Test je rekenvaardigheid
Een goed rekenkundig inzicht is belangrijk. In het dagelijks leven betreffende allerlei regelingen en financiële zaken, tijdens een opleiding en in het beroepsleven. Wil je weten op welk niveau jouw rekenvaardigheid ligt? Doe dan deze rekentest om een beeld te krijgen van je rekenkundige intelligentie, praktische rekenvaardigheid, inzicht qua schatting en begroting én het niveau van de totaalscore in vergelijking met je normgroep (leeftijdgenoten).
Algemene instructie rekentest
Deze instructies zijn van toepassing op de rekentest.
- Het is belangrijk voor de betrouwbaarheid van de resultaten om de test op een rustig moment te maken zonder storende invloeden van buitenaf.
- Er is sprake van een tijdslimiet bij de onderdelen van deze test. Het is belangrijk om deze tijd nauwkeurig aan te houden, omdat je anders geen goed beeld krijgt van jouw rekenvaardigheid.
- Voorafgaand aan de verschillende testonderdelen wordt telkens een instructie of voorbeeld gegeven. Lees dit goed door.
- De testopgaven hebben een verschillende moeilijkheidsgraad. Het is niet erg als je bepaalde opgaven niet goed op kunt lossen, ga dan gewoon door met de volgende opgaven.
- Gebruik geen rekenmachine bij deze rekentest. Het is de bedoeling dat je met hoofdrekenen en het gebruik van een kladblaadje tot een oplossing komt.
- De resultaten hebben alleen waarde als je de aanwijzingen bij de test opvolgt. Als je ‘vals speelt’ bedrieg je je zelf. De juiste antwoorden kun je onder aan de pagina vinden.
De rekentest bestaat uit drie delen.
- Deel 1a – Aanvullen van ontbrekende getallen
- Deel 1b – Ontdekken van foute getallen
- Deel 2 – Praktisch rekenen
- Deel 3 - Berekenen/schatten van grote getallen
Rekentest deel 1a: instructie
Aanvullen van ontbrekende getallen
Vul bij de onderstaande elf getallenreeksen het ontbrekende getal aan. In de opgaven staan getallen volgens een bepaalde regel naast elkaar. De bedoeling is om deze regels te ontdekken en dan het ontbrekende getal (op de puntjes) in te vullen.
Voorbeeld
2 4 8 16 32 ..
De regel in het voorbeeld is: + 2 + 4 + 8 + 16 + 32 : het volgende cijfer wordt steeds verdubbeld. Het juiste antwoord is dan ook: 64. Bij onderstaande opgaven is er ook sprake van een getallenreeks die volgens soortgelijke regels zijn opgebouwd.
Tijdsduur: 17 minuten
Je hebt in totaal 17 minuten de tijd voor de onderstaande opgaven in Deel 1a en Deel 1b. Als je eerder klaar bent, kun je met deel 2 beginnen. Belangrijk is om ook echt te stoppen als de 20 minuten om zijn, ook al heb je niet alle opgaven af. De gegeven tijdslimiet is belangrijk. Als je je hier niet aan houdt, heeft de uitkomst van deze test geen waarde.
Deel 1a: opgaven
1] 1 3 9 27 81 ..
2] 7 8 10 13 17 ..
3] 3 15 2 10 1 ..
4] 18 25 22 29 26 ..
5] 8 4 2 1 ½ ..
6] 1½ 3¼ 5 6¾ 8½ ..
7] 3 -5 6 -8 9 ..
8] 19,5 21 18 22,5 16,5 ..
9] 2 27 4 9 8 ..
Rekentest deel 1b: Instructies
Ontdekken van foute getallen
In onderstaande opgaven zie je, net als in 1a weer getallenreeksen, die volgens bepaalde regels zijn opgebouwd. Alleen gaat het nu niet om ontbrekende getallen, maar om het
ontdekken van foute getallen die ertussen zijn geplaatst. Als het foute getal wegvalt, dan klopt de reeks weer
Voorbeeld
3 10 17 24 29 31
De regel in het voorbeeld is: steeds het getal +7 . Het foute getal is hier dus 29. Als je dit weghaalt, dan klopt de reeks weer. Bij onderstaande opgaven is er ook sprake van een fout getal in de getallenreeks die jij er uit moet halen.
Deel 1b: opgaven
10] 3 8 13 18 21 23
11] 0,5 0,25 0,125 0,1125 0,0625 0,03125
12] ½ 1½ 4½ 9½ 13½ 40½
13] 9 21 33 45 54 57
14] 28 22 14 7 3½ 1¾
15] 17 12 8 5 3 1
16] -7 +3 -14 +6 -28 +10
17] 15 13 9 3 -3 -9
18] 15 21 24 27 33 39
Rekentest deel 2: instructies
Praktisch rekenen - Verhaalsommen
De onderstaande 17 opgaven zijn verhaalsommen. Als het je niet lukt om alle opgaven op te lossen, is dit geen probleem. Slechts een klein percentage heeft alle opgaven goed, want er zitten een paar lastige sommen tussen. Voor het berekenen van de sommen heb je een kladblaadje nodig. Reken de opgaven uit tot twee cijfers achter de komma
Tijdsduur: 60 minuten
Je hebt precies een uur de tijd voor de onderstaande zeventien opgaven. Als je eerder klaar bent, kun je met deel 3 beginnen. Let op: stop precies op het moment dat de 60 minuten om zijn, ook als je nog niet alle opgaven hebt gemaakt. Het is belangrijk om je nauwkeurig aan de tijd te houden, anders heeft de uitslag van deze test geen enkele waarde.
Deel 2: opgaven
- Een barkeeper tapt op drie dagen de volgende hoeveelheden bier: 3 liter, 4,6 liter en 9,2 liter. Voor een glas bier (= 0,2 liter), rekent hij € 0,55. Hoeveel geld heeft hij in zijn kas?
- Een man deelt een getal door 3,4 en krijgt als resultaat 9,2. Hoe groot is het getal?
- De mentor is driemaal zo oud als de leerling en tweemaal zo oud als zijn secretaresse. Samen zijn ze 88 jaar. Hoe oud is ieder? (mentor, secretaresse, leerling)
- Een geldbedrag wordt onder vier personen zo verdeeld dat A 1/4 , B 1/5, C 3/10 en D de rest, namelijk € 2500,- krijgt. Hoeveel geld krijgt ieder?
- Een rechthoekig bouwterrein is 2193 m² groot. De kant langs de straat is 51 m lang. Hoe breed is het stuk grond?
- Om een greppel te graven werken 50 arbeiders 142 dagen. Hoe lang hebben 30 arbeiders nodig voor dezelfde greppel?
- Een uit de markt genomen model auto wordt € 825,- goedkoper verkocht. Dat is 18 procent van de normale verkoopprijs. Hoe hoog was de oude prijs en hoe hoog is de nieuwe prijs?
- Een leraar vermenigvuldigt de helft van een getal met een derde en krijgt als resultaat het getal 24. hij vraagt aan zijn leerlingen hoe groot het getal is. Weet jij het?
- Een warenhuis biedt in de uitverkoop een DVD van € 10,30 aan voor € 8,90. Hoeveel procent is de DVD nu goedkoper?
- De reactietijd van een autobestuurder bedraagt 1 seconde. Hij rijdt met een snelheid van 96 kilometer per uur. Hoeveel meter rijdt de auto bij het ontstaan van een gevaarlijke situatie, voordat de bestuurder remt?
- Een boer oogst gemiddeld 37.750 kilo suikerbieten op een hectare akkergrond. Hoeveel ruwe suiker levert de oogst op, als de bieten een suikergehalte hebben van 15,5 procent?
- In 1950 waren er in Duitsland 1.570.400 paarden. In 1968 waren er nog maar 283.200 paarden. Met hoeveel procent is het paardenbestand gedaald?
- Het vijfde deel van een geldsom is 3 groter dan het zesde deel. Hoe groot is het bedrag?
- De overbrengingsverhouding van twee tandraderen (T1 : T2) bedraagt 3 : 5. Tandrad T1 maakt 255 omwentelingen per minuut. Hoeveel omwentelingen maakt tandrad T2?
- Als we het drievoudige van een getal door 4 delen, krijgen we 3/10. Hoe groot is het getal?
- Een jongen verkoopt pennen aan zijn schoolvriendjes. Voor twee vraagt hij evenveel als hij zelf voor drie heeft betaald. Hoeveel procent winst heeft hij gemaakt?
- Een leeuw, een luipaard en een jakhals eten tezamen een prooi op. De leeuw alleen zou de prooi in een uur opeten. De luipaard zou er drie uur voor nodig hebben, de jakhals zelfs zes uur. Hoe lang eten ze met elkaar van de prooi?
