Het bystander effect
Stel: je staat te wachten op de trein en je ziet een kindje op het spoor vallen. De moeder reageert er niet op en de trein komt al over een paar minuten. Wanneer er verder niemand op het spoor is, grijp je dan in? En wanneer het spoor helemaal volgestouwd staat met mensen en je niet zeker weet wie de moeder is? Waarschijnlijk minder snel dan in de eerste situatie. Dit is een voorbeeld van het bystander effect.
Bewijs - experimenten
Epilepsie experiment
De onderzoekers Latané en Darley ontwikkelden een experiment in 1968. Mensen stonden tijdens dit onderzoek zogenaamd in contact met andere mensen via microfoontjes. Eén van deze mensen meldde van te voren last te hebben van epilepsie. Na een tijd krijgt deze (neppe) persoon een aanval. Dit is een van te voren opgenomen bandje dat wordt afgespeeld, maar dit weten de deelnemers niet. De resultaten waren als volgt:
- Van de deelnemers die denken dat er vier andere mensen aanwezig zijn, schiet 31% te hulp.
- Van de deelnemers die denken dat er twee andere mensen aanwezig zijn, schiet 62% te hulp.
- Van de deelnemers die denken dat er niemand anders aanwezig is, schiet 85 % te hulp.
Er zijn uiteraard andere factoren die het helpend gedrag van een persoon beïnvloeden, zoals persoonlijkheid of eerdere ervaringen met noodgevallen, maar Latané en Darley zijn er in geslaagd aan te tonen dat het aantal omstanders dat (men denkt dat) aanwezig is, bepalend is voor het helpend vermogen.
Rook in de kamer experiment
Een ander onderzoek van Latané en Darley. Zij plaatsten proefpersonen óf alleen in een kamer óf met twee andere deelnemers. Deze andere deelnemers waren eigenlijk acteurs. Er werd de deelnemers gevraagd een vragenlijst in te vullen. Langzaam werd er rook de kamer in gelaten, een teken van brand in een andere ruimte. Wanneer de proefpersonen alleen in de ruimte zaten, meldde 75% het aan de proefleiders, maar wanneer zij naast twee andere deelnemers geplaatst waren die gewoon doorgingen met de lijst invullen, meldde maar 10% het. Ook hangt de reactietijd van de deelnemers af van het aantal andere mensen in de kamer: hoe meer mensen er aanwezig waren, des te langer het duurde voor de proefpersoon actie ondernam.
De vijf denkstappen voor hulp bieden
Men doorloopt 5 denkstappen voordat zij hulp bieden. Deze denkstappen zijn:
- Opmerken van een noodsituatie
- Interpreteren van een noodsituatie
- Verantwoordelijkheid nemen (dit gebeurt sneller wanneer je alleen bent)
- Besluiten hoe je gaat helpen
- Hulp bieden
Wat kan er mis gaan tijdens deze denkstappen, waardoor een persoon geen hulp biedt?
- Te veel stimuli. Denk aan een drukke stad met veel lawaai. Men kan hierdoor een noodsituatie minder snel opmerken. Ook kan te veel met jezelf bezig zijn het opmerken van een noodsituatie in de weg staan.
- Ambigue situaties kunnen het interpreteren van een noodsituatie lastig maken. Is dit stoeien of een serieus gevecht? Ook lastig voor veel mensen is norm of family privacy. Men aarzelt vaak wanneer er ruzie/geweld optreedt tussen familieleden. Een ander fenomeen dat zorgt voor verhindering van stap twee is pluralistic ignorance. Dit zorgt ervoor dat iedereen naar elkaar kijkt en afwacht tot iemand ingrijpt, waardoor de groep verlamd raakt door besluiteloosheid.
- Bij het nemen van verantwoordelijkheid speelt één factor een belangrijke rol: diffusion of responsability. Zodra er andere mensen in de buurt zijn, heeft men de neiging de verantwoordelijkheid op hen af te schuiven: "Iemand anders zal vast beter weten wat er moet gebeuren in deze situatie".
- Bij het besluiten hoe er hulp geboden moet worden, speelt bevoegdheid een belangrijke rol. Heb je een EHBO-diploma? Dan zul je sneller zelf te hulp schieten (direct intervention), maar je kunt ook 112 bellen, omdat je zelf niet bevoegd bent (detour intervention). Beide zijn goede manieren van helpen.
- Wat het daadwerkelijk helpen van het slachtoffer nog in de weg kan staan, is audience inhibition. Dit is de angst om af te gaan voor een groep mensen. "Wat nou als het niet echt een noodsituatie is? Misschien is het een grap en ben ik de enige die erin trapt".
Een filmpje dat dit effect goed weergeeft, is
dit filmpje. Dit is een experiment, uitgevoerd in 2009. De psychologe legt uit dat men geconfronteerd wordt met twee regels:
- Je moet helpen
- Je moet doen wat alle andere mensen doen
Dit conflict is goed te zien bij de vrouw in het filmpje rond 2:20. Zij staat even stil en kijkt naar de man. Ze voelt dat ze moet helpen, maar de rest doet niets. Zij wil vervolgens dus doorlopen, tot ze ziet dat iemand anders de man te hulp schiet. Hierdoor kloppen beide regels weer en mag ze van zichzelf helpen.
Conclusie
Op basis van de genoemde informatie is te concluderen dat men een grotere kans heeft om geholpen te worden tijdens een noodsituatie op het platteland dan in hartje Amsterdam.