Morele ontwikkeling van het kind
Er zijn diverse theorieën over de de morele ontwikkeling van het kind. Hieronder worden de belangrijkste besproken, te weten die van Piaget en Kohlberg. Daarnaast wordt aandacht besteed aan prosociaal en agressief gedrag.
Het is niet altijd op het eerste gezicht duidelijk hoe het gesteld is met het morele aspect van een daad. Voedsel stelen is slecht, maar voedsel stelen voor je doodzieke en arme moeder?
De basis van cognitieve theorieën over moraliteit is te vinden in Piaget’s boek
‘The moral judgement of the child’. Hierin zet Piaget uiteen dat moraliteit zich in stadia ontwikkelt.
Hij concludeerde dat er twee stadia zijn in het moreel redeneren van kinderen en een transitionele periode tussen deze twee stadia.
Stadia van moraliteit
Stadium van moraliteit door voorwaarde: kinderen reageren op regels en rechten als onveranderlijke gegevens. Wat ouders, de wet ect. zeggen is altijd juist. De consequentie van een activiteit wordt benadrukt, niet de intenties.
Kinderen zien regels als onveranderlijk omdat ouderlijke controle macht is en ze het voor waar aannemen en omdat kinderen regels als extern zien en niet als product van de geest.
Stadia van Piaget
- Transitionele stadium: meer geven-en-nemen interacties met andere kinderen, regels kunnen opgesteld en veranderd worden door een groep, perspectief leren nemen, coöperatief opstellen en kinderen beginnen autonomer te worden.
- Stadium van autonome moraliteit: rond de leeftijd van 11, 12 jaar. Niet meer blindelings volgen van autoriteiten als basis van morele beslissingen. Men ziet dat regels product sociale overeenstemmigheid zijn en veranderd kunnen worden. Eerlijkheid en gelijkheid belangrijke criteria voor regels. Straf moet bij daad passen.
- De kwaliteit van sociale interactie lijkt belangrijker dan de kwantiteit.
Kohlberg was sterk beïnvloed door Piaget. Ook hij zag morele ontwikkeling in (hiërarchische) stadia. De
redenering achter keuzes is belangrijker dan de keuze zelf. Dit illustreerde hij met het voorbeeld van een man die onbetaalbare medicijnen stal voor zijn zieke vrouw.
Volgens Kohlberg zijn er dus drie stadia: preconventioneel, conventioneel en postconventioneel.
Iedereen volgt de stadia in dezelfde volgorde maar niet iedereen bereikt elk stadium.
Stadia van Kohlberg
1. Preconventioneel:
- Straf en gehoorzamen: moreel gedragen om straf te vermijden
- Instrumenteel en uitwisselen: dit voor dat moraliteit
2. Conventioneel:
- Wederzijdse inter-persoonlijke verwachtingen en conformisme: gedragen zoals men van je verwacht
- Sociale systeem en geweten: gedragen volgens de regels en de maatschappij werkend houden
3. Postconventioneel:
- Sociaal contract: grootste goed voor grootste aantal
- Universele ethische principes: zelfgekozen ethische principes
Kritiek op Kohlberg:
- Het is te Westers georiënteerd
- Men kan verschillende gebieden gebruiken (2 voor school, 4 voor criminelen)
- Het is ontstaan op basis van onderzoek naar jongens
Prosociaal gedrag
Prosociaal gedrag is vrijwillig gedrag met de intentie een ander te helpen
Er zijn
vijf niveaus van prosociaal gedrag:
- Hedonistisch, gefocust op zichzelf oriëntatie: voorschoolse leeftijd
- Benodigdheden gebaseerde oriëntatie: men maakt zich zorgen over andermans benodigdheden; voorschoolse kinderen en basisschool
- Sterk geïnternaliseerde niveau: gebaseerd op geïnternaliseerde waarden en gelijkheid; slechts klein aantal middelbare school
- Overeenkomst en/of stereotype oriëntatie: men helpt of helpt niet op basis van acceptatie en/of stereotypes van goed en slecht; middelbare school
Het
vijfde stadium bestaat uit twee onderdelen:
- Zelf-reflectief empathische oriëntatie: perspectief nemen; middelbare school
- Transitionele niveau: beslissing op basis van eigen normen en waarden; middelbare school en ouder
Moreel oordeel: gebaseerd op goed en kwaad, eerlijkheid en recht
Sociaal conventioneel oordeel: gebaseerd op manieren om sociale coördinatie en organisatie te garanderen
Persoonlijk oordeel: gebaseerd op persoonlijke voorkeur
Kinderen van een jaar of 4 beargumenteren meer vanuit morele oordelen
Het geweten een intern regulatief mechanisme dat de mogelijkheid om te conformeren aan standaarden die gebruikelijk zijn in de cultuur verhoogt
Het geweten ontwikkelt zich langzaam over de tijd
Kinderen internaliseren waarden van de ouders sneller als zij zeker gehecht zijn
Kinderen verschillen in de manier waarop zij
prosociaal gedrag vertonen. Sommigen doen dit uit zichzelf, anderen niet of alleen wanneer hier herhaaldelijk om gevraagd wordt.
