Taken en werkzaamheden peuterleidster
Als je stage loopt op een peuterspeelzaal, bijvoorbeeld voor de opleiding Helpende Welzijn of SPW 3, dan is het handig om te weten wat in het takenpakket van een peuterleidster zit. Hieronder volgt een beschrijving van de taken en werkzaamheden van een peuterspeelzaalleidster. Taken en werkzaamheden zijn gericht op de primaire leefsituatie en dagelijkse levensverrichtingen.
De rol van de peuterleidster is:
- Stimulerend
- Analyserend
- Signalerend
- Ondersteunend
- Begeleidend
- Verzorgend
- Adviserend
- Toezichthoudend
- Bemiddelend
- Voorwaardenscheppend
- Coördinerend
Hieronder zet ik bovengenoemde rollen verder uiteen:
- Het creëren van een warme en veilige omgeving en verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid van de omgeving en de veiligheid van peuters. Kinderen stimuleren positief bij te dragen aan de groepssfeer. Ingrijpen en bemiddelen bij conflicten.
- Peuters verzorgen. Hygiëne in acht nemen, verschonen, ondersteunen bij zindelijkheid.
- Informatie uitwisselen.
- Gesprekken voeren met ouders over ontwikkelingsachterstanden. Ouders informeren ook wanneer de ouders hier niet voor open staan. Ouders volledig informeren maar zonder dat de ouders zich zorgen maken.
- Meerdere activiteiten tegelijk verrichten en overzicht houden.
- Huishoudelijke activiteiten verrichten en materialen beheren. Schoonhouden van lokaal.
- Spelenderwijs stimuleren van de cognitieve, sociaal-emotionele, motorische ontwikkeling: het creëren van ontwikkelkansen voor alle kinderen van 2-4 jaar door het aanbieden van veelzijdige en passende speelmogelijkheden.
- Contact onderhouden met ouders en een vertrouwensband met hen opbouwen. Bij problemen (gedragsproblemen of ontwikkelingsachterstanden) huisbezoek afleggen, en de problemen aankaarten tijdens leidstervergadering.
- Signaleren van taal- en ontwikkelingsachterstand bij peuters en dit aankaarten bij onderwijs, welzijnsinstellingen en gezondheidszorg. Er is geen complexe problematiek zoals het gericht terugdringen van ontwikkelingsachterstanden. Wel vergen ontwikkelingsachterstanden extra tijd en aandacht van de peuterleidster, ze is in staat de geschikte spelactiviteiten te kiezen voor de peuter.
- Ze plant en organiseert de voorbereiding van speciale gelegenheden. (verjaardagen, sinterklaas, moederdag, sint maarten, kerstmis, vaderdag).
- Literatuur lezen, informatie en ideeën van collega’s gebruiken.
- Zelfstandig voor de groep staan, ondersteund door vrijwilligers en/of stagiaires.
- Bereid zijn zich te blijven ontwikkelen door middel van het volgen van cursussen.
- Kunnen improviseren bij onverwachte situaties en aanpak bedenken. Begeleiding voortdurend bijstellen.
- Inspelen op verandering in gedrag en ontwikkeling van de peuters. Actief inspelen op wat het kind aangeeft en daarbij rekening houden met zijn behoeften en mogelijkheden.
- Spelactiviteiten in verschillende situaties toepassen.
- Bereidheid om aard, gewoontes, ontwikkeling en interesses leren kennen.
- Observeren van individuele peuters en interactie tussen de peuters. Wat pakt het kind op, welke initiatieven neemt hij, hoe gedraagt hij zich tijdens spelactiviteiten. Gebruik maken van een observatielijst en/of overdrachtsformulier voor de basisschool (dit formulier vult zij in op basis van observaties).
- In staat zijn zich een goed beeld te vormen van de peuter in de beperkte tijd dat ze de peuter ziet.
- Aandacht verdelen over kinderen individueel en groepjes kinderen.
