De morele ontwikkeling van kinderen volgens Kohlberg
De morele ontwikkeling van een kind is erg belangrijk. Kohlberg (1929-1987), een Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog, heeft deze ontwikkeling onderzocht. Hij heeft een aantal niveaus met bijhorende stadia opgesteld naar aanleiding van zijn onderzoek. In zijn onderzoek heeft hij een verhaaltje verteld over een man met een zieke vrouw. Deze vrouw kon genezen worden door een speciaal medicijn. Dit medicijn was te duur. De man vroeg aan de apotheker of hij het medicijn goedkoper kon maken. Dat kon niet. Zelfs als de man ging lenen, kon hij het medicijn niet betalen. Hij heeft vervolgens aan alle leeftijdsgroepen gevraagd of de man het medicijn mocht stelen. Daarnaast hij heeft gevraagd waarom dit wel of niet mocht. Deze redenering was erg belangrijk. Hieruit kwamen sterk deze niveaus en stadia naar voren. Hij heeft dit onderzoek in verschillende culturen uitgevoerd.
Waar je op moet letten in deze niveaus
De niveaus van Kohlberg geven een goede indicatie van morele niveau van een kind of volwassene. Wel is het belangrijk om op een aantal aspecten te letten. Zo is terugval mogelijk in de stadia en niveaus. Als een kind of volwassene iets laat zien uit een bepaald niveau, kan dat op een ander moment weer totaal anders zijn. De niveaus lopen soms door elkaar. Een kind kan bijvoorbeeld gebruikmaken van oriëntatie op eigenbelang en tegelijk kijken naar oriëntatie op braaf en lief zijn. In verschillende situaties zijn er verschillende oriëntaties mogelijk.
Daarnaast is het heel belangrijk om te weten dat niet iedereen alle stadia en niveaus doorloopt. Sommige mensen bereiken deze gewoon niet. Dit zie je vooral terug bij criminelen. Toch kan dit bij iedereen het geval zijn. Het is daarom goed om hier rekening mee te houden. Als je dit weet, weet je ook wat je van iemand kan verwachten met betrekking tot morele beslissingen.
Niveau 1: preconventioneel niveau
Vaak zitten peuters en kleuters op dit niveau. Ze kijken naar het vermijden van straf of wat hen beter maakt. Verder wordt er nog niet gekeken. Dit is omdat ze niet anders weten. Je kunt dan ook niet anders van hen verwachten.
Oriëntatie op gehoorzaamheid en straf
In het preconventionele niveau kijken kinderen of volwassenen vooral naar wat straf oplevert en wat een beloning oplevert. Vervolgens maken zij een morele beslissing op basis van wat een beloning oplevert of juist wat geen straf oplevert. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan: als ik een snoepje steel, wordt mama boos. Daarom doe ik dit niet.
Oriëntatie op eigenbelang
In het preconventionele niveau kan ook gekeken worden naar eigenbelang. Morele beslissingen worden gemaakt op basis van wat het meeste oplevert voor het kind of de volwassene. Hierbij kun je denken aan: als ik een snoepje steel, kan ik iets lekkers eten. Daarom doe ik dit.
Niveau 2: conventioneel niveau
Basisschoolkinderen zitten vaak op dit niveau. Toch zijn er ook heel veel jongeren en volwassenen die hier blijven steken. Zij komen niet verder in hun morele ontwikkeling. Als dit het geval is, kun je proberen om deze toch een niveau te laten groeien door het goede voorbeeld te geven en door dingen uit het volgende stadia al aan te bieden. Zo leren zij dit toch een beetje. Het kan zo zijn dat dit gewoon niet lukt. Dan is dat zo en blijven deze mensen op dit niveau.
Oriëntatie op braaf en lief zijn
Mensen hebben vaak de behoefte om braaf en lief te zijn. Daarom doen zij dingen, om dit te kunnen bereiken. Hun morele beslissingen worden hier dan ook door beïnvloed. De behoefte aan goedkeuring is erg groot. Ze zijn hier zeer afhankelijk van. De vraag: wanneer ben ik goed voor de groep waartoe ik behoor?, staat centraal. Denk aan ik steel dit snoepje niet, omdat mijn vriendengroep mij dan niet lief vindt.
