Conflict & ontwikkeling: een complexe wisselwerking
‘Conflict’ en ‘ontwikkelingshulp’ lijken op het eerste gezicht niet beduidend veel met elkaar te maken te hebben. Wanneer echter iets genuanceerder naar de precieze implicaties van beide termen wordt gekeken dan kan je er niet omheen; de twee termen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ontwikkelingslanden, samen met de ontwikkelingsorganisaties die hulp willen bieden, zijn in schrikbarend veel opzichten verbonden met conflictsituaties of (dreigend) geweld. Het is treurig om te beseffen dat het succes van ontwikkelingshulp, dus het initiëren van positieve verandering in een land, voor een zeer groot deel afhankelijk is van de mate van conflict in de regio. Niet alleen zal de informatie rondom deze wisselwerking besproken worden, de link naar de praktijk geeft ons mogelijke toekomstbeelden van hoe ontwikkelingshulp eruit kan gaan zien mocht de huidige tendens door zetten. De neutraliteit rondom ontwikkelingshulp is plotseling lang niet meer zo vanzelfsprekend.
Introductie: Uiteenzetting begrippen
Alvorens met de deur in huis te vallen en ieder gelijk te overvallen met abstracte relaties en verbanden is het eerst van belang je op de hoogte te brengen van de relevante begrippen en termen. Met het oog op een logische beredenering van de argumentatie zal het misschien lijken alsof je onwetend geacht wordt, bedenk dat dit de continuïteit slechts ten goede komt en zodoende wordt hopelijk de kennis beschikbaar voor een zo breed mogelijk publiek. Bij het proberen uit te leggen van academisch vervaardigde kennis is het van belang om eerst een grondige uiteenzetting van de begrippen en termen aan te bieden. Het zal opvallen dat bij deze uiteenzetting de toon zeer theoretisch zal zijn, dit is nodig om later de termen aan elkaar te binden en zo op nieuwe theoretische gedachtegronden te komen. De link met de praktijk is zeker belangrijk en er zal dan ook getracht worden om deze link vaak te leggen zodat de relevantie voor dit verhaal met de realiteit niet uit het oog verloren wordt.
Conflict als concreet begrip
Als aan het woord ‘conflict’ gedacht wordt dan komt bij de meeste mensen zeer waarschijnlijk als eerste gedachte een situatie naar boven waarin twee, of meerdere, groeperingen op een gewelddadige en destructieve manier elkaar zoveel mogelijk schade en leed proberen toe te doen. Mogelijke motivatie voor het geschil zijn overwegend religieus of ideologisch van aard. Deze groepen kunnen binnen nationaal niveau fungeren, waarbij vaak van een burgeroorlog wordt gesproken, of kunnen de landsgrenzen overschrijden wat het een regionaal of internationaal conflict maakt. Het is belangrijk om het verschil te zien tussen dit soort geweld, ook wel conflictsituatie genoemd, en geweld georganiseerd doordat twee staten elkaar gecoördineerd militair bestoken na een oorlogsverklaring, wat het tot een oorlogssituatie maakt. Dit verschil maakt hier eigenlijk niet zo gek veel uit, beide gevallen leiden tot zeer schadelijke effecten op het bevolkingswelzijn, welvaart en de economie. Hier zal later op worden teruggekomen. Echter, er hoeft lang niet altijd geweld te worden gebruikt bij een conflict. De Koude Oorlog is hier hét schoolvoorbeeld van, waarbij de partijen die deelnamen wel degelijk leden onder de situatie zonder dat er ook maar een druppel bloed was verspild. Al moet hier wel opgemerkt worden dat als het gaat om ontwikkelingslanden en derde wereld regio’s er veel vaker sprake is van een gewelddadig conflict dan van een vreedzaam conflict. Nu er een concreet beeld is van wat conflict zoal omvat wordt de stap gemaakt naar de implicaties die een conflict heeft op de regio en haar bevolking.
Implicaties
Het gaat in ontwikkelingslanden vaak gaat om gewelddadige conflicten, dus met ‘conflict’ wordt vanaf nu bedoelt: enkel die waar geweld gebruikt wordt. De aanwezigheid van een conflictsituatie heeft vanzelfsprekend schadelijke gevolgen voor de regio en de mensen die daar woonachtig zijn. Uiteraard zullen de partijen lijden onder onnatuurlijk hoge sterftecijfers door al het geweld maar dat niet alleen. Conflict leidt vaak tot een afbrokkeling van de toch al fragiele infrastructurele netwerken die aanwezig zijn in een ontwikkelingsland. Plunderingen van reserves en het opwerpen van blokkades verstoren de meest basale vorm van marktwerking en maken het vrijwel onmogelijk voor huishoudens of gezinnen om te overleven. Dit overdadig gebruik van geweld leidt vaak tot migratiestromingen; vluchtelingen trekken weg naar buurlanden of de grote stad waar het veilig geacht wordt. Dit houdt dus in dat gezinnen verplicht hun huis en onderkomen moeten verlaten en zodoende gedeeltelijk hun identiteit verliezen. Het is bewezen dat een mens een plek nodig heeft wat hij ‘zijn thuis’ kan noemen, omdat zelfontplooiing slechts op zo’n plek mogelijk blijkt te zijn. Merk het verschil hier op tussen je ergens ’thuis’ voelen en ergens een huis (onderkomen) hebben, waarbij het laatste slechts fysieke ongemakken verhelpt. Vaak heeft een conflict invloed op een groter gebied dan waar het daadwerkelijk plaatsvind. Dit komt doordat het machtsevenwicht in de regio verstoord is. Landen en staten hebben een monopolie op geweld en horen die in stand te houden. Binnen haar afgebakende territorium is de staat de enige die legitiem geweld mag gebruiken (politie en ME handhaven dit monopolie voor de Nederlandse staat). Als de staat faalt bij het hoog houden van deze primaire functie dan spreekt men van een falende staat. Het bestuurlijk apparaat is dan effectief tot niks in staat. Als het geweld in de regio niet langer onder controle kan blijven van autoriteiten dan hebben de militante groeperingen het monopolie op geweld, samen met alle macht die daarbij hoort. Zo’n dergelijke situatie is slecht voor het regionale, of internationale, machtsevenwicht en kan aanleiding zijn tot conflict escalatie.