- Ontwikkeling volgen en eventuele afwijkingen signaleren en herkennen in cognitieve (waaronder taal-), sociaal-emotionele, zintuigelijke, motorische, creatieve ontwikkeling.
- Peuter in de kaart brengen door intakegesprek, intensief contact met ouders, kind en collega’s.
- Kind verantwoordelijkheden geven die het kind aankan.
- Peuter begeleiden naar zelfredzaamheid, in de mate waarin hij het aankan.
- Eigen denken en handelen reflecteren.
- Participeren in netwerken ten behoeve van preventie en het inlopen van taal- en ontwikkelingsachterstanden. Leidster onderhoudt contact op wijkniveau, zoals met de wijkverpleegkundige. Laatste met toestemming van ouders.
- Leidster is betrokken, assertief, professioneel, positief, empathisch, integer, communicatief, initiatiefrijk, ondernemend, creatief, oplossingsgericht.
Werkzaamheden van de peuterspeelzaalleidster nader uiteengezet:
Leidster brengt kind en zijn omgeving in kaart
De leidster leert van alle kinderen in de groep de aard, het ontwikkelingsniveau, de gewoonte en interesses kennen. Tijdens de verschillende spelactiviteiten observeert de leidster het gedrag van de individuele peuters en houdt zij de interactie tussen de kinderen in de gaten. Zij volgt de ontwikkeling van de diverse kinderen en signaleert en herkent eventuele afwijkingen in cognitieve, sociaal-emotionele, zintuiglijke, motorische en creatieve (taal)ontwikkeling.
Zij brengt peuter en zijn omgeving in kaart door intakegesprek en door intensief contact met de ouders, het kind het collega’s. zij verzamelt daarnaast doorlopend informatie door de kinderen te observeren en praat met hen over de activiteiten. Ze geeft betekenis aan wat ze ziet, maar probeert zo objectief mogelijk te kijken naar wat er feitelijk gebeurt. Zij let op dat ze de kinderen niet te snel in een hokje indeelt.
De leidster bekijkt wat het kind oppakt, welke initiatieven hij neemt en observeert hem tijdens de verschillende spelactiviteiten. Ze maakt daarbij veelal gebruik van een observatielijst of een overdrachtsformulier voor de basisschool, dat zij op grond van haar observaties invult. Ze analyseert of het activiteitenprogramma aansluit bij de interesses van het kind en signaleert of hij zich prettig voelt in de gemiddelde ontwikkeling van peuters of dat de peuter niet goed gedijt in de groep, dit bespreekt zij met collega’s en/of leidinggevende. Wanneer zij het vermoeden delen, gaat zij een gesprek aan met de ouders en vraagt of zij het probleem herkennen. De leidster hanteert hierbij richtlijnen van de organisaties. Ze kent de grenzen van haar eigen deskundigheid.
Zij pleegt zo nodig overleg met relevante instellingen/hulpverleners bij eventuele ontwikkelingsachterstanden. Zij stemt het aanbod van de peuterspeelzaal af op basis van de doelen van de extra begeleiding. Daarnaast analyseert ze de voor het kind relevante sociale systemen op mogelijkheden om deze te betrekken in het aanbod van de peuterspeelzaal.
Zij moet in acht nemen:
- De wensen van de ouders versus de activiteiten/dienstverlening die ze als peuterspeelzaalleidster kan leveren.
- De aandacht die ze het individuele kind en de groep kinderen kan geven.
- Goed beeld krijgen van het kind in de beperkte tijd dat ze het kind ziet.
- Objectief kijken versus subjectief invullen.
- Beoordelen of gedrag afwijkend is of niet.
- Bepalen hoe aan de ouders te vertellen wat er is geobserveerd.
- Tijd vrijmaken om te observeren.
- Ouders die niet inzien dat het gedrag van hun kind afwijkt.