Oriëntatie op het doen van je plicht en op wet en orde
Dit stadium houdt in dat er niet meer naar de kleine groep wordt gekeken, maar naar een groter geheel. Hierbij kun je denken aan school, de vereniging of de hele maatschappij. Beslissingen worden gemaakt op basis van de vraag 'wanneer ben ik goed voor de hele school/vereniging/maatschappij? Er wordt veel gedacht aan wat er zou gebeuren als iedereen iets dat niet mag, zou doen. Denk aan: Ik steel niet, want als iedereen dat zou doen, zou de wereld een chaos worden. In de
plichtethiek van Kant, zie je deze gedachtewijze terug.
Niveau 3: postconventioneel niveau
Jongeren en volwassenen zitten vaak in dit niveau. Toch is dit heel wat lastiger dan voorgaande niveaus. Daarom bereiken veel mensen dit niveau niet. Er wordt heel veel gevraagd van eigen gedachten en achter de eigen mening staan.
Oriëntatie op het sociale contact
Je kijkt naar wat het meeste oplevert voor het meest aantal mensen. Dit is erg moeilijk, omdat je jouw eigen belangen hiervoor soms aan de kant moet zetten. De nadruk wordt gelegd op de persoonlijke waarden en rechten van de mens. Deze moeten wel voor de maatschappij belangrijk zijn. Denk aan: ik maak de prijs van mijn medicijnen lager, omdat dit het leven van heel veel mensen kan redden.
Oriëntatie op het eigen geweten en op universele ethische principes
Dit is een erg moeilijk stadia. Er worden hierbij beslissingen gemaakt die tot stand komen vanuit het eigen geweten. Naar dit geweten ontstaat een plichtgevoel. Daarnaast worden eigen principes erg belangrijk. Je doet iets wel of niet, omdat het wel of niet vanuit jouw eigen geweten en eigen principes moet. Als iets tegen jouw principes ingaat, dan doe je het niet. Als je iets vanuit jouw eigen geweten moet doen, dan doe je dat. Mensen vinden dit vaak lastig, omdat zij dan naar zichzelf moeten kijken in plaats van naar wat anderen doen. Een voorbeeld bij dit stadium is: ik doe dit, omdat ik het naar mijn eigen geweten toe verplicht ben.
Begeleiden morele ontwikkeling
De morele ontwikkeling van kinderen moet goed worden begeleid. Als dit niet wordt gedaan, kunnen er heel wat problemen ontstaan. Daarom is het belangrijk om te weten hoe je dit kunt doen.
Het goede voorbeeld geven
Vooral jonge kinderen kijken erg goed naar wat jij als ouder/pedagoog/trainer/opa/oma/zus/enz. doet. Daarom is het belangrijk om goed te kijken naar wat jij zelf doet. Doe jij goed, dan kijkt een kind dat af.
Leer een kind de morele gewoontes en regels van het gezin en de maatschappij
Het is belangrijk dat een kind morele gewoontes en regels leert. Je kunt deze 'in theorie' uitleggen. Dat mag, maar het is ook belangrijk uit te leggen waarom. Zo kan een kind zelf kritisch naar de regels kijken en deze zichzelf eigen maken. Doe je dit niet, dan voelt het voor een kind als opgelegde regels van buitenaf. Vaak worden deze niet nageleefd. Waarom zouden ze dit immers doen? Je kunt dit extra stimuleren door kinderen na te laten denken over situaties. Laat ze hierbij zelf de oplossing bedenken. Ook is het belangrijk om inzicht te geven in de gevolgen van het eigen gedrag. Zo krijgt het kind feedback en kan er een actief leerproces worden gestart.
Anderen zijn net als zij
Het is goed om een kind te leren dat anderen mensen eigenlijk ongeveer hetzelfde zijn als zij. Ze hebben emoties en maken fouten, maar doen ook goede dingen. Zo leert een kind zich verplaatsen in de anderen. Dit kun je stimuleren door behulpzaamheid te waarderen. Ongewenst gedrag tegenover een ander moet dan worden afgekeurd. Zo weet een kind wat wel en niet goed is voor een ander.