Cognitieve ontwikkeling van kinderen

Cognitieve ontwikkeling van kinderen Over de cognitieve ontwikkeling van kinderen zijn verschillende theorieën ontstaan. De belangrijkste theorieën zijn de theorie van Piaget, de Informatie-verwerking theorie, de Core-knowledge theorie en de Sociaal-culturele theorie. Deze worden in dit artikel besproken. Kennis van verschillende theorieën over de cognitieve ontwikkeling van het kind heeft een aantal nuttige functies:
  • Dit biedt een framewerk voor het begrijpen van belangrijke fenomenen
  • Het biedt een handvat voor het bespreken cruciale kwesties over de menselijke natuur
  • Het kan voor een beter begrip van kinderen zorgen

Er zijn vier hoofdtheorieën over de cognitieve ontwikkeling van het kind. Elke theorie heeft zo zijn eigen uitgangspunten en voor- en nadelen. De vier hoofdtheorieën zijn:

Piaget

Piaget was een Zwitsers psycholoog die de ontwikkeling van kinderen heeft bestudeerd. Volgens hem creëren kinderen hun eigen ontwikkeling doordat zij actief hun omgeving verkennen, dit wordt exploreren genoemd. Piaget was een constructivist, dit houdt in dat hij van mening was dat een kind leert door kennis die hij eerder verworven heeft te verbinden aan nieuwe kennis. Een stukje kennis bouwt als het ware voort op een stukje eerder verworven kennis.

De drie belangrijkste constructieve processen zijn generen van hypothesen, experimenteren en conclusies trekken uit observaties. Kinderen hoeven niet extrinsiek gemotiveerd te worden om te leren, dit wil zeggen dat zij geen beloning van buitenaf nodig hebben om gemotiveerd te zijn. Het leren an sich is al motiverend genoeg, dit wordt intrinsieke motivatie genoemd.

Voordelen van de beschrijving van Piaget:

  • Hij heeft observaties gedaan en beschrijvingen gemaakt van verschillende fasen in denken over leeftijd
  • De theorie is erg breed en richt zich op meerdere ontwikkelingsgebieden
  • Het beschrijft de interactie tussen natuur en omgeving

Adaptatie: de neiging om te reageren op de eisen die de omgeving stelt die stroken met je eigen doelen
Organisatie: de neiging om afzonderlijke observaties te integreren in coherente kennis
Continuïteit: de verschillende (denk)stappen liggen dicht bij elkaar en sluiten op elkaar aan

Piaget onderscheidde drie mechanismen waarmee kennis vergaard wordt: assimilatie, accommodatie en equilibratie. Volgens Piaget bestaat kennis uit verschillende structuren. Bij assimilatie vertaalt men nieuwe informatie naar een vorm die men kan begrijpen (een man die twee plukken haar heeft aan de zijkant van zijn hoofd wordt door kinderen snel een clown genoemd). Bij accommodatie verwerkt men nieuwe informatie op basis van oude informatie als reactie op nieuwe ervaringen. Deze beide mechanismen dienen voor een gezonde ontwikkeling in een evenwicht te zijn, het proces om dit te bereiken wordt equilibratie genoemd.

De ontwikkeling is geen vloeiende lijn maar maakt soms grotere, dan weer kleinere (denk)stappen. Dit wordt discontinuïteit genoemd. Discontinuïteit kan ontstaan als gevolg van de menselijke neiging informatie te organiseren in coherente structuren. Een kwalitatieve verandering is een verandering in de basisvaardigheden/-capaciteiten (bvb moreel redeneren).

Volgens Piaget doorlopen kinderen vier stadia van cognitieve ontwikkeling:
  1. Sensomotorische stadium
  2. Preoperationele stadium
  3. Concreet operationele stadium
  4. Formeel operationele stadium

1. Sensomotorische stadium (geboorte tot 2 jaar)

Het sensomotorische stadium kent zes substadia:
  • Geboorte tot 1 maand
  • Wijzigen van reflexen in meer adaptieve, bruikbare reflexen
  • 1 tot 4 maanden
  • Integreren meerdere reflexen
  • 4 tot 8 maanden
  • Meer interesse in wereld om zich heen
  • Herhaling gedrag dat leidt tot plezierige of interessante resultaten
  • Nog geen objectpermanentie
  • 8 tot 12 maanden
  • Objectpermanentie: de kennis dat een object blijft bestaan ook al is het uit het zicht
  • A-not B error: de neiging om objecten te zoeken op plaatsen waar ze eerder altijd gevonden zijn en niet waar ze de laatste keer verstopt waren
  • 12 tot 18 maanden
  • Begin experimenteren (spullen in de wc-pot gooien, geluid met lepels maken etc.)
  • 18 tot 24 maanden
  • Deferred imitation: herhaling van andermans gedrag, een tijd nadat het gedrag verschenen is

