Zindelijkheidstraining voor kinderen
Wanneer leer je je kind op het potje gaan? Hoe krijg je je kind uit de luiers? Is het normaal dat je kind nog niet zindelijk is 's nachts? Antwoorden en oplossingen vind je hier.
Het is erg belangrijk te begrijpen dat een kind fysiek in staat moet zijn om zindelijk te worden alvorens met de training te beginnen. Het proberen forceren om vroegtijdig je kind zindelijk te krijgen, werkt averechts, omdat het lichamelijk niet de juiste signalen aanleert. Vaak leidt dit op een later moment tot het herbeginnen van plassen in de broek of bedwateren.
Informeer je daarom goed vooraleer je ermee begint en alvorens te panikeren.
Vanaf wanneer kan je kind op het potje?
Een kind moet rijp zijn voor zindelijkheidstraining. Dit betekent zowel lichamelijk als mentaal voldoende ontwikkeld zijn om de training te kunnen beginnen.
Rijpheid van blaas en hormonen
Tot de leeftijd van 1 jaar reageert de blaas totaal onafhankelijk van de wil van het kind. Ze trekt spontaan samen om zich te ledigen indien dit nodig is. De reflexmatige bezenuwing kan pas beheerst worden als de hersenen en de hersenbanen voldoende ontwikkeld zijn om de sluitspieren van anus en urinebuis te beheersen en het samentrekken van darmen en blaas te controleren. Verder moet ook de blaas voldoende groot zijn om lang genoeg de urine te kunnen bijhouden en moet de hormonale regeling van urineproductie een dag-nacht-ritme hebben aangenomen.
Tussen de leeftijd van 1 en 2 jaar zal het zenuwstelsel voldoende ontwikkeld zijn. De hormonale regeling (van anti-diuretisch hormoon, ADH) heeft pas rond het tweede levensjaar een dag-nachtritme. Pas vanaf dan kan het kind stilaan meer urine ophouden 's nachts.
Eerder is het kind dus gewoonweg fysiek niet in staat om zindelijk te worden. Maar er is meer nodig dan alleen de fysieke rijpheid.
Rijpheid van hersenen
Niet alleen moet het fysiek in staat zijn om controle uit te oefenen, het moet ook het signaal toekrijgen in de hersenen dat de blaas of de endeldarm gevuld zijn. Zolang het kind deze prikkels nog niet ervaart in de hersenen, kan het ook nog niet trainen om de darmen en blaas op het juiste tijdstip te ledigen. Dus wanneer het niet opmerkt dat het plast of stoelgang maakt, is het (nog) niet mogelijk het kind zindelijk te maken.
Dit mechanisme is cruciaal in de zindelijkheidstraining bij kinderen. Hierzonder leert het kind nooit echt wat zindelijkheid betekent en kan het enkel foute mechanismen aanleren die schadelijk zijn voor zijn gezondheid.
Anderzijds is het belangrijk dit precieze moment op te merken. Je wilt immers dat je kind deze nieuwe prikkel op de juiste manier interpreteert en leert wat het hiermee moet doen. Schenk je hier geen aandacht aan op het moment dat de prikkel voor het kind nieuw is, dan is het voor het kind moeilijker om te begrijpen dat je op een later tijdstip wel verwacht dat het reageert op de prikkel tot plassen terwijl het dat eerder niet moest doen.
Hoe moet dat in de praktijk?
Door je kind goed te observeren, zal je kunnen vaststellen wanneer het de prikkels van volle blaas of darmen begint te ervaren in de hersenen. Door hier goed op in te pikken, zal het zindelijkheidsproces het vlotste verlopen. Immers, jij geeft aan dat het wat kan doen met de informatie die het kind van zijn eigen lichaam krijgt. Is je kind langdurig ziek (met bijvoorbeeld lange ziekenhuisopnames) tijdens deze ontwikkelingsfase, dan kan het moeilijker zijn om op een later tijdstip je kind duidelijk te maken op welke prikkels het moet reageren. Het heeft immers niet geleerd hierop te reageren.
