Vietnam, de geboorte van de publieke opinie
1956: de Amerikaanse regering weigert verkiezingen in Vietnam. De plaatselijke bevolking protesteert: twintig jaar lang, met de wapens in de hand. In 1975 komen die verkiezingen er dan toch. Twee decennia, en anderhalf miljoen doden later. De Verenigde Staten hadden al die tijd nodig om de deuk in het prestige te aanvaarden.
“But we are professionals: we have to go on fighting till the politicians tell us to stop. Probably they will get together and agree to the same peace that we could have had at the beginning, making nonsense of all these years.”
Graham Greene – The Quiet American
“Remember Charlie, remember Baker
They left their childhood on every acre
And who was wrong? And who was right?
It didn’t matter in the thick of the fight”
Billy Joel – Goodnight Saigon
Vietnam begon als een heimelijke oorlog in iemands achtertuin, maar eindigde in een politiek bloedbad. Dat laatste mag zelfs letterlijk worden genomen. Vietnam werd een metafoor, een syndroom, een politieke fobie. Vietnam is de naam van een oorlog, meer dan de benaming van een land. Vietnam versleet drie Amerikaanse presidenten, leverde de media de nodige munitie om tot wasdom te komen, hamerde de wereld een geweten in, en leverde en passant enkele steengoede films op.
De slachtoffers hebben er geen boodschap aan, maar die oorlog bracht heel wat verandering. Vietnam bewees de wereld voorgoed het zinloze van oorlogsgruwel.
Pas heel recent, héél traag, herovert het land haar plaats als toeristische bestemming en economische krachtbron. Dat heeft twee generaties gekost en onberekenbaar veel leed.
In dit artikel schets ik het belang en de evolutie van een oorlog die weliswaar aan de andere kant van de wereld doorging, maar vooral de westerse wereld schokte en veranderde.
Een lange aanloop
Op het einde van de Tweede Wereldoorlog hadden de bevrijders een dubbele agenda voor ogen. Het is niet zeker wie hierbij het meest paranoïde was. De Amerikaanse regering begreep dat het kapotgeschoten Europa hulp nodig had, en dat die best lang kon duren. Daarvoor werd het Marshallplan in stelling gebracht, een solidaire campagne met wervende functie, die rekende op een terugverdieneffect. Aan de onderhandelingstafel verwachtten de Amerikanen dezelfde motieven bij hun Russische vrienden. Rusland, hoe groot ook en hoe succesvol ook het uit elke oorlog kwam, Rusland dus was het beu om alle vijftig jaar door een of andere Europese dictator onder de voet te worden gelopen. De communistische satellietstaten die zij in het zadel hielpen, mogen daarom als een defensieve zet gelden. Amerika verkoos er echter een aanvallende dynamiek in te zien. Zij verdachten Rusland ervan een imperialistische visie te hanteren, die behalve Oost-Europa ook de rest van de wereld viseerde. Het politieke conflict werd daarmee een feit. De Verenigde Staten zagen Rusland als een mogelijk ergere vijand dan het zo net verslagen Duitsland. Winston Churchill gooide olie op het vuur door in 1946 voor het eerst van een IJzeren gordijn te spreken. De publieke opinie werd bewerkt, langs beide zijden. De komende dertig jaar zouden beide partijen elkaar verbaal blijven bekampen van achter hun beschutte vesting. Europa werd gedwongen te kiezen. Voor de rest van de wereld was keuze zelfs geen optie. Zowel Rusland als de Verenigde Staten bleken fervente wervers voor de eigen doctrine.
