Antonio Gramsci, het realisme en culturele hegemonie
Antonio Gramsci (1891-1937) wordt gezien als een van de belangrijkste Marxisten. Hij was een van de oprichters van de Communisten Partij in Italië. Hij spendeerde een groot gedeelte van zijn leven in de gevangenis vanwege zijn politieke activiteiten. Tijdens zijn gevangenschap schreef hij meer dan 30 boeken. Deze boeken gaan allemaal over de Italiaanse geschiedenis, nationalisme en bepaalde ideeën in het Marxisme. Gramsci heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de theorie van culturele hegemonie.
Hegemonie
Hegemonie is een Griekse term die aangeeft dat een enkele staat over andere staten kan regeren. Gramsci ontwikkelde deze theorie in zijn
[Prison Notebooks. Het betekent dat wanneer een sociale groep kan heersen over alle andere sociale groepen, de overheersende groep wordt gezien als de norm. Op deze manier zou het zou zijn dat iedereen hier profijt van heeft.
Hegemonie was een concept dat werd gebruikt door Marxisten, zoals Lenin. Het weergaf het politieke leiderschap van de arbeidersklasse in een democratische revolutie. Karl Marx schreef al over het valse bewustzijn waar de arbeidersklasse onder te lijden had. Gramsci was niet tevreden met deze analyse. Volgens Gramsci illustreerde de analyse niet waarom het gevecht van de arbeidersklasse zo langzaam ging.
Gramsci en hegemonie
Volgens Gramsci’s culturele hegemonie theorie zullen sociale patronen dominant worden door cultuur vanwege de heersende klasse. Deze sociale patronen zullen zo deel worden van onze dagelijkse gewoonten, waardoor filosofie, cultuur en moraliteit van de heersende elite als de natuurlijke orde wordt gezien. Zo’n soort systeem zal leiden tot een maatschappij waarin revolutionairen worden uitgesloten door de sociale klasse.
Gramsci maakte onderscheid tussen een politieke maatschappij en een burgermaatschappij. The politieke maatschappij zag hij als hard en dwangmatig. Dit waren de publieke instituten, zoals de overheid, het militaire en het rechterlijke systeem. De burgermaatschappij bestond uit instituten als de kerk, scholen, vakbonden, politieke partijen, culturele verenigingen etc.
Realisme
Het realisme heeft andere ideeën over culture hegemonie. Realisme is gebaseerd op het basisprincipe van dominantie. Realisten vinden dat de internationale macht de grootste invloed uitoefent op de internationale veiligheid. Hegemonie moet stabiel zijn en één staat is dominant. De state is de belangrijkste actor en mag kracht uitoefenen. Het doel binnen de internationale politiek is overleven. Dit betekent dat een staat niet kan rekenen op andere staten om te overleven. Daarom kan veiligheid alleen worden gerealiseerd door zelfhulp. Binnen het realisme bestaat de hegemonie stabiliteit theorie. Deze theorie is bedacht door de neorealist en politiek wetenschapper Robert Gilpin. De theorie is voornamelijk bedacht om uit te leggen hoe internationale organisaties werken.
Verschil tussen Gramsci en het realisme
Het grote verschil tussen de realisten en aanhangers van Gramsci is dat realisten hegemonie zien als een dominante macht van een staat, terwijl Gramsci naar hegemonie keek als de relaties tussen verschillende sociale klassen. Een klasse wordt gezien als hegemonie wanneer het zijn dominantie door middel van instituties en concessies heeft gelegitimeerd. Volgens sommigen kunnen de Verenigde Staten tegenwoordig als hegemonie worden gezien. De situatie in Libië gaf een duidelijk beeld van de kijk op hegenomie van Gramsci en van de realisten. Aan de ene kant wachtte de hele wereld op de eerste stap van de VS, aangezien de VS wordt gezien als de machtigste staat met de beste capaciteiten. Aan de andere kant had het volk het gevoel dat Amerika de eerste stap moest zetten vanuit het morele aspect.