- Bepalen wel of niet de hulp van leidinggevende, collega’s of wijkverpleegkundige in te roepen.
Leidster bepaalt de spelactiviteiten en maakt een planning
De leidster bepaalt op grond van haar observaties welke spelactiviteiten geschikt zijn voor de verdere ontwikkeling van de peuter. Zij houdt hierbij rekening met de specifieke gebieden waarop het kind zich nog verder zou kunnen ontwikkelen. De leidster is vanuit een duidelijk pedagogisch kader doelbewust bezig met de ontwikkeling en begeleiding van het kind op de peuterspeelzaal. Ze stelt het programma voor de verschillende activiteiten vast en zorgt ervoor de dat de benodigde materialen aanwezig zijn. Zij bespreekt de geplande activiteiten met stagiaires, vrijwilligers en/of ouders die meewerken in de peuterspeelzaal. Zij plant de voorbereiding van speciale activiteiten, bijvoorbeeld rond Sinterklaas en moederdag. Daarnaast bedenkt zij een plan van aanpak voor de begeleiding van een individueel kind en van problemen in de interactie tussen kinderen.
De leidster maakt gebruik van de informatie die ze heeft opgedaan tijdens het observeren van de peuter. Deze informatie neemt zij als uitgangspunt om spelactiviteiten uit te zoeken die geschikt zijn voor de verdere ontwikkeling van de peuters. Zij zoekt naar spelactiviteiten door gebruikt te maken van de ervaring die zij heeft, van bestaande literatuur en van informatie of ideeën van collega’s. door uit verschillende informatiebronnen te putten heeft zij een reeks aan activiteiten voorhanden die zij kan gebruiken voor verdere ontwikkeling van de peuter en beschikt zij over spelactiviteiten die geschikt zij om specifieke aandachtsgebieden verder te ontwikkelen.
Zij moet er op letten dat de spelactiviteiten geschikt zijn voor verdere ontwikkeling van de peuter en zij moet kijken naar de mogelijkheden die er zijn om de activiteiten aan te bieden. Hierbij valt te denken aan tijd, geld, beschikbare materialen.
De leidster begeleidt de peuter en stimuleert zijn ontwikkeling
Bij het begeleiden oefen je invloed uit op het functioneren van het kind. De leidster in het peuterspeelzaalwerk begeleidt kinderen zowel in groepsverband als individueel. De begeleiding is gericht op het stimuleren van de individuele ontwikkeling van de kinderen, het opvoeden van kinderen, de onderlinge interactie van de kinderen en soms op het leren omgaan met een handicap of gedragsproblemen.
De ontwikkeling kan worden gestimuleerd door gerichte, bewuste en herkenbare spelactiviteiten aan te bieden. De leidster speelt actief in op wat het kind aangeeft, waarbij zij rekening houdt met zijn behoefte en mogelijkheden. Zo begeleidt zij de kinderen zo optimaal mogelijk bij de uitvoering van de activiteiten.
Zij zet haar creativiteit in tijdens de activiteiten en hanteert een ochtend- en een middagstructuur. Zij zorgt voor een goede opbouw en afwikkeling van activiteiten en geeft het kind verantwoordelijkheden dat het kind aankan. De leidster past de begeleiding aan aan de situatie van het kind. Zij houdt rekening met bijzondere levensgebeurtenissen of zaken die extra aandacht vragen. De begeleiding van de leidster is volgend, sluit aan bij de kinderen. Op basis van het effect van de begeleiding op kinderen en reflectie met collega’s stelt zij de begeleiding voortdurend bij. Bij onverwachte gebeurtenissen (kinderen zijn chaotisch, slecht weer, mooi weer) stelt ze de uitvoering en planning van activiteiten bij.