Vanuit hun ijver tot bekeren wilden de VS de wereld beschermen tegen alle duistere machten, lees: het communisme. In 1947 hadden de Verenigde Staten daar een nieuw begrip voor klaar: containment. Containment was afgeleid van oeroude oorlogstechnieken waarbij de omsingelde vijand van zijn aanvoerkanalen wordt afgesneden. De theorie is dat de gecreëerde isolatie tot de noodzakelijke val zou leiden. Deze oorlogstechniek werd in 1947 een instrument voor wereldpolitiek. Overal ter wereld waar de plaatselijke bevolking bedreigd werd in hun vrijheid, zouden de VS bijspringen. Oom agent dus. De geschiedenis heeft geleerd dat dat bijspringen een beetje à la carte ging en het bij te springen land liefst een paar goede argumenten achter de hand mocht houden. Een paar duizend olieputten was meestal overtuigend genoeg. Daarnaast richtten de Verenigde Staten ook de NAVO op, het Pact van Bagdad en de ZOAVO, allemaal clusters van weerbaarheid om het imperialisme van het communisme in te dijken.
Met al dit probeerde de VS te voorkomen dat het ene land na het andere onder invloed kwam van het communisme, de zogenaamde dominotheorie. De VS was als de dood voor het eerste ontwikkelingsland dat zich tot het communisme zou bekeren. Die eerste vallende dominosteen ...
De eerste test kwam er al in 1948, toen Stalin besloot West-Berlijn van het Westen af te sluiten. Hij reageerde verbolgen op de actie van de overige geallieerden om de Reichsmark te vervangen door de Duitse mark. Stalin liet alle toegangswegen blokkeren en reduceerde het elektriciteitsaanbod met de helft. De geallieerden reageerden met een luchtbrug. Gedurende ruim een jaar vlogen de Amerikanen het benodigde voedsel de stad in, waarna Stalin verslagen de blokkade ophief.
1949 was het volgende ribbeltje in de nakende Koude Oorlog: de Sovjet Unie bezat nu haar eigen atoombom. En ook China ging de communistische toer op, wat de westerse fobie voor communisme alleen maar versterkte.
In 1950 zat het spel opnieuw op de wagen: Noord-Korea rolde met de spierballen en hop, iedereen in de bres voor Zuid-Korea. Noord-Korea werd teruggedreven tot voorbij de oorspronkelijke grens. Waarna China voor het eerst op haar strepen ging staan: zij drongen de geallieerden terug tot de oude grenzen.
Intussen groeide in Amerika de angst voor de vele (vermeende) gezichten van het communisme. Senator Joseph McCarthy begreep het momentum en maakte zichzelf incontournable met zijn McCarthysme, een hemeltergende inquisitie op vermeende communisten in Amerika. Toen McCarthy zich uiteindelijk compromitteerde werd het even stil. Tot in 1956 de Russen binnen vielen in Hongarije. Daar bleek plots de grens te liggen voor containment. Korea, tot daar aan toe, maar de eigen achtertuin van Rusland? De Hongaren werden aan hun lot overgelaten omdat de Suez-crisis zoveel belangrijker was: daar stond olie op het spel. Bovendien begon tot overmaat van ramp de kwestie Vietnam aan de horizon op te doemen.
Vermelden we voor de volledigheid nog de Cubaanse raketcrisis en de Berlijnse muur. In het eerste geval ging het om een partijtje blufpoker tussen Kennedy en Chroetsjov met de wereldvrede als inzet. In het tweede geval werd de Berlijnse muur de visuele wig tussen twee ideologieën. De Koude Oorlog ging steeds meer de politieke agenda uitmaken. In dit klimaat van wederzijdse achterdocht en scherpslijperij moeten de ontwikkelingen van de Vietnamoorlog worden gezien.
De Fransen In Vietnam
Frankrijk zat al een hele poos in Vietnam, al van 1850. Frankrijk was geïnteresseerd in de hele regio, ook Laos en Cambodja, noemde dit gebied vanaf 1887 Indochine. Hoewel de Franse regering hun kolonie wel wilde moderniseren, gebeurde alles nogal met de Franse slag. Het noorden van Vietnam was minder vruchtbaar en daarom minder interessant, een lankmoedigheid die Frankrijk duur te staan kwam. In dat agrarische stuk Vietnam kwamen wel eens hongersnoden voor, waarna de boeren wél een luisterend oor kregen van de Communistische partij, onder leiding van de charismatische Ho Chi Minh. Opstanden bleven niet uit. Hier was Frankrijk wel ad rem: de opstanden werden bloedig onderdrukt, vervolgingen ingesteld. In 1941 reageerde Ho Chi Minh met de oprichting van de Vietminh, een nationalistische bevrijdingsbeweging.