Wat wordt bedoelt met ‘ontwikkeling’?
Ontwikkeling refereert bijna altijd naar positieve verandering of positieve groei. Groei kan in theorie ook negatief zijn, dan spreekt men van een krimp, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse economie die recentelijk een negatieve groei liet zien. Ontwikkeling, daarentegen, omvat meer dan slechts economische groei en welvaart, het combineert dit met de mate van welzijn en levenskwaliteit van de bevolking. Dit zijn beduidend minder concreet meetbare zaken dan het welvaartsniveau en juist daarom bestaat er discussie over wanneer een land ‘ontwikkeld’ als zodanig en wanneer niet. Het welzijnsniveau is lastiger te bepalen vergeleken met monetair-economische verdiensten omdat het bijvoorbeeld kenmerken als geletterdheid, eerlijke arbeidsverdeling tussen man en vrouw en duurzaamheid meeneemt in de beramingen. Een groeiende economie kan duiden op ontwikkeling, net als een dalende werkloosheid een indicator voor ontwikkeling kan zijn. Dit hoeft dus echter zeer zeker niet het geval te zijn! Een land waarin de economie groeit maar waar de inkomens-polarisatie toeneemt ontwikkeld niet. Een dalende werkloosheid zonder een verandering in de oneerlijke arbeidsverdeling tussen man en vrouw of jong en oud blijft onderontwikkeld. Het punt hier is dus dat het begrip ‘ontwikkeling’ over meer gaat dan economische groei. Het moet gepaard gaan met een groei in al die verschillende facetten die collectief het welzijn van de bevolking opmaken en hen dus verder brengt. Dan is er sprake van ontwikkeling.
Inclusief & exclusief
Nu duidelijk is dat ontwikkeling een stapje verder is dan groei door ook de intrinsieke aspecten van het leven te omvatten kunnen we bepaalde ontwikkelingsstrategieën van elkaar onderscheiden. Ontwikkeling kan, in de meest basale vorm, als inclusief of exclusief gedefinieerd worden. De twee aanpakken zijn tegenpolen en vormen totaal verschillende visies op hoe je een land het beste kan laten ontwikkelen. Exclusieve ontwikkeling is ontwikkeling gestuurd van buiten het land zelf gebruik makend van een ‘top-down’ aanpak. Dit betekent dat de ‘top’ (bestuurders of hoge ambtenaren) beslissen wat er waar moet gebeuren. Die beslissingen ‘sijpelen’ door alle bestuurlijke lagen heen totdat ze aankomen bij de lokale bevolking die, zonder ook maar enige vorm van inspraak te hebben, als laatste schakel de plannen moeten uitvoeren. Voorbeelden van dit soort praktijken zijn het organiseren van mega-sportevenementen in Zuid-Afrika of Brazilië. Exclusieve ontwikkelingspraktijken staan hevig ter discussie, men denkt dat het zeer matige ontwikkeling te weeg brengt. Wel belangrijk om te melden is dat, vergeleken met inclusieve praktijken, deze het voordeligst en het makkelijkst te organiseren zijn. Vandaar dat een groot deel van de mondiale ontwikkelingshulp onder de exclusieve noemer valt.
Het moge duidelijk zijn dat exclusieve ontwikkeling niet de oplossing biedt voor mondiale problemen zoals armoede. Onderzoek laat zien dat inclusieve ontwikkelingspraktijken betere resultaten laten zien vergeleken met exclusieve praktijken, aantonend dat deze manier van ontwikkelingshulp superieur is. Men maakt ontwikkeling inclusief door de ontwikkelende bevolking te betrekken bij hun eigen ontwikkeling, hulp is niet iets wat je geeft maar iets wat je gezamenlijk teweegbrengt. Door participatieplichten in te stellen en de bevolking de kans en verantwoordelijkheid te geven om zelf te beslissen over hun toekomst. Collectieve en democratische beslissingen maken over je eigen toekomst blijkt de mate van welzijn zeer positief te beïnvloeden.
De nexus
Nu de relevante termen en processen zijn besproken en er hopelijk een duidelijk beeld is van hoe conflict wordt gedefinieerