De criteria van Rutter voor analyse van een opvoedprobleem
In het opvoedproces kunnen problemen ontstaan. Hulpverleners moeten deze problemen kunnen onderscheiden in blijvende problemen en problemen die waarschijnlijk weer overgaan. Met de criteria van Rutter kan dit worden gedaan. Deze criteria worden gebruikt in de jeugdzorg en de hulpverlening. Ook huisartsen kunnen deze criteria hanteren. Door deze te bekijken, kan er een overzicht van het probleem worden gevormd.
De criteria van Rutter
Er zijn negen criteria om te bepalen of gedrag afwijkt van de norm. Nadat deze criteria zijn nagekeken, kan er worden gekeken of er sprake is van een problematische opvoedingssituatie.
Leeftijdsadequaat
Het eerste criteria is of het gedrag leeftijdsadequaat is. Dit betekent dat het geobserveerde gedrag past bij de leeftijd van het kind. Hoe groter het verschil is tussen de norm en het gedrag, hoe erger het probleem is. Een opvoedprobleem kan natuurlijk ook gewoon bij de leeftijd passen (denk bijvoorbeeld aan een opstandige peuter in de peuterpuberteit).
Duur van probleemgedrag
Een ander onderdeel waar de hulpverlener naar moet kijken is hoe lang er sprake is van het probleemgedrag. Het kan bijvoorbeeld zijn dat het probleemgedrag pas enkele dagen bezig is. Dan kan het zijn dat er geen enkel probleem is. Meestal geldt dat de lengte van het probleemgedrag afhankelijk is van hoe groot het probleem is. Hoe langer het duurt, hoe groter het probleem.
Omstandigheden
Soms kan het zijn dat een kind na bepaalde gebeurtenissen probleemgedrag gaat vertonen. Is het gedrag dan begrijpelijk door de situatie? Als het gedrag uit het niets voorkomt, is het probleem meestal groter.
Sociaal-culturele setting
Er zijn verschillende culturen en sociale settingen. Het gedrag van kinderen kan hierdoor worden beïnvloed. Een vraag die de hulpverlener dan kan stellen is: past het gedrag bij de (sub)cultuur waarin het kind leeft? Als het gedrag daar niet bij past, is dat meestal problematisch.
Hoeveelheid en frequentie van de problemen
Een probleem kan een enkele keer voorkomen. Dan is het waarschijnlijk niet problematisch. Daarom is het belangrijk om te kijken naar hoeveel en hoe frequent het probleem zich uit. Als de problemen vaak voorkomen is er in de meeste gevallen iets problematisch aan de hand.
Probleem vs de mate waarin het probleem voorkomt in de maatschappij
Komt het geobserveerde/geconstateerde gedrag vaker voor in de normale maatschappij/populatie? Dan is het probleemgedrag waarschijnlijk minder erg, dan wanneer dit niet het geval is.
Intensiteit van de problemen
Hoe groter de intensiteit is van het probleem, hoe groter de problematiek waarschijnlijk is.
Verandering van het gedrag
Verandering in gedrag wordt vaak veroorzaakt door de context waarin een kind leeft. Daarom is het ook belangrijk om hier naar te kijken. Onverwachte problemen zijn over het algemeen erger.
Situatiegebondenheid
Gedrag kan in bepaalde situaties voorkomen. Als dit in meerdere situaties voorkomt, is het waarschijnlijk problematischer dan wanneer het in slechts één situatie voorkomt.
De criteria van Rutter gebruiken
Door de antwoorden op de criteria van Rutter te classificeren, kunnen deze gebruikt worden. De classificatie zorgt ervoor dat de symptomen/gedragskenmerken op een logische wijze worden gerangschikt. Door dit te doen, kan er worden vastgesteld of het gedrag afwijkt van de norm. Dit is bijvoorbeeld fijn om te weten bij de diagnose voor een
agressieve gedragsstoornis. De classificatie kan ook duidelijk maken in welke mate de problemen aanwezig zijn. Het is een makkelijke manier om de problemen die in de opvoedingsituatie spelen in kaart te brengen. Voorbeelden van classificatiesystemen waarmee dit gedaan kan worden zijn de categorale benadering en de dimensionale benadering.
Kritiek op de criteria van Rutter
De criteria van Rutter zijn een hulpmiddel voor het vaststellen van een probleem. Toch is er ook kritiek op deze methode. Dit omdat de methode wel inzicht geeft in het probleem, maar er geen duidelijke richtlijnen zijn voor wanneer er echt een probleem is. Daardoor is de blik van een hulpverlener van groot belang. Doordat de methode zo afhankelijk is van hulpverleners, kunnen er sneller fouten ontstaan.