De leidster stemt af met ouders en informeert hen
de leidster informeert ouders over de activiteiten die het kind in de peuterspeelzaal doet en de manier waarop het kind de activiteiten verricht. Zij verzorgt informatiebijeenkomsten voor ouders en gaat zo nodig op huisbezoek. Zij geeft vorm aan ouderparticipatie. Zij geeft aan wanneer ze bijzonderheden signaleert in de ontwikkeling van het kind en over de zaken waarover zij zich zorgen maakt. Bij de ouders informeert ze naar de wijze waarop het kind zich gedraagt in de thuissituatie en welke activiteiten het kind zelfstandig kan. De leidster stemt af met de ouders om consequent met het kind om te kunnen gaan, zo veel mogelijk op één lijn te zitten. Zij beantwoordt vragen van ouders over de ontwikkeling en opvoeding van hun kind. Zij informeert hen over de stappen die gezet kunnen worden bij een gesignaleerde ontwikkelingsachterstand of gedragsproblemen van hun kind. Indien gewenst geeft de leidster aanwijzingen voor de opvoeding van het kind. Zo geeft de leidster indien gewenst advies aan ouders om thuis spelactiviteiten met het kind te doen en stimuleert zij ouders om thuis activiteiten uit te voeren ten gunste van de ontwikkeling van het kind. Zij informeert ouders over werkwijze en aanbod van andere instellingen, zoals basisscholen, bureaus.
Wanneer ouders hun kind ophalen of wegbrengen wisselt de leidster informatie met hen uit. Zij vertelt bij het ophalen hoe de ochtend/middag is verlopen. Zij zoekt een geschikt moment om eventuele knelpunten aan de orde te stellen. Tijdens het uitwisselen van informatie neemt ze de ouders serieus. De leidster gaat in op hun vragen en neemt hiervoor de tijd. Ze geeft ouders dus informatie, maar door voorbeelden te noemen en haar informatie te onderbouwen met argumenten.
De leidster neemt in acht:
- Dat ouders niet open staan voor de informatie over de ontwikkeling van hun kind.
- Dat de manier van informatieverstrekking dusdanig is dat de ouders zich geen onnodig zorgen maken.
- Dat er een verschil van mening kan zijn tussen leidster/ouders over de opvoeding.
De leidster draagt zorg voor de huishoudelijke activiteiten en verzorging
De leidster draagt zorg voor huishoudelijke werkzaamheden zoals het schoonhouden en opruimen van het lokaal, het schoonmaken van tafels. Zij verzorgt het eten en drinken, dient eventueel medicijnen toe. Zij verschoont de kinderen en ondersteunt het proces van zindelijk worden.
Eten en drinken zet zij voor de kinderen klaar. Kinderen die zelf hun broodtrommel/drinken open kunnen maken doen dit zelf. Ze hanteert het uitgangspunt dat het kind de dingen die hij zelf kan ook zelf doet De leidster controleert regelmatig of de ruimte sin de peuterspeelzaal en het materiaal waar de kinderen mee werken schoon nis, en onderneemt actie waar het nodig is. Ze informeert bij de ouders welke ondersteuning en/of specifieke verzorging het kind nodig heeft.
De leidster draagt zorg voor de veiligheid en een prettige sfeer
De leidster zorgt in eerste instantie voor dat de ruimte in de peuterspeelzaal voor de kinderen veilig zijn. Waneer bij het uitoefenen van activiteiten de veiligheid van een of meer peuters in gevaar komt, grijpt ze in. Wanneer de kinderen ruzie hebben en eer onderling niet uitkomen, schiet ze te hulp. Ze bemiddelt en brengt normen en waarden over. Ze leert het kind hoe het zelf kan handelen in conflictsituaties. Ze wijst een kind erop wanneer hij onrechtvaardig handlet. De leidster houdt de kinderen en de omgeving goed in de gaten. Ze weet op welke kinderen ze met name moet letten en houdt daar rekening mee. Ze stimuleert kinderen om positief bij te dragen aan het groepsproces. Ze geeft hierin het goede voorbeeld door vriendelijk te zijn en open te staan voor de kinderen.