In 1941-1945 moest de Vietminh zich nog even koest houden voor de Japanse kolonisator, maar Japan had nog maar net de wapenstilstand getekend of de Vietminh profiteerde van de chaos om nagenoeg heel Vietnam te veroveren op de Fransen. Die hadden in eigen land katten genoeg te geselen. Ho Chi Minh riep de onafhankelijkheid van Vietnam uit. Dat had het einde van het verhaal kunnen zijn, ware het niet dat de Vietminh steun kregen van zowel Rusland als China. Hierdoor trad het principe van containment opnieuw in werking. De Verenigde Staten steunden Frankrijk voor 80 % met oorlogsmateriaal. Met geleende bommen bestookte Frankrijk vol ijver haar eigen koloniale bevolking. Door hardnekkig verzet en gebruik van tunnels, gesteund door de wapenleveringen uit Rusland, kon de Vietminh stand houden. Meer dan dat, want van maart tot mei 1954 werd de beslissende slag bij Dien Bien Phu geleverd. Een combinatie van onderschatting, blunders, slecht weer en manke ravitaillering werd het Franse leger fataal. Balans: een half miljoen doden, het merendeel aan Vietnamese zijde, maar de Fransen hadden tot de laatste man gevochten.
De Verenigde Staten stonden toe te kijken aan de zijlijn, zonder een vinger uit te steken. Op de conventie van Genève (21 juli 1954) zouden zij de puntjes eens op de i zetten. Frankrijk trok zich terug uit Indochina, met de staart tussen de benen. De VS kwam met de Vietminh overeen Vietnam tijdelijk in twee te delen. Daarvoor vond zelfs een heuse volksverhuis plaats: communisten naar het Noorden, katholieken naar het Zuiden. In 1956 zouden er vrije verkiezingen volgen. Ho Chi Minh kon dat nauwelijks verkocht krijgen aan zijn achterban. Opnieuw een deel van het grondgebied inleveren dat zij ten koste van zo veel bloedvergieten hadden veroverd, om daarna een kapitalistisch stukje Vietnam te dulden aan de zuidgrens: nee daar werd men niet laaiend enthousiast van. De Vietcong, de nieuwe actievleugel van de Vietminh, bleef raids uitvoeren in Zuid-Vietnam.
In 1955 verwerpt Zuid-Vietnam de dialoog over de nakende verkiezingen. Zij vreesden het ondemocratische gehalte. Daar was wel iets van want in Noord-Vietnam, waar de Vietcong nu de scepter zwaaide, werden andersdenkenden vervolgd. In het Zuiden was het echter al niet veel beter. De machtsgeile Ngo Dinh Diem bezondigde zich aan een totalitair regime, verkwistte volop de dollars die hij kreeg voor de ontwikkeling van zijn land. Hij strooide jaren lang de Amerikanen zand in de ogen omdat hij zogezegd de plaatselijke sterke man was, de enige dam tegen het communisme (Dat verhaal zullen we later nog horen, ergens in Afrika). Uit vrees voor een communistische overwinning besloten de Amerikanen de beloofde verkiezingen in 1956 niet te laten doorgaan. Nu begon Noord-Vietnam voorgoed openlijk te rebelleren.
John F. Kennedy & Lyndon B. Johnson
Toen John F. Kennedy in 1960 president van de VS werd, liet hij de kwestie Vietnam moedwillig escaleren. Hij wilde van Vietnam een duidelijke testcase maken van containment. Hij stuurde Amerikaanse "adviseurs": 3200 in 1961, twee jaar later waren dat er al 16.000. Eigenlijk was de Vietnamoorlog toen al een feit.
John Kennedy werd in november 1963 officieel heilig verklaard, na zijn dood, maar zijn beleidsdaden ten opzichte van Vietnam liepen niet bepaald over van menselijkheid. Eerst en vooral liet hij toe dat dictator Ngo Dinh Diem een kopje kleiner werd gemaakt, letterlijk. Geen verlies voor Zuid-Vietnam, maar de vervangers liepen nu ook niet bepaald over van altruïstische bedoelingen.
