Onderwijs door de jaren heen
In 1985 heeft het onderwijs grote veranderingen ondergaan. De Wet op het basisonderwijs werd ingevoerd, waardoor de kleuterschool en lagere school verdwenen. De basisschool kwam hiervoor in de plaats. In dit artikel zal ik u informeren waarom er destijds besloten is dat het onderwijs drastisch veranderd moest worden, wat het doel van deze verandering is geweest en in hoeverre de opzet is geslaagd. Ook komen recentere ontwikkelingen en veranderingen in het onderwijs aan bod.
1965 - 1980
Sommige van u hebben misschien onderwijs gevolgd op de
kleuterschool en een
lagere school. Deze namen zeggen het al; er werd een onderscheid gemaakt tussen het kleuteronderwijs en het lager onderwijs. Dit zorgde echter voor een aantal problemen. Zo verliep de overgang tussen de kleuterschool en de lagere school niet altijd even goed. Sommige leerlingen konden in groep 3 bijvoorbeeld niet meekomen met hun klasgenootjes. Het leren lezen en schrijven verliep voor hen in een te hoog tempo of sociaal-emotioneel konden ze de overgang van spelen naar leren nog niet aan. Een ononderbroken leerweg van de kleuterschool naar de lagere school was niet gegarandeerd. Het kwam nogal eens voor dat leerlingen bleven zitten en dus pas na negen of zelf tien jaar, in plaats van acht jaar, in het voortgezet onderwijs terechtkwamen. De slechte overgang en het ontbreken van een ononderbroken leerweg waren de belangrijkste redenen om het onderwijs grondig aan te pakken. Andere redenen, die ook zeker het noemen waard zijn, waren de maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen die speelden. Het onderwijs moest worden aangepast aan de eisen van die tijd. De belangrijkste veranderingen waren de introductie van de Engelse taal als verplicht onderdeel van het curriculum (leerplan) van de lagere school, een grotere nadruk op kennis van de maatschappij (vormgegeven in de wereldoriëntatie) en meer plaats voor expressievakken (muziek, handvaardigheid en drama).
De derde reden om het onderwijs aan te pakken waren de veranderingen in de Nederlandse samenleving. Vanaf de jaren ’70 veranderde deze in een multiculturele samenleving. Het Nederlandse onderwijs moest hier op in gaan spelen om zo bijvoorbeeld grote taalachterstanden te voorkomen. Redenen genoeg dus voor de overheid om het onderwijs te veranderen. Dit gebeurde in de
Wet op het basisonderwijs van 1981, die in 1985 in werking trad en de
Wet op het kleuteronderwijs en de
Wet op het lager onderwijs zou gaan vervangen.
De Wet op het basisonderwijs
We weten nu dat met de Wet op het basisonderwijs het onderscheid tussen het kleuteronderwijs en het lager onderwijs opgeheven werd. Maar dit is niet het enige wat in deze wet werd vastgelegd. U heeft vast wel eens gehoord of iets gelezen over de
kerndoelen. Dit zijn de doelen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die per vak beschreven zijn en aan het eind van groep acht door alle leerlingen behaald dienen te worden. Basisscholen moeten deze doelen bij hun onderwijsactiviteiten hanteren. Behalve de kerndoelen introduceerde de Wet op het basisonderwijs ook het schoolwerkplan.
Uitgangspunt van de Wet op het basisonderwijs is o.a. dat het onderwijs ervan uitgaat dat leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving en dat er structureel aandacht wordt besteed aan het bestrijden van (taal)achterstanden.
Weer samen naar school
In 1991 ging
Weer Samen Naar School (WSNS) van start. De jaren daarvoor werden steeds meer leerlingen doorverwezen naar verschillende vormen van speciaal onderwijs. De kosten rezen de pan uit (het speciaal onderwijs is een dure onderwijsvoorziening o.a. door kosten leerlingenvervoer). Ook wilde men er naar streven dat iedere leerling zorg op maat kreeg op een school zo dicht mogelijk bij huis. “Breng de voorzieningen naar het kind in plaats van het kind naar de voorzieningen” was het motto van de toenmalige staatssecretaris van onderwijs Jacques Wallage. De meeste basisscholen begonnen een vernieuwingsproces in de richting van zorgverbreding. Met zorgverbreding wordt bedoeld dat er onderwijs op maat gegeven wordt, afgestemd op de mogelijkheden van de individuele leerling. Er werd dus meer rekening gehouden met verschillen tussen leerlingen. Zo werd er bijvoorbeeld meer gewerkt in kleine groepen en werden verschillen vaker als uitgangspunt genomen dan als uitzondering gezien. Ook kwamen er nieuwe taken in de basisschool, zoals interne begeleiders (IB’ers).
Wet op het primair onderwijs
De verschillen tussen het basisonderwijs en het speciaal onderwijs werden steeds kleiner. Dit paste niet in de gescheiden wetten op het basis- en speciaal onderwijs. In 1998 maakte de
Wet op het basisonderwijs plaats voor de
Wet op het primair onderwijs, waar zowel het vroegere basisonderwijs als het speciaal onderwijs onder vallen. Men spreekt nu over regulier onderwijs (als we het hebben over het vroegere basisonderwijs) en over speciaal basisonderwijs.
Reguliere basisscholen en speciale basisscholen zijn meer gaan samenwerken en maken gebruik van elkaars ervaring en expertise.
Passend onderwijs
In 2014 is de Wet op Passend Onderwijs in werking getreden. Scholen hebben sindsdien
zorgplicht. Het schoolbestuur heeft de verantwoordelijkheid om iedere leerling kwalitatief goed onderwijs te bieden. Wanneer een school dit niet kan bieden, dient het bestuur binnen het
samenwerkingsverband te kijken welke school wel kan voorzien in de (onderwijs)behoeften van de leerling.
Doelen Passend Onderwijs
Bij Passend onderwijs zijn er meerdere doelen opgesteld.
- Het verbeteren van de onderwijskwaliteit voor alle leerlingen.
- De ondersteuning aan leerlingen met speciale zorgbehoeften verbeteren.
- Realiseren van een landelijk dekkende structuur regionale netwerken komen (de samenwerkingsverbanden). .
- De kwaliteit van pabo’s en lerarenopleidingen verbeteren.