Goelag: werkkampen in de Sovjet-Unie
De Sovjet-Unie, onder leiding van Josef Stalin, onderdrukte een deel van haar bevolking jarenlang in werkkampen, goelags genaamd. Na de dood van Stalin in 1953 werd duidelijk wat voor gruwelijke taferelen zich hebben afgespeeld in de goelags. Dit artikel geeft een uitzetting over deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis van de Sovjet-Unie.
De beginjaren
In 1930 werd in de Sovjet-Unie een overheidsdienst opgericht die zorg moest dragen voor de 'opvoeding' van bepaalde groepen burgers. Deze dienst, goelag genaamd, moest deze groepen organiseren in speciaal ingerichte werkkampen, ver van de bewoonde wereld in de Sovjet-Unie. De belangrijkste doelen van deze kampen waren naast het opvoedkundige karakter:
- De ontwikkeling van hulpbronnen voor de Sovjet-Unie.
- Het graven van kanalen.
- Het bouwen van steden.
Deze doelstellingen moesten worden behaald met behulp van dwangmatige arbeid. In de eerste jaren bestonden de goelags uit enkele honderdduizenden mensen. Deze mensen kwamen uit alle sociale groepen van de samenleving; boeren, gehandicapten, edellieden, arbeiders, ondernemers en staatvijanden die heulden met het Westen. Het Sovjet regime onder leiding van Josef Stalin had daarbij alle vrijheid om haar burgers naar de goelags te sturen. Artikel 58 gaf de regering het recht om alle 'staatsvijanden' naar de werkkampen te deporteren. Dit wetsartikel werd nogal ruim opgevat, aangezien er in totaal maar liefst 18 miljoen burgers in de kampen terecht zouden komen.
De oorlogsjaren (1940-1945)
Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de mensen die gevangen zaten in de goelags ingezet voor het Rode Leger. De strijd tegen nazi-Duitsland kreeg in deze tijd alle prioriteit. De leiding van de goelags selecteerde daarbij alleen de sterke mannen die goed genoeg waren om de strijd aan te kunnen. De rest van de gevangenen bleef achter in de kampen en kreeg te maken met grote hongersnood, slechte kleding en zware mishandelingen. De goelags raakten in deze periode ook dermate vol dat de productiviteit sterk afnam. Het werd steeds moeilijker voor de leiding om de organisatie in de goelags te handhaven. Dit leidde ertoe dat er executies plaatsvonden om de zaak nog enigszins in de hand te kunnen houden.
1953: De afbouw
Na de dood van Stalin in 1953 werden de goelags langzaamaan afgebouwd. De nieuwe leider Chroejtsjov wilde het liefst zo snel mogelijk af van de werkkampen en benadrukte dat dit het werk van zijn voorganger was. In de periode 1930-1953 werden maar liefst 28 miljoen mensen in de werkkampen geplaatst. Er vonden 800.000 executies plaats en 3 miljoen mensen vonden de dood. De meeste overlevenden hielden lang trauma's en psychische klachten over als gevolg van de verschrikkingen in de goelags. Aleksandr Solzjenitsyn was één van de overlevenden en schreef hier een boek over. Zijn gruwelijke ervaringen heeft hij in zijn boek Goelag Archipel uiteengezet. Dit boek wordt tot op de dag van vandaag wereldwijd nog veel gelezen.