemen of op een speelgoedkonijn, de niet in het wild opgegroeide rhesusapen geen angst ontwikkelden voor deze voorwerpen. Ook deze bevinding is een sterke aanwijzing dat angst voor slangen voorgeprogrammeerd is in het brein.
Conclusie
Concluderend kan gezegd worden dat de angst voor spinnen en slangen niet puur een gevolg lijkt te zijn van het uiterlijk van deze dieren, of hun manier van bewegen. Ook de wetenschap dat deze dieren levensbedreigend kunnen zijn kan niet de oorzaak zijn. Spinnen in Nederland zijn immers niet levensgevaarlijk. Bovendien zouden volgens deze redenering auto’s, gasfornuizen of stopcontacten, die ook allemaal levensbedreigend kunnen zijn, ook bij veel mensen angst veroorzaken.
De evolutionaire verklaring geeft de beste verklaring voor de veelvoorkomende irrationele angst voor spinnen en slangen. We kunnen dus aannemen dat deze angst voorgeprogrammeerd is in de hersenen van de mens.