Daarom doen we hier de tekens uit de doeken waaraan je merkt dat het kind klaar is voor de training:
- je kind wordt onrustig vlak voor het plassen (het ervaart de druk van een volle blaas)
- je kind gaat met de beentjes een beetje open lopen vlak voor, tijdens of na het plassen of ontlasten
- je kind wiebelt op de stoel of tijdens het spelen door de druk in de blaas
- je kind komt zeggen (of duidelijk maken) dat het een natte of vuile luier heeft
Op dat moment is de eerste stap in de zindelijkheidstraining aangebroken.
Stap 1: maak je kind duidelijk wat het voelt.
Vertel je kind duidelijk dat het moet plassen of geplast heeft en begeleid het naar de badkamer om het te verluieren. Hoe vaker het kind opgemerkt krijgt dat het "moet plassen" of stoelgang maken "kaka doen", hoe beter het de link zal leggen tussen wat het voelt/ervaart en wat er met hem gebeurt.
Mentale rijpheid
Niet alleen moet het kind lichamelijk rijp zijn, het moet er ook mentaal klaar voor zijn om de zindelijkheidstraining aan te vatten. Het heeft interesse nodig in de wc, de stoelgang, het hele toiletmoment.
Wil je kind niets weten van de wc of het potje, van de vuile luier of het hele gedoe van naar de wc gaan, dan is zindelijkheidstraining nog niet aan de orde. Ook kinderen die nog teveel neiging hebben om met de ontlasting te willen spelen, zijn nog niet klaar voor de training.
Hoe help je je kind om mentaal klaar te zijn voor de training?
Stap 2: betrek je kind in je eigen proces rond toiletmomenten.
Laat het met je meegaan naar de wc en vertel wat je doet en laat het meekijken. Laat je kind na afloop de wc doorspoelen, dit is een handeling die een kind meestal erg boeiend vindt. Zo stimuleer je de interesse voor het toilet. Breng je kind ook pas in contact met het potje zodra stap 1 is aangebroken en het kind in stap 2 ook interesse toont. Kan het potje je kind niet boeien, dan is het beter het nog even uit het zicht van je kind te houden. Op die manier zal het "nieuwe" en interessante er niet vanaf zijn als je kind daadwerkelijk aan zijn zindelijkheidstraining begint. Leg ook volop uit wat je doet tijdens het wc-moment en verklaar bij de introductie van het potje dat dit een kinderwc is.
Hoe aanleren
Als je kind de eerste twee stappen vlot genomen heeft, kan het echte potjes-gebruik beginnen. Heel belangrijk hierbij is dit: zindelijk worden is een normaal en natuurlijk proces. Ga er van uit dat je kind dit zal leren en dat het dit zal doen binnen de normale tijdspanne. Het zindelijkheidsproces duurt makkelijk 10 maanden indien het kind er vrij vroeg na het tweede levensjaar mee begint. Indien je kind pas rijp is voor zindelijkheidstraining op wat latere leeftijd, dan duurt het zindelijkheidsproces doorgaans minder lang (tussen 5 en 9 maanden).
Zindelijk worden is een proces dat geleidelijk aan verloopt en dat niet versneld wordt door straffen. Integendeel! Incontinentie (dus plassen of ontlasten in de broek of in bed) is een normaal verschijnsel bij kinderen en dient ook zo behandeld te worden. Maak nooit ophef rond een vuile broek of een vuil bed. De opkuis ervan hoort bij de normale verzorging van je kind.
Stap 3: maak het verband tussen de prikkel die je kind voelt en het potje.
Daarvoor is het van belang dat de volwassene het kind goed observeert. Bij de signalen tot plassen of stoelgang maken, maak je je kind er attent op dat het moet plassen en je begeleidt het kind naar zijn potje. Doe dit op een aangename manier, zodat het kind de training wil aanvatten en niet als onaangenaam beschouwt. De eerste dagen tot weken zal je het kind geregeld op het potje zetten, doch zonder resultaat. Wees niet teleurgesteld, om je kind niet te ontmoedigen. Een eerste geslaagde potjes-zitting is meestal een toevalstreffer. Is het je kind gelukt om te plassen (of stoelgang te maken) in het potje, prijs het kind dan zodat het weet dat dit het gewenste resultaat is. Door enkele toevalstreffers zal het kind stilaan leren wat de bedoeling is en de controle over de blaas- en later ook darmlediging onder controle proberen te krijgen.