2. Preoperationele stadium (2 tot 7 jaar)

Het preoperationele stadium is een mix van indrukwekkende vooruitgang én indrukwekkende limieten. Een verworvenheid is de symbolische representatie. Hierbij gebruikt men het ene object om een ander object te symboliseren. Zo kan een banaan bij een klein kind een telefoon voorstellen. Een andere verworvenheid is het conservatie concept. Hiermee wordt het idee bedoeld dat het enkel veranderen van de verschijning van een object de basiselementen van dit object niet veranderd.

Een limiet is het egocentrisme. Kinderen zijn geneigd om de wereld alleen vanuit zichzelf te bezien en zij kunnen zich niet of slecht inleven in anderen. Zij kunnen met andere woorden nog niet goed perspectief nemen. Dit zorgt ervoor dat kinderen regelmatig langs elkaar heen praten. Een andere limiet is centratie. Dit is de neiging om te focussen op een enkel, opmerkelijk object of gebeurtenis en daardoor andere relevante dimensies niet te zien

3. Concreet operationele stadium (7 tot 12 jaar)

  • Begin logisch redeneren
  • Er is vooruitgang in het conservatie concept
  • Het kind het nog wel moeite systematisch te denken

4. Formeel operationele stadium (12+ jaar)

  • Mogelijkheid abstract denken (het kind kan zich iets voorstellen van bijvoorbeeld het begrip 'hemel')
  • Mogelijkheid hypothetisch te redeneren
  • Dit stadium is niet universeel: niet iedereen bereikt dit stadium

Kritiek op Piaget:

Ondanks de breedte van zijn theorie kwam er echter ook kritiek uit verschillende hoeken. Deze richtte zich voornamelijk op de volgende punten:
  • Kinderen zijn niet zo standvastig dat ze niet meer terugvallen naar een bepaald stadium als ze een hoger stadium bereikt hebben. Het kind kan bijvoorbeeld terugvallen van het concreet operationele stadium naar het preoperationele stadium.
  • Kinderen zijn cognitief tot meer in staat dan Piaget ontdekte (o.a. door nieuwe onderzoeken)
  • Piaget onderschatte de invloed van de sociale wereld op de cognitieve ontwikkeling
  • Piaget is vaag over de cognitieve processen en de mechanismen die cognitieve groei produceren

Informatieverwerking theorieën

De nadruk van de informatieverwerking theorieën ligt op het hoe en waarom van informatieverwerking. Welke processen liggen hieraan ten grondslag en welke andere aspecten spelen mee. Task-analyse is identificatie van doelen, relevante informatie uit de omgeving en potentiële verwerkingsstrategieën. Dit helpt onderzoekers het gedrag van kinderen begrijpen en voorspellen. De nadruk ligt op denken als activiteit over tijd met meerdere onderliggende mentale operaties. De nadruk ligt tevens op structuur. Hiermee wordt de basis organisatie van het cognitieve systeem en proces (specifieke mentale activiteiten welke mensen gebruiken om problemen te herinneren en op te lossen) gevormd.

  • Kinderen zijn voortdurend onderhevig aan continu cognitieve verandering. Groei gebeurt constant en niet plotseling.
  • Kinderen zijn te vergelijken met computers, die steeds geavanceerder worden.
  • Kinderen zijn actieve probleemoplossers en cognitief flexibel.

Mensen zeggen weleens dat ze een slecht korte-termijn geheugen hebben, of juist een zeer goed korte-termijn geheugen. Maar zijn er eigenlijk wel verschillende soorten geheugen? Zo ja, waar bestaan deze dan uit?

