Helen Parkhurst en het daltononderwijs
Het daltononderwijs bestaat al voor een lange tijd en is opgericht door Helen Parkhurst. Zij was een pedagoge, die vond dat het onderwijs meer moest zijn dan luisteren naar je leraar. Nadat ze in de leer was gegaan bij Maria Montessori, bedacht zij haar eigen onderwijsvisie. De pijlers van haar onderwijs bestaan uit zelfstandigheid, samenwerken en vrijheid in verantwoordelijkheid. De naam daltononderwijs komt van de plek waar de eerste school van Parkhurst stond. Deze lag in het plaatsje Dalton.
Geschiedenis van het daltononderwijs
Het daltononderwijs werd in 1910 voor het eerst getest door de bedenker hiervan, Helen Parkhurst. Deze pedagoge uit de Verenigde Staten vond dat onderwijs zich moest richten op 'echte' ervaringen. Op deze manier konden leerlingen beter leren en onthouden. Ze besloot stage te lopen bij Maria Montessori. In deze stage leerde ze veel. Toen ze weer terug kwam in de VS besloot ze haar eigen visie te vormen. De uitwerking hiervan is voor elke leraar een experiment. Ze wilde zich niet vastpinnen op een bepaalde manier van lesgeven. Elke leraar moest zelf een manier vinden om het onderwijs richting te geven. Elke klas is immers anders en heeft een andere manier van lesgeven nodig. Wel bedacht ze belangrijke pijlers. In Nederland zijn dit er drie.
De drie pijlers van het daltononderwijs
Het daltononderwijs in Nederland bestaat uit deze drie belangrijke pijlers.
Zelfstandigheid
Het is belangrijk om kinderen te prikkelen zelfstandig te zijn. In de maatschappij wordt dit immers ook van hen verwacht. De zelfstandigheid die ze op school ervaren, leert ze hiermee omgaan. Kinderen in de onderbouw krijgen minder vrijheid dan kinderen in de bovenbouw. Hoe ouder kinderen worden, hoe meer verantwoordelijkheden ze krijgen. In groep 8 mogen kinderen bijvoorbeeld zelf kiezen naar welke instructie ze gaan. De leraar geeft vooraf aan wanneer deze plaatsvindt en wat hij gaat bespreken.
Samenwerken
Een andere belangrijke pijler is samenwerken. De kinderen worden hierin begeleid. Ze leren hoe ze met een ander om moeten gaan, ook als deze hele andere ideeën heeft. Door samenwerkingsopdrachten wordt dit gestimuleerd. Het is belangrijk dat een kind niet alleen met vriendjes en vriendinnetjes kan samenwerken, maar ook met andere kinderen. Op deze manier leren ze omgaan met iedereen. In het samenwerken is het belangrijk dat kinderen elkaar helpen, van elkaar leren, problemen zelf oplossen en dat ze elkaar vragen durven te stellen. Naast samenwerken in de eigen klas, wordt er ook samengewerkt met kinderen van andere groepen.
Vrijheid in verantwoordelijkheid
Kinderen zijn vrij om te doen wat ze willen doen. Dit geeft wel een bepaalde verantwoordelijkheid. Ze moeten taken afkrijgen en daarbij geen andere leerlingen storen. Hierover worden dan ook gezamenlijke afspraken gemaakt. Zo kan iedereen goed functioneren en het beste in zichzelf naar boven halen. Je bent dus verantwoordelijk voor elkaar en hebt daarnaast de vrijheid. Hierin een balans vinden is belangrijk.
Het daltononderwijs in de praktijk
In de praktijk zie je dat deze pijlers erg vaak terugkomen. Om het samenwerken te stimuleren werken leerlingen bijvoorbeeld vaak in groepjes.
Leraar is begeleider en specialist
De leraar is in het daltononderwijs vooral kinderen aan het begeleiden. Kinderen wordt bijvoorbeeld geleerd hoe ze goed kunnen samenwerken. Als een leerling persoonlijke vragen heeft, stelt hij deze eerst aan andere kinderen. Pas als ze er niet uitkomen, helpt de leraar. Een leerling is ook niet gebonden aan een leerkracht en klas. In het daltononderwijs maken ze gebruik van de krachten van docenten. Als er een bepaalde docent bijvoorbeeld goed is in geschiedenisles geven, kunnen andere leerlingen hierbij aansluiten.
Vrijheid om eigen tijd in te delen
Leerlingen krijgen zelf de kans om hun eigen tijd in te delen. Ze krijgen taken en moet deze in een bepaald tijdsbestek af hebben. Voor de rest zijn ze vrij om te doen wat ze willen. Hun enige doel is om de taken af te krijgen. Wanneer ze dit doen, maakt niet uit, als ze het maar doen binnen de afgesproken tijd. Als ze het druk vinden in de klas, mogen ze zelf naar de gang om daar bijvoorbeeld rustig te werken.