Ledig bij een geslaagde poging ook meteen steeds samen met je kind het potje in de wc. Op die manier legt het een verband tussen het potje en de wc. Laat het zelf doorspoelen. Vaak is mogen een doorspoelen een beloning op zich, hetgeen het gewenste resultaat versterkt.
Nu het kindje bezig is met zijn / haar pogingen om met succes op het potje te gaan, is een rolmodel een handig hulpmiddel in het zindelijkheidsproces. Daarom mag stap 4 zeker niet vergeten worden. Het zal het resultaat van de training drastisch verbeteren.
Stap 4: stimuleer het leerproces
Een kind leert meestal van anderen. Een ouder kind (of een ouder) kan een voorbeeldrol hebben. Vooral als een kind van oudere kinderen kan afkijken wat er moet gebeuren, zal het doorgaans sneller zindelijk worden. Plaats daarom het potje bij de wc en ga gelijktijdig naar toilet. Het rolmodel is de beste leermeester.
Correct wc-gebruik
Nu je kind aanleert hoe het controle krijgt over de blaas en de darmen, is het belangrijk het kind een goede manier van ontlasten aan te leren.
Houding
Een kind (evenals een volwassene) dient zich in hurkzit te ontlasten. Zorg dus dat het kind de beentjes kan plooien terwijl het stoelgang maakt. Gebruik daarom een potje, een kindertoilet met aangepaste hoogte of plaats een verhogend trapje voor de wc waarop het de voetjes kan plaatsen.
Zorg er ook voor dat de billetjes niet doorhangen in de wc-opening. Dit zorgt voor een foutieve druk op de darmen en is slecht voor het ledigen van de darmen en voor de automatische darmtransit (=
de spontane spierbewegingen van de darmen die de stoelgang verderduwen). Het bevordert ook het risico op speen (=
aambeien). Zorg daarom voor een potje, een kinderwc met verkleinde bril of plaats een kinderbril op de volwassen wc-bril zodat de opening vernauwt en het kind met de billetjes kan steunen op de aangepaste bril.
Persen
Leer je kind zich goed ontspannen als het stoelgang probeert te maken. Leer het vooral NIET om te persen. Dit werkt de normale darmtransit tegen, verhoogt onnodig de druk op de bloedvaten (hetgeen in het latere leven zeer slecht is) en versnelt het ontstaan van aambeien.
Leer het dus een correcte drukopbouw in het buikje. Dit doe je door het kind diep te laten inademen en de adem even te laten vasthouden. Zo duwt de lucht in de longen op een juiste manier op de darmen waardoor de druk verhoogt in de darmen en de transit bevorderd wordt. De evacuatie van de stoelgang wordt het best bevorderd.
Heeft je kind harde stoelgang, dan wordt het moeilijker om de stoelgang zonder "persen" te evacueren. Zorg daarvoor dat je kind voldoende vezels eet en voldoende drinkt. Vermijd ook chocolade, maar verkies pruimen, speculoos en naast vezelrijke voeding eventueel yoghurt(drankjes) met L.Caseï Immunitas.
Tips en hulpmiddelen
Tip 1: indien je kind niet lijkt op te merken dat het plast, kan je best van luier veranderen. Kies voor minder absorberende luiers, waardoor je kinds billetjes niet zo droog blijven. Of leg een doekje in de luier of trek zelfs een onderbroekje onder de luier aan. Op die manier wordt de gewaarwording van het plassen krachtiger zonder dat het kind zichzelf bevuilt.
Tip 2: indien je kind naar een onthaalmoeder of kinderdagverblijf gaat, bespreek je best met hen waar je staat in de zindelijkheidstraining en hoe je de training wenst aan te pakken. Op die manier krijgt het kind zowel thuis als buitenshuis dezelfde signalen over wat van het kind verwacht wordt. Tegenstrijdige signalen (zoals bv. geen zindelijkheidstrainig in de opvang, maar al gevorderde training thuis) kan het proces vertragen of tijdelijk doen stilvallen.
Tip 3: geef nooit negatieve aandacht aan mislukte zindelijkheidsmomenten. Op die manier raakt je kind niet getraumatiseerd (met een langere trainingsduur tot gevolg) en zal het de onzindelijkheid niet gebruiken als chantagemiddel om zijn zin door te drijven.
Tip 4: Laat je kind ook op vaste tijdstippen op het potje gaan zodra de zindelijkheidstraining een beetje op gang gekomen is. Kies die tijdstippen waarop je resultaat kan verwachten (vlak na het eten, bij het ontwaken, ...)
Tip 5: Wanneer je kind al vlot gebruik kan maken van het potje, kies je extra die momenten voor plassen en ontlasten om het je kind makkelijker te maken proper te blijven (vlak na of zelfs tijdens het eten, voor het slapengaan en meteen bij het ontwaken, voor het weggaan en voor of tijdens spannende momenten waarop het kan vergeten aandacht te schenken aan een volle blaas)
Tip 6: Merk je dat je kind geregeld niet op het potje wilt omdat het gewoon wil blijven verderspelen, dan is het aangeraden om het potje op de speelplek te zetten, zodat het minder het gevoel heeft dat het zijn speelmoment moet opgeven voor het potjesmoment.
Tip 7: Wil je zoontje even stoer als vader rechtstaand plassen in de wc, gooi dan een pingpongballetje in de wc. Het blijft drijven en spoelt niet door. Je kind zal er met veel plezier op proberen te mikken met een properdere wc-bril tot gevolg.
Wanneer moet ik me zorgen maken?
Gewone zindelijkheidsnormen
Om te weten wanneer je je zorgen moet maken over het uitblijven van de zindelijkheid van je kind, is het belangrijk te weten wat normaal is.
- Een kind begint doorgaans met de zindelijkheidstraining tussen 2 en 4 jaar.
- Zindelijkheidstraining duurt doorgaans langer bij jongens dan bij meisjes (meisjes doen er gemiddeld 2,5 maanden korter over om zindelijk te worden)
- De training duurt langer als het kind jonger is dan 27 maanden bij de aanvang. 10 maanden voor de training is normaal.
- Bij de start na 27 maanden duurt de training gemiddeld 5 tot 9 maanden.
- Een kind hoeft overdag niet zindelijk te zijn voor de leeftijd van 4 jaar.
- Een kind hoeft 's nachts niet zindelijk te zijn voor de leeftijd van 5 jaar.
- Op 6 jaar heeft nog 10 - 15% last van bedplassen.
- Op 15 jaar heeft nog 1% van de kinderen last van bedplassen.
De controle krijgen over blaas en darmen verloopt niet simultaan. Ze verschilt ook naar gelang dag of nachtcontrole.
Een kind heeft in deze volgorde het eerst controle:
- Stoelgangcontrole 's nachts
- Stoelgangcontrole overdag
- Urinecontrole overdag
- Urinecontrole 's nachts
Wanneer dan wel zorgen maken?
- Het kind wordt terug incontinent na meer dan 6 maanden 's nachts zindelijk te zijn geweest.
- Het oudere kind heeft volledige blaaslozingen overdag (dus probeert de lozing niet te stoppen).
- Het kind heeft last om de blaas "dicht" te houden op sommige momenten van de dag, terwijl de blaas niet vol is. Het kind houdt daarvoor de benen gekruist of knielt neer en houdt de blaasdruk tegen door de hiel tegen de blaas te drukken of door op de rand van bv. een tafel te zitten op de druk tegen te houden. Even later is de druk voorbij en hoeft het kind niet te gaan plassen omdat de blaas niet vol is.