Eens Kennedy aan flarden was het de beurt aan Lyndon B. Johnson. Hij, die in de senaat meermaals had gewaarschuwd voor de gevaren in Vietnam, mocht ondervinden hoe moeilijk het wordt als je de touwtjes van het land zelf in je handen krijgt. En hij maakte dezelfde inschattingsfouten als Kennedy. Het is hier dat het Amerikaanse politieke systeem duidelijk faalt. De president van de Verenigde Staten wordt voortdurend geconfronteerd met vluchtige begrippen als prestige en gezichtsverlies. Om de hele politiek van containment, met peperdure programma’s als Marshallplan, NAVO enz niet op de helling te zetten; om zijn landgenoten niet het gevoel te geven dat het communisme gewonnen had; om ten slotte zijn eigen politieke carrière niet te compromitteren; kon hij eenvoudig niet anders dan de Vietcong bekampen. Zo begonnen de Verenigde Staten aan hun meest uitzichtloze oorlog ooit.
Op het thuisfront ging Johnson tekeer als een vredesapostel: het communisme was een alles verwoestende doctrine, waartegen tot het bittere einde moest worden gevochten. Alleen zei hij er die laatste woorden niet bij. Als beleidsman tekende hij de nodige besluiten om Vietnam pas goed op zijn donder te geven.
Nu kon men in 1964 Vietnam niet zomaar binnenlopen en zeggen, we nemen het wel over van hier. Daar had je een goede reden voor nodig. Zo eentje van het soort waarbij de rest van de wereld in de handen zou klappen als de Amerikaanse cavalerie over de heuveltop kwam. De aanleiding bestond niet, ze werd uitgevonden: het incident van Tonkin. Op 2 augustus 1964 schendt de Amerikaanse mijnenveger USS Maddox de territoriale wateren van Noord-Vietnam in de Golf van Tonkin. Enkele Vietnamese schepen varen het schip tegemoet. Ze krijgen de kans niet voor veel uitleg, want de Maddox begon te schieten, zogezegd uit lijfsbehoud. Uiteraard werd er teruggeschoten. Dit incident legde Johnson op zijn manier uit voor het congres, dat niet door had hoe het werd geïndoctrineerd, hoe leep het in het bad werd getrokken. Johnson vroeg en kreeg onbeperkte macht over Vietnam. De massavernietiging kon beginnen.
Escalatie van de Vietnamoorlog 1965-1968
Opnieuw maakte Johnson een inschattingsfout. Begin 1965 zouden ruim 23.000 Amerikaanse soldaten, meestal vrijwilligers, de klus wel klaren. Nog wat bombardementen en klaar zou kees zijn. Maar die bombardementen maakten vele slachtoffers onder de burgers, waarbij de Vietcong zo mogelijk nog grimmiger ging vechten. Bovendien zou de guerrillaoorlog die de Vietcong perfectioneerde, de Amerikanen behoorlijk parten spelen. Door de intensief ondertunnelde ondergrond konden verzetsstrijders zich zonder probleem mengen onder de bevolking en infiltreren in de Amerikaanse kampen. Geen enkele basis was veilig. Alleen al voor bewaking moesten vele manschappen worden opgeofferd.
Was de Amerikaanse media aanvankelijk nog positief over de Vietnamoorlog, rond 1966 kwam de omslag. De oorlog escaleerde snel. De bodybags kwamen met honderden tegelijk het land in, de investeringen swingden de pan uit. Meerdere kranten en tv-zenders begonnen lastige vragen te stellen. Voor het eerst ontstond de indruk dat de Verenigde Staten in een hopeloze oorlog verzeild waren geraakt. Het volk reageerde met massale dienstweigering. De Amerikaanse regering zag zich verplicht steeds meer mensen, vooral armen en zwarten zonder connecties op te roepen. Tussen 1967 en 1971 steeg het percentage dienstweigeraars op morele gronden van 8% naar 43%, een record.