De leidster neemt in acht:
- Dat ze het individuele kind aandacht geeft maar de hele groep tegelijkertijd in de gaten houdt.
- Dat de veiligheid van kinderen voorop staat, maar dat het kind de vrijheid heeft om zich te ontwikkelen en ervaring op te doen.
- Dat belangen van het individuele kind niet in strijd zijn met het groepsbelang.
De leidster reflecteert en evalueert
om doelgericht te kunnen werken en te achterhalen hoe de ontwikkeling van het individuele kind verloopt, staat de leidster regelmatig stil bij haar denken en handelen en de resultaten die z in de praktijk ziet. Wanneer deze niet overeenkomen met de verwachtingen, gaat ze op zoek naar oorzaken. Zij gaat bijvoorbeeld na of de spelactiviteiten wel voldoende aansluiten bij de ontwikkeling van het kind. Zij evalueert met collega’s en/of leidinggevende hoe de groep als geheel functioneert, hoe individuele kinderen functioneren en hoe de samenwerking met ouders, school, wijkverpleegkundige verloopt. Op grond van haar evaluatie stelt ze plannen bij.
Ze bepaalt vooraf welke doelen ze wil bereiken met de groep kinderen en het individuele kind, en stelt vast welk doel ze voor ogen heeft met de activiteiten die ze onderneemt. Achter af kijkt ze voor zichzelf welke concrete resultaten bereikt zijn.
Wanneer informatie ontbreekt, doet ze een beroep op collega’s of informeert ze bij kinderen/ouders. Ze stelt vast welke aanwijzingenvoor verbeteringen ze heeft verkregen. Bij vervolgactiviteiten maakt z hier gebruik van. Ze overziet wat de gevolgen zijn van haar handelen voor kinderen en collega’s en stelt op basis daarvan haar handelen bij.
De leidster onderhoudt samenwerkingsrelaties
De leidster participeert in netwerken t.b.v. preventie en het inlopen van taal- en ontwikkelingsachterstanden. Het is belangrijk dat de medewerkers op de hoogte blijven van ontwikkelingen die spelen op het gebied van hun werk. De leidster werkt samen met basisschool, consultatiebureau, gemeente en welzijnsorganisaties.
Zij bereidt zich voor op netwerkbijeenkomsten. Ze besluit samen met een collega en/of leidinggevende of aanmelding voor specifieke begeleiding nodig is p basis van verzamelde informatie. Zij participeert in overdracht van gegevens naar betrokken organisaties wanneer een kind meer hulp of ondersteuning nodig heeft. Voor zover mogelijk wordt het aanbod van de peuterspeelzaal afgestemd op de zorg die het kind nodig heeft. De leidster vertegenwoordigt de peuterspeelzaal en fungeert als contactpersoon voor relevante organisaties.
De leidster moet in acht nemen:
- Dat zij haar eigen grenzen bewaakt, doch zich flexibel opstelt in samenwerking.
- Samenwerkingpartners bezig zijn met hun eigen belang en niet met het belang van het netwerk.
- Samenwerkingspartners zich niet aan afspraken houden.
De leidster bevordert eigen deskundigheid
De leidster moet op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen en het is wenselijk dat zij zichzelf ook verder ontwikkelt. Om dit te bereiken leest zij vakbladen en neemt ze deel aan cursussen. Ze wisselt kennis en ervaring uit met collega’s. opgedane kennis en ervaring past ze toe in haar werk. In gesprekken met ouders of anderen toont ze haar deskundigheid wat betreft de ontwikkeling van de kinderen.
De leidster kent haar sterken en minder sterke kanten en kijkt waar zij zichzelf verder in wil ontwikkelen. Op grond hiervan bepaalt ze welke cursus voor haar relevant is en dit bespreekt ze met haar leidinggevende. Ze bespreekt nieuwe ontwikkelingen met collega’s en zoekt op internet naar relevante informatie voor haar werk.