Zorgt multitasken ervoor dat je taken sneller af hebt?
Muziek luisteren, lezen, whatappen, facebook checken, een gesprek voeren, voicemail luisteren en koken. Allemaal tegelijk. Lekker productief, toch! Of toch niet? Door te multitasken denken we taken sneller af te krijgen. Echter is er steeds meer bewijs dat dit helemaal niet het geval is. Hoe werkt dat?
Wat is multitasken?
Bij multitasken doe je meerdere dingen tegelijk. Naast het luisteren naar muziek, lees je een boek. Het begrip is afkomstig van de computerwereld: je laat verschillende programma’s lopen (Word, browser, mediaplayer en/of andere software). Als het om menselijke bezigheden gaat, wordt vooral gedacht aan het bedrijfsleven – alles moet zo snel mogelijk. Dus waarom dan niet zoveel mogelijk tegelijk doen?
Multitasken: Alles tegelijk doen gaat sneller
Je leest een beleidsstuk, je typt een stukje voor een nieuwsbrief, je helpt je collega en onder het bellen schrijf je een mailtje. Lekker efficiënt, want nu doe je in dezelfde tijd twee (of meer) dingen!
Als we uitgaan van een computer zou dit waar zijn: de computer kan meerdere programma’s laten zien. Maar probeer je allerlei sofware tegelijk uit, dan komt er een moment dat je computer niet verder wil: hij loopt vast. Dit gebeurt eerder naarmate je vaker en sneller wil wisselen tussen programma’s.
Als we multitasken, is dit precies wat we doen: continue schakelen tussen verschillende taken. Een stukje lezen, met een collega praten, de voicemail afluisteren, facebook bekijken en een sms versturen. Maar heb je tussendoor ook begrepen wat je net gelezen hebt?
Multitasken: schakelen tussen taken
Helaas is dit continue schakelen tussen verschillende taken zeer vermoeiend voor de hersenen. Steeds andere gebieden van de hersenen moeten geactiveerd worden. Dat kost niet alleen energie, maar ook tijd. Dit kan zelfs leiden tot concentratieverlies. Om terug te komen op de computer: Een mens is geen computer en multitasken is voor mensen meer “taakswitchen” (het snel wisselen tussen taken in plaats van taken tegelijk uitvoeren).
Bovendien is er minder aandacht voor de taak. Eerst is A aan de beurt, maar ondertussen dringt taak B zich alweer op. Er zijn dus steeds momenten dat taak A niet je onverdeelde aandacht krijgt. Als je hersenen ziet als een apparaat dat moet warmlopen, dan begrijp je dat de machine nog niet eens warm is, voordat je doorschakelt naar het volgende. Hierdoor onthoud je informatie slechter – de gelezen/gehoorde informatie wordt immers steeds onderbroken, waardoor je de verhaallijn kwijtraakt, het groter geheel niet meer ziet en de informatie slecht opneemt (de ‘aandachtlijnen’ zijn immer bezet door andere taken).
Doordat er minder aandacht is, kosten taken meer tijd. Onderzoek wijst uit dat twee taken multitaskend doen anderhalf keer zoveel tijd kost dan de twee taken na elkaar uitvoeren. Hoe kan dat? Omdat je bij het lezen veel meer dubbel leest, steeds je geheugen moet inspannen over wat voor vaardigheden of kennis je nodig hebt om de taak uit te voeren en dingen vaker moet bekijken omdat je het slechter opslaat in je geheugen.
Ook maak je meer fouten. Omdat je steeds schakelt tussen taken, moet je steeds nieuwe regels naar voren halen en oude weer vergeten. Echter, het uitschakelen van de regelset duurt langer voort dan de bedoeling is. Hierdoor werk je dus even door in de ‘oude’ regelset. Als je dus eerst een plaatje krijgt van een leeuw met het woord appel en gevraagd wordt het plaatje te benomen, dan zeg je leeuw. Wordt later gevraagd het woord te noemen (dus appel), dan duurt dat aanzienlijk langer, want je zit in de oude regelset ‘noem het plaatje’.
Het lijkt dus effectief om te multitasken, maar verschillende tests wijzen uit dat dit niet het geval is. De taken interfereren met elkaar en dit is voor de hersenen dus meer vermoeiend. Er is minder aandacht voor de taak en uiteindelijk duurt de taak langer. Tevens maak je meer fouten. Dit kan weer stress opleveren, waardoor je nog minder efficiënt wordt. Conclusie: wil je iets afmaken zonder feiten, schakel dan alle storende factoren uit (telefoon, internet, binnenvallende collega’s, enzovoort) en focus je op je taak.
Experiment “In de auto”
Om te laten zien hoe gevaarlijk multitasken kan zijn, is er een experiment uitgevoerd. Zowel mannen als vrouwen moesten een nummer onthouden. Terwijl ze reden werden ze gebeld en moesten ze aangeven of het nummer hetzelfde was als het nummer dat ze moesten onthouden. Tegelijkertijd sprong het stoplicht op rood en moesten ze daarvoor stoppen. Mannen reageren 0,13 seconden later en vrouwen zelfs 0,25 seconden. Is niets toch? Als je 50 kilometer per uur rijdt, betekent dat voor mannen dat ze al 1,8 meter verder zijn voordat je begint met remmen en voor vrouwen 3,45 meter! Bij 80 kilometer per uur is dit zelfs 2,8 meter respectievelijk 5,5 meter. Wat als je nog 10 meter hebt voordat je bij het stoplicht bent? Of voordat je bij het spelende kind bent?
Conclusie: multitasken verdeeld de aandacht die je hebt, het maakt het niet groter. Door minder aandacht vertraagd de reactiesnelheid. Logischerwijs zullen ook andere dingen interfereren met autorijden (eten, de radiozender veranderen, de kachel warmer zetten, (handsfree) bellen, enzovoort) en daarmee lijkt het dus veilig te zeggen dat autorijden en andere taken niet samengaan.
Interfererende taken: STROOP test
De STROOP test is een test die je goed laat zien hoe moeilijk hersenen het vinden om te schakelen tussen taken en om je te laten ervaren hoe je hersenen ‘haperen’. Hierbij is het effect natuurlijk versterkt, maar probeer het eens.
De opdracht is om zo snel mogelijk de kleuren van de onderstaand woorden te lezen; houdt hiervoor even een stopwatch bij de hand.
Noteer je tijd. Probeer nu weer de kleuren op te noemen.
Waarschijnlijk is je tijd nu een stuk langzamer en had je meer fouten. Je merkt dat lezen zó sterk is in je hersenen, dat het moeilijk uit te schakelen is. Waarschijnlijk merk je ook dat je ‘hapert’: de tekst blokkeert de lijnen om de kleuren op te noemen. Deze test is ook makkelijk op te zoeken op Internet (vaak met inbegrepen stopwatch en een meer woorden).
Test jezelf: Taal en motoriek
Daarnaast kun je ook zien hoe taal en beweging elkaar in de weg zitten. Pak daarvoor papier en potlood en zet eerst met je rechterhand zoveel mogelijk stipjes per minuut. Tel ze en doe vervolgens hetzelfde met je linkerhand. Tel ook deze. Voer vervolgens hetzelfde experiment uit terwijl je uit een boek hardop voorleest.
Waarschijnlijk merk je dat je prestaties van de rechterhand harder achteruit loopt. Hoe kan dat? Dit komt omdat zowel je rechterhand als het lezen in de linker hersenhelft aangestuurd worden. Dit interfereert met elkaar; de aandacht die er is moet verdeelt worden.