Geheugen:

Er zijn drie vormen van het geheugen:
  1. Zintuiglijk geheugen
  2. Mentale activiteiten
  3. Inhoudelijke kennis

Het zintuiglijk geheugen:
  • Zintuiglijk geheugen: voorbijgaande opslag van sensaties die we zojuist ervaren hebben; men onthoudt informatie gemiddeld 1 seconde. Deze vorm van geheugen is relatief constant qua opslagruimte
  • Lange-termijn geheugen: langdurig opgeslagen informatie; ongelimiteerd, verbonden met relevante hersendelen
  • Werkgeheugen: werkruimte waarin informatie van het zintuiglijk geheugen en het lange-termijn geheugen samengebracht en verwerkt worden; gelimiteerd in opslagruimte en tijdsduur, men onthoudt gemiddeld tussen de 1 en 10 items gedurende een paar seconden tot een minuut

Mentale activiteiten:
  • Basis processen: de simpelste en meest frequent gebruikte mentale activiteiten (associëren, herkennen, generaliseren en encoding)
  • Encoding: representeren van informatie in het geheugen dat aandacht krijgt of als belangrijk wordt gezien
  • Automatische en niet automatische codering
  • Verwerkingssnelheid neemt met de leeftijd toe

Men leert naarmate men ouder wordt informatie steeds sneller te verwerken door:
  • Myelination: zenuwimpulsen worden steeds sneller doorgegeven door rijping van de hersenen
  • Toegenomen verbondenheid tussen hersendelen

Strategieën om informatie op te slaan:
  • Rehearsal: herhalen van informatie over tijd om het geheugen te helpen
  • Selectieve attentie: doelbewust focussen op die informatie die relevant is voor het doel
  • Utilization defiency: pas geleerde strategieën verbeteren het geheugen minder dan wanneer zij vaak gebruikt zijn

Wat slaat men op in het geheugen?

  • Autobiografisch geheugen: expliciete herinneringen die plaatsgevonden hebben op een specifieke tijd en plaats in het leven van een persoon (vanaf het 3e jaar)
  • Heel vroege herinneringen verdwijnen vanzelf naarmate de men ouders wordt
  • Infantiele amnesia: de onmogelijkheid van de meeste volwassenen om iets te herinneren van voor de leeftijd van 3 jaar en weinig van voor de leeftijd van 5 jaar
  • Mogelijk coderen jonge kinderen informatie op een manier die niet verbaal gemaakt kan worden
  • Mogelijk ontstaat autobiografisch geheugen door discussiëren met ouders over vroeger
  • Frontale kwab is nog niet voldoende ontwikkeld om autobiografische herinneringen aan te maken dan wel naar boven te halen

Ontwikkeling van probleem oplossen:

Kinderen lopen net als volwassen soms tegen problemen aan. Deze moeten opgelost worden. Hiervoor gebruiken kinderen echter verschillende methoden, dit wordt de overlapping waves theory genoemd. Effectieve methoden worden echter vaker toegepast dan minder effectieve methoden.

Planning:

  • Kind begint rond het 1e jaar simpele plannen te maken
  • Kinderen plannen meestal niet in situaties waar het zou bijdragen aan probleem oplossen
Kinderen hebben vaak moeite met een planning maken. Waarom?
  • Kinderen stellen probleemoplossend gedrag vaak uit
  • Kinderen hebben de neiging over-optimistisch te zijn

Analogisch redeneren is een manier om een probleem op te lossen door het te vergelijken met eerder, vergelijkbaar probleem en negeren vrijblijvende ongelijkheden.

Een relatief nieuwe theorie is de dynamic-systems theorie: een informatieverwerking benadering die de nadruk legt op hoe verschillende aspecten van het kind functioneren als een enkel, geïntegreerd geheel.

Core-knowledge theorie

De Core-knowledge theorie focust zich op gebieden die belangrijk zijn geweest gedurende de menselijke evolutie. Men focust zich letterlijk op de kern van de ontwikkeling en de evolutie.

De Core-knowledge theorie neemt aan dat het kind een actieve leerling is, constant aan het proberen problemen op te lossen en het organiseren van hun begrip in een coherent geheel. Hierbij gebruikt het kind aangeboren capaciteiten zoals leermechanismen en mentale structuren om informatie te vergaren die belangrijk is. Het kind heeft een aangeboren taalgevoeligheid welke een resultaat is van de interactie tussen natuur en omgeving. Een kind heeft echter ook een periode waarin het het makkelijkst taal leert. Daarom is het verstandig om een kind zo vroeg mogelijk aan twee talen te laten wennen als men wil dat het kind de twee talen goed zal beheersen.

De Core-knowlegde theorie is domeinspecifiek, dat wil zeggen dat het is gelimiteerd tot een specifiek gebied, zoals levende wezens of mensen. Kinderen vormen intuïtief theorieën over fysica, psychologie en biologie.