Altruïstische motieven zijn motieven waarbij men een ander helpt uit empathie of sympathie. Dit wordt later verandert in het verlangen anderen te helpen op manieren die consistent zijn met het eigen geweten en morele principes.
Sympathie en empathie
Empathie is een emotionele reactie op andermans emotionele staat die vergelijkbaar is aan de waargenomen emotionele staat
Sympathie is een gevoel van bezorgdheid voor een andere persoon (of dier) als reactie op diens emotionele staat; vaak een resultaat van empathie met andermans negatieve emotie of situatie. Voorwaarde is de mogelijkheid tot perspectief nemen.
Rond het 2e jaar ontwikkelt sympathie zich
Jonge kinderen helpen anderen vaak op een manier zoals ze zelf geholpen zouden willen worden en niet wat het meest effectief is voor de ander
Waarom verschillen kinderen in prosociaal gedrag?
1. Biologisch:
- Is voor een deel overerfelijk
- Relatie met temperament
2. Socialisatie:
- Modelleren en onderwijs
- Mogelijkheden om prosociaal gedrag te vertonen bieden
- Discipline en ouderschapsstijl
Agressie
Agressie is gedrag met als doel schade toebrengen aan anderen
Fysieke agressie neemt met de leeftijd af, verbale agressie neemt toe
Instrumentele agressie is agressie gemotiveerd door het verlangen een concreet doel te bereiken. Dit komt vooral bij jongere kinderen voor. Oudere kinderen zijn agressief uit wraak of om hun zelfwaardering te beschermen.
Kinderen die op jonge leeftijd agressief en antisociaal gedrag vertonen hebben meer kans dit later ook nog te vertonen dan jongeren die dit pas op latere leeftijd vertonen.
Veel kinderen die vanaf jonge leeftijd agressief zijn vertonen hersenafwijkingen.
Oppositional Defiant Disorder (ODD) is een stoornis gekarakteriseerd door woede, grensoverschrijdend gedrag niet passend bij de leeftijdsfase en volhardend is.
Een
gedragsstoornis (conduct disorder) is een stoornis gekenmerkt door verschillend antisociaal en agressief gedrag dat gericht is op het pijn doen van anderen of het overschrijden van andermans grenzen.
Agressieve kinderen zijn geneigd de wereld door een agressieve bril te bekijken. Ze hebben vaker last van de
hostile attributional bias: het idee dat anderen vijandige intenties hebben als zij dit niet hebben.
Agressieve kinderen kunnen vaak minder opties bedenken in een negatieve sociale situatie dan niet-agressieve kinderen.
Reactieve agressie is emotioneel gedreven, tegenstrijdige agressie in gang gezet door de perceptie dat andermans motieven vijandig zijn.
Proactieve agressie is niet emotioneel gedreven agressie met als doel het vervullen van een benodigdheid of verlangen.
Oorsprong agressie
- Antisociaal gedrag is in zekere mate erfelijk (vooral in de kindertijd)
- Testosteron schijnt verband te houden met de respons op provocatie
- Bestraffende ouders hebben vaker kinderen met problematisch gedrag en criminele activiteiten
- Mishandeling door ouders vergroot de kans op antisociaal gedrag
- Kinderen kunnen agressie afkijken door modelleren
- Kinderen die vaak gestraft worden, worden bang, boos en onzeker en doen daarom niet wat de ouders van hen vragen
- Ouders die niet consequent zijn hebben een grotere kans op delinquente kinderen
- Kinderen uit een gezin met een lage SES zijn agressiever
- Agressieve kinderen raken vaak met elkaar bevriend
- Lid zijn van een gang vergroot de kans op delinquent gedrag
Special
Bezoek ook mijn special
Zwangerschap en bevalling voor meer informatie.