Rekentest deel 3: instructies
Berekenen/schatten van grote getallen
De onderstaande opgaven zijn in principe makkelijk uit te rekenen. De moeilijkheid is alleen dat het grote getallen zijn. De opgaven hoeven niet nauwkeurig te worden uitgerekend. Dit zou zonder rekenmachine te veel tijd in beslag nemen. De juiste oplossing moet in korte tijd worden geschat. De bedoeling is om het juiste antwoord van de vijf gegeven antwoordmogelijkheden te omcirkelen (a, b, c, d of e).
Let op de regel: vermenigvuldigen (x) en delen (:) gaat voor. Daarna pas optellen (+) en aftekken (-).
Tijdsduur: 8 minuten
Je hebt precies 8 minuten de tijd voor de onderstaande 7 opgaven. Let op: stop als de 8 minuten om zijn, ook al heb je niet alle opgaven gemaakt. Hou de voorgeschreven tijd nauwkeurig aan, anders zijn de resultaten van deze test niet betrouwbaar.
Deel 3: opgaven
Opgave 1
75239 - 12724 - 29846 =
a) 49 437
b) 32 669
c) 24 319
d) 18 024
e) 006
Opgave 2
314739 + 2058524 + 192573 + 98702 + 4072639 =
a) 12 419 647
b) 8 643 529
c) 6 737 177
d) 4 892 437
e) 9 214 888
Opgave 3
72 + 240 + 28 + 100 =
a) 700
b) 350
c) 435
d) 440
e) 850
Opgave 4
425248 - 138546 - 217489 - 16079 =
a) 53 134
b) 109 494
c) 39 714
d) 98 317
e) 49 411
Opgave 5
250758 x 2073 =
a) 500 177
b) 419 234
c) 519 821 334
d) 104 329 494
e) 4 398 523 474
Opgave 6
38315 x 539 - 7802 : 94 =
a) 20 651 702
b) 4 837 248
c) 230 921 044
d) 970 633 520
e) 970 428
Opgave 7
52416 : 576 - 38269 : 781 =
a) 15 748
b) 9 502
c) 1 211
d) 814
e) 42
Scoring van de test
Hieronder staan de goede antwoorden. Reken voor ieder goed antwoord 1 punt. Tel ze per deel op.
Scores deel 1 | Scores deel 2 | Scores deel 3 |
1) 243 | 1) 46,20 | 1) b |
2) 22 | 2) 31,28 | 2) c |
3) 5 | 3) 48, 24, 16 | 3) d |
4) 33 | 4) A2500, B2000, C3000 | 4) a |
5) 0,25 | 5) 43 | 5) c |
6) 10¼ | 6) 236 2/3 dag | 6) a |
7) -11 | 7) 4583,33 - 3758,33 | 7) e |
8) 24 | 8) 12 | |
9) 3 | 9) 13,59 % | |
10) 21 | 10) 26 2/3 | |
11) 0,1125 | 11) 5851,25 kg | |
12) 9½ | 12) 82 % | |
13) 54 | 13) 90,- | |
14) 22 | 14) 375 | |
15) 1 | 15) 2/5 | |
16) 10 | 16) 50 % | |
17) 13 | 17) 40 min. | |
18) 24 | | |
...... | ...... | ...... |
Betekenis scores rekenvaardigheid
In de onderstaande tabel kun je jouw score (puntenaantal naar leeftijdsgroep) bekijken; hoe goed jouw rekenvaardigheid is en hoeveel procent van jouw normgroep (vergelijkingsgroep) een even goed, hoger of lager niveau heeft.
score 14-16 jaar | score 17-21 jaar | score > 22 jaar | Taalgevoel | Niveau | % normgroep |
41 - 42 | 42 | 42 | zeer goed | A | 3 % |
38 - 40 | 40 - 41 | 40 - 41 | goed | B | 14 % |
34 - 37 | 37 - 39 | 38 - 39 | bovengemiddeld | C | 33 % |
19 - 33 | 26 - 36 | 31 - 37 | benedengemiddeld | D | 33 % |
09 - 18 | 13 - 25 | 18 - 30 | gering | E | 14 % |
00 - 08 | 00 - 12 | 00 - 17 | zeer gering | F | 3 % |
Noot: Lees bij de scores of niveau telkens een marge van een aantal punten hoger of lager. Deze scores dienen niet gehanteerd te worden als absoluut gegeven. Deze Rekentest kan een redelijke schatting of globale indruk geven. Om een nauwkeuriger beeld te krijgen, dient onderzoek plaats te vinden door een hiertoe bevoegd deskundige.
Lees verder