De core-knowlegde theorie heeft overeenkomsten met formele wetenschappelijke theorieën. Beiden identificeren fundamentele eenheden om alle objecten en gebeurtenissen in een aantal basiscategorieën te stoppen. Daarnaast leggen zij verschillende fenomenen uit in termen van een bescheiden aantal fundamentele principes. Tenslotte verklaren beiden gebeurtenissen in termen van on-observeerbare oorzaken.

Sociaal-culturele theorieën

Deze theorieën leggen de nadruk op de bijdrage van andere personen en de heersende cultuur op de ontwikkeling. Een belangrijk principe hierbij is geleide participatie, dit is het proces waarbij mensen met meer kennis activiteiten organiseren waardoor mensen met minder kennis kunnen leren. Met cultural tools wordt de ontelbare hoeveelheid producten van menselijk talent die het denken verrijkt bedoeld.

De Russische psycholoog Vygotsky zag spraak en taal als geïntegreerd geheel. Een gedachte beschouwde hij als geïnternaliseerde spraak en gedachten ontstaan uit de statement’s van ouders en andere volwassenen tegenover kinderen.

Drie stadia voor het reguleren van eigen gedrag en probleem oplossen:
  1. Kind wordt geleid door statement’s van anderen
  2. Gedrag wordt geleid door private speech; dit is een soort innerlijke spraak waarbij het kind zichzelf vertelt wat het moet doen in een bepaalde situatie
  3. Private speech wordt binnensmonds en fluisteren en uiteindelijk gedachten

De inhoud van wat kinderen leren verschilt enorm per cultuur. Verschillende culturen hebben verschillende normen en waarden en leggen de nadruk op datgene wat zij belangrijk vinden om over te brengen aan hun kinderen.

De sasis van menselijke cognitieve ontwikkeling is volgens sociaal-culturele theorieën onze mogelijkheid tot het vaststellen van intersubjectiviteit. Hiermee wordt het wederzijds begrip dat mensen delen tijdens de communicatie (naar elkaar luisteren) bedoeld.

De basis van intersubjectiviteit is joint attention, dit is het proces waarin sociale partners doelbewust focussen op een gezamenlijk object in de externe omgeving (begint tussen de 9 en 15 maanden).

Social referencing is de neiging om steun en advies te vragen aan sociale partners over hoe te reageren op vreemde of bedreigende gebeurtenissen. Met social scaffolding wordt het proces bedoeld waarbij meer competente mensen een tijdelijk framewerk bieden dat het denken van het kind ondersteund op een hoger niveau dan het in zijn eentje kan. De Zone of proximal development (ZPD) is de range van performance tussen wat kinderen zelf kunnen doen en wat ze kunnen met optimale ondersteuning.
© 2008 - 2024 Melod, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De ontwikkelingsstadia van PiagetDe ontwikkelingsstadia van PiagetDe Zwitserse psycholoog Jean Piaget (1896-1980) deed veel onderzoek naar de denkontwikkeling van kinderen in de leeftijd…
De cognitieve ontwikkeling van een kindDe cognitieve ontwikkeling van een kindZodra een baby geboren is, leert hij vanaf de eerste dag al dingen over de wereld. Door middel van zintuigen ontdekt hij…
Galton, Binet & Piaget, een vergelijkingGalton, Binet en Piaget hadden hielden zich alle drie bezig met intelligentie. Zo ook hadden zij alle drie verschillende…
Jean Piaget en zijn conservatie van vloeibare volumeDe proef van conservatie van vloeibare volume laat zien hoe anders het kinderbrein het overschenken van vloeistof in een…

Hechting en identiteit van een kindHechting en identiteit van een kindHechting is de emotionele band met een specifiek persoon gedurende ruimte en tijd. Hoe ontstaat deze band en welke facto…
Morele ontwikkeling van het kindMorele ontwikkeling van het kindEr zijn diverse theorieën over de de morele ontwikkeling van het kind. Hieronder worden de belangrijkste besproken, te w…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: ArtsyBee, Pixabay
  • Siegler, Deloache & Eisenberg: How children develop (2006)
Reactie

Babellonie1 (infoteur), 01-10-2008 #1
Een uitmuntend artikel: fortissimo! Reactie infoteur, 02-10-2008
Bedankt voor het compliment :D

Melod (654 artikelen)
Laatste update: 03-02-2010
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Pedagogiek
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.