Het Tet Offensief
Als er één gebeurtenis was die de (Amerikaanse) kijk op de Vietnamoorlog volledig omgooide, was het wel het Tet Offensief. Tet was het begin van het nieuwe maanjaar voor de Vietnamezen, een feestdag waarop nooit werd gevochten. Op 30 januari 1968 gebruikte de Vietcong dit feit om de Amerikanen de grootste klap van de Vietnamoorlog toe te dienen. De militaire winst was na één week weer tenietgedaan en de Vietcong werd zowat gedecimeerd. Toch haalde het communistische Vietnam er psychologisch voordeel uit. Hoe kon dat? Voor het eerst was de actie geconcentreerd op de steden en een van de zelfmoordacties was geconcentreerd in Saigon, op de Amerikaanse ambassade. Laat dat nu net de plek zijn waar alle persmensen waren geconcentreerd. Tot dan toe waren journalisten, cameramannen en hun logistieke medewerkers verplicht te wachten op actie. Dit keer zaten ze zelf in het middelpunt. Ze filmden wat ze zagen, zonder veel overleg. Dat gaf een nooit geziene impact op de Amerikaanse publieke opinie. De avond erna keek Amerika naar de eerste rechtstreekse oorlogsbeelden ooit. Angst werd plots tastbaar, onoverwinnelijkheid een fabel. De Vietcong veroverde een deel van Saigon en de stad Hué. Het kostte het Amerikaanse leger enkele weken om die winst teniet te doen. Daarvoor werd Zuid-Vietnam gebombardeerd, het grondgebied dat men verondersteld was te verdedigen.
Je kunt gerust stellen dat het Tet-offensief het keerpunt werd van de Vietnamoorlog. Amerikaanse generaals, eerder taterend als volleerde Pinocchio’s, vielen nu massaal door de mand. Amerika was wakker. Vietnam werd op slag het meest prominente onderwerp in de hele wereld. Het intellectuele Westen maakte een revolutie door. 1968 was al vanzelf het jaar van massaal protest, maar overal en altijd werd Vietnam een strijdkreet waarmee de gehele wereld druk op de ketel zette. Frontpagina’s met impressionante foto’s, massademonstraties met honderdduizenden, studenten in hongerstaking, massale dienstweigering, honderden body-bags uit Vietnam: het anti-oorlogsklimaat explodeerde.
Amerika realiseerde zich plots dat ze de oorlog aan het verliezen waren.
Hel Op Aarde
Dat hij de publieke opinie tegen had kon president Johnson nog wel aan. Maar ook Wall Street smeekte om een oplossing. Johnson kon niet anders dan vredesbesprekingen opstarten. Hij trok alvast zijn conclusies en meldde zich niet meer verkiesbaar.
Ongetwijfeld in de vaste overtuiging zo sterk mogelijk aan de onderhandelingen te beginnen, verveelvoudigde zijn opvolger, Richard Nixon, de oorlogsinspanningen met een factor tien. Nixon had nochtans tijdens zijn verkiezingscampagne "eerzame vrede” beloofd. In alle budgetten werd gesnoeid, behalve het militaire. Dat sloeg op hol. Ruim een half miljoen Amerikaanse mannen en vrouwen waren betrokken.
De kracht van de Vietcong zat in de mate dat ze zich onzichtbaar konden maken, zowel boven als onder de grond. Het tunnelstelsel was haast onneembaar, en boven de grond bleek de plaatselijke bevolking een loyale bondgenoot. In hun ijver om daar komaf mee te maken, bombardeerde de Amerikanen Vietnam naar het stenen tijdperk, althans dat was de bedoeling. Twee noordelijke steden, Hanoi en Haiphong, kregen meer dan één miljoen ton bommen over zich: een destructieve kracht van vijf keer Hiroshima. Zuid-Vietnam mocht zich verheugen op vier miljoen ton: twee keer zoveel als wat Amerika gebruikte in de Tweede Wereldoorlog. Behalve bommen dachten de Amerikanen ook aan biologische oorlogsvoering. Napalm, een soort benzine dat blijft kleven, zodat het mensen levend verbrandde, en Agent Orange, een mix van chemicaliën, officieel een ontbladeringsmiddel, veroorzaakten enorm veel menselijk leed. Vietnam werd de hel op aarde, Nixon de baarlijke duivel, maar de Vietcong brak niet.
Dat leed werd gesynthetiseerd in die ene beroemde foto van dat naakte, vluchtende kind, gemaakt op 8 juni 1972. . Haar naam was (is) Phan Ti Kim Phuc. Zij was net getroffen door napalm, haar klederen waren verbrand. Die foto haalde zowat alle covers, waardoor de hele wereld definitief haar onschuld verloor. Dit was niet de vijand, dit was Amerikaans! En het moest stoppen!
Vredesbesprekingen
Nixon, zich wel bewust van het feit dat Zuid-Vietnam de druk niet aankon, begon de Vietcong nu ook in Cambodja te bombarderen, terwijl hij met de Noord-Vietnamezen onderhandelde over de vorm van de onderhandelingstafel. Uiteraard maakte hem dit aan die tafel weinig populair. De moraal van de Amerikaanse troepen was erg laag; desertie en verzuim vierden hoogtij. Aan het thuisfront kreeg de publieke opinie steeds meer impact. In 1964 kende New York nog een betoging van goed 600 mensen. In april 1967 waren dat er al 400.000. In 1970 werden vier studenten neergeschoten op een demonstratie in Ohio. In 1971 waren er demonstraties van respectievelijk 500.000 en 300.000 deelnemers. De economie viel stil. Wall Street riep alle hens aan dek. Tegen 1972 wilde Nixon nog maar één ding: de oorlog zo snel mogelijk beëindigen zonder teveel gezichtsverlies.
De Oneervolle Vrede
In 1972 was het aantal Amerikaanse troepen dat meedeed aan de Vietnamoorlog intussen gezakt van 586.000 in 1968 tot 24.400. Uiteindelijk werd de vredesovereenkomst getekend eind januari 1973. Amerika beloofde zich terug te trekken uit Vietnam en er volgde een staakt-het-vuren. De grootste legermacht ter wereld had het moeten afleggen tegen een van de armste landen ter wereld.
De Amerikanen waren nog maar fijn weg of de Noord-Vietnamezen lagen alweer in de clinch met het Zuiden. In 1975 klapte het Zuid-Vietnamese leger in elkaar. Murw gebeukt door de aanvallen van de Vietcong trokken ze zich terug. In maart werd Da Nang veroverd, op 21 april nam de Zuid-Vietnamese president Nguyen Van Thieu de benen en vluchtte uit Saigon.
De Amerikanen evacueerden de ambassade. De film The Killing Fields toont de chaos die daar heerste op het dak van de ambassade. Dit was gewis de zwaarste militaire vernedering in de Amerikaanse geschiedenis.
Op 30 april tekende Zuid-Vietnam de capitulatie; Vietnam was weer herenigd, zij het dat Noord-Vietnam zijn ideologie opdrong. Exact hetzelfde resultaat zou in 1956 gehaald zijn indien de Amerikanen de verkiezingen hadden laten doorgaan. De Vietnamoorlog had die hereniging simpelweg 20 jaar uitgesteld, tegen een gruwelijk hoge prijs: 47.244 Amerikaanse doden, 153.329 gewonden, 2.483 vermisten. 365.000 Vietnamese dode burgers. Het Zuid-Vietnamese leger had bijna 224.000 doden en 570.000 gewonden te betreuren, het Noord-Vietnamese leger ruim 660.000 doden en een onbekend aantal gewonden.
En dat allemaal om één gevallen dominosteen ...
© 2009 - 2024 Raymondmarcel, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Samenvatting Vietnam OorlogNa de Tweede Wereldoorlog kwam Frankrijk al snel in botsing met haar koloniën in Indo-China. In 1946 werd de Vietnamese…
IssuemanagementIssuemanagement is interventie in de publieke opinie. Issuemanagement speelt zich in verschillende domeinen af en doorlo…