Narcistische kenmerken op de werkvloer en etikettering
Veel is en wordt geschreven over narcisme. Vooral narcisme in relaties blijkt een hot item. Maar ook op de werkvloer komen mensen voor met kenmerken van narcistisch gedrag. In het wereldwijde psychiatrisch diagnostische handboek DSM V worden 9 kenmerken van deze stoornis genoemd. Als men als leek deze kenmerken op iemand legt, waarvan men vermoedt dat hij/zij narcistisch is, dan vindt men al gauw dat bij die persoon veel van deze kenmerken in meer of minder mate aanwezig zijn. Het etiketteren van mensen door een leek is dan ook niet zonder gevaar. Een - beperkt - aantal onderzoeken verwijzen bij mensen met narcistische kenmerken naar niet goed werkende hersengebieden. Herstel hiervan is problematisch waardoor het omgaan met mensen die narcistische kenmerken hebben, zowel op de werkvloer als in relaties, niet gemakkelijk is.
Een praktijkvoorbeeld
J., een ongeveer 50 jarige man, is coach en docent op een school voor het beroepsonderwijs. Hij heeft verschillende coachcursussen gevolgd en acht zich deskundig. Op vergaderingen met collega’s steekt hij niet onder stoelen of banken dat hij veel afweet van onderwerpen die met coaching te maken hebben.
Tijdens leerlingbesprekingen met collega’s trekt hij het gesprek steeds naar zich toe en brengt zijn eigen ideeën luidruchtig, arrogant en met veel bombarie in. Hij verwijst naar deskundigen die hij zegt te kennen en waarmee hij zegt contact te onderhouden. Gedachten van collega’s die niet met die van hem overeenkomen, doet hij af als onzin. Als de kritiek aanhoudt wordt hij boos. Hij groet en praat dan enkele dagen niet meer met degene die de kritiek inbracht.
Hij coacht zijn leerlingen vanuit een strak stramien en heeft het idee dat de leerlingen zijn aanpak waarderen. De deskundigheid die hij zich heeft toegeëigend uit hij ook op andere wijze. Zo is hij in een vakblaadje boeken gaan recenseren. Boeken die niet met zijn gedachten overeenkomen worden van negatieve kritiek voorzien. Zijn recensies bespreekt hij met trots met zijn leerlingen. Ook aarzelt hij niet met leerlingen iets negatiefs te zeggen over de coachingswijze van collega’s waarbij hij prat gaat op zijn eigen coachingswijze. Als leerlingen toch iets positiefs over de werkwijzen van een collega zeggen voert hij tal van argumenten in om het tegendeel te bewijzen.
Wat is kenmerkend voor J’s persoonlijkheid?
Kenmerkend voor J. is dat hij:
- zijn eigen mening als superieur ziet.
- zich niet inleeft in gedachten en gevoelens van collega’s.
- gedachten van collega’s afdoet als onzin.
- zegt omgang te hebben met belangrijke deskundigen.
- behoefte heeft aan bewondering.
- zichzelf als belangrijk ziet.
- de aanpak van collega’s zo nodig negatief met leerlingen bespreekt en zijn eigen aanpak als de meest juiste toelicht.
- arrogant gedrag toont.
- afgunstig is op anderen.
Heeft J. kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis?
In het wereldwijde erkende psychiatrisch diagnostische handboek DSM V (1) worden 9 kenmerken van een narcistische persoonlijkheids
stoornis genoemd. Als aan vijf of meer worden voldaan dan kan iemand het etiket narcistische persoonlijkheidsstoornis opgeplakt krijgen. In het voorbeeld van J. treffen we alle in de DSM V genoemde kenmerken in meer of mindere mate aan. J. heeft dus, volgens de criteria van DSM V,
kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Wat gebeurt er in J’s brein?
Het hersengebied dat belangrijk is voor het onder controle houden van eigen gedrag (het ego-gebied) en het hersengebied dat belangrijk is voor het aanvoelen van emoties (het emotiegebied) moeten goed werken en op elkaar zijn afgestemd. Werkt het ego gebied niet goed dan valt de controle, het afremmen, van eigen gedrag weg. Dat leidt tot egocentrisch en egoïstisch gedrag. Bij het onvoldoende werken van het emotiegebied wordt men emotieloos. Men kan dan hard zijn tegenover anderen maar ook tegenover zichzelf.
Als deze gebieden wel goed werken, maar de verbindingen ertussen zijn verstoord dan worden emoties niet goed doorgegeven naar het ego-gebied en valt de controle weg. Men kan dan erg emotioneel reageren. Het invoelen van emoties van anderen is dan ook onvoldoende. Bij J. zien we dat hij gauw kwaad wordt en zich weinig kan inleven in anderen.
Het functioneren van hersengebieden en het functioneren van verbindingen tussen hersengebieden bij narcisme is onderzocht in twee studies in Berlijn en in Jena. In Berlijn werd de werkkracht van hersengebieden onderzocht (2) en in Jena de verbindingen (3). De uitkomsten komen overeen met wat hierboven bij J’s brein is beschreven.
Wat zou de oorzaak kunnen zijn van een niet goed werkend brein bij J.?
Er is niet een duidelijke oorzaak aan te wijzen. Mogelijk spelen genetische factoren (aanleg) een rol. Ook omgevingsfactoren kunnen invloed hebben. Hierbij kan gedacht worden aan een hersenziekte waardoor hersencellen te weinig energie of werkkracht hebben en verbindingen onwerkbaar zijn geworden. Of door een ongeluk waardoor hersencellen en/of verbindingen zijn vernield. Ondervoeding, verwaarlozing, drugsgebruik, minderwaardigheidsgevoelens, traumatische ervaringen worden ook als mogelijke oorzaken genoemd. Harde wetenschappelijke bewijzen zijn er echter niet.
Is J. te helpen?
Omdat de hersengebieden en de verbindingen niet goed werken is het moeilijk om deze te herstellen. Zeker bij een ouder iemand. Gesprekken met J. kunnen even helpen maar de verwachting is dat hij op den duur toch weer terugvalt in zijn oude gedrag. Langdurige therapie is wenselijk.
Hoe moet met J. worden omgegaan?
Vermoedelijk zal J. zijn gedrag niet direct veranderen, het beste is dan het gedrag van J. te accepteren – hoe moeilijk dit ook is. Je kunt J. proberen zoveel mogelijk op afstand houden. Als je hem de waarheid zegt dan zal hij waarschijnlijk in de aanval gaan. Om iemand de waarheid te zeggen kan echter wel eens opluchten.
Een belangrijke taak is weggelegd voor de leidinggevende. Deze moet de narcistische kenmerken in J.’s gedrag herkennen. Hij moet voorkomen dat J. een leidinggevende of coördinerende positie krijgt. Zou dat wel het geval zijn dan gaat hij collega’s zijn wil opleggen.
De leidinggevende zal J.’s gedachten moeten aanhoren en proberen te volgen. J. moet het gevoel krijgen dat zijn inbreng wordt gewaardeerd. De leidinggevende moet J. duidelijk maken dat de inbreng van anderen ook ruimte moeten krijgen. Zinvol kan zijn dat de leidinggevende de collega’s van J. tactvol informeert over hoe met hem om te gaan. Als de leidinggevende zelf ook narcistische kenmerken heeft dan kunnen er met J. grote conflicten ontstaan. Ook is mogelijk dat J. dan de leidinggevende volgt met als doel hierdoor zelf een belangrijke, voorkeurspositie te verwerven.
Discussie
Het gedrag van J. is vergeleken met de kenmerken van narcistische persoonlijkheidsstoornis zoals beschreven in het vooraanstaande diagnostische psychiatrisch handboek van de American Psychiatric Association DSM V. De hierin beschreven diagnosen worden wereldwijd gevolgd. Op grond hiervan kunnen we J. karakteriseren als een persoon met kenmerken die ook voorkomen bij een narcistische persoonlijkheidsstoornis.
Gevaarlijk is om mensen te snel te etiketteren als narcistisch. We gaan mensen dan anders bekijken. Iemand kan wel narcistische kenmerken hebben, maar hoeft nog niet een narcistische persoonlijkheidsstoornis te hebben. Hebben we, als leek, iemand het etiket van narcistisch gegeven, dan zien we ongetwijfeld steeds meer kenmerken die daar bij passen. Zouden we dan al niet te snel de conclusie trekken: deze persoon is niet te helpen, het is immers een hersenstoornis die niet te verhelpen is? Zou door zo’n benadering een relatie dan niet - soms ten onrechte - kapot kunnen gaan? Zouden etiketterende diagnosen alleen moeten worden gegeven door deskundigen? Niet deskundigen zouden zich dan moeten beperken tot: hij of zij heeft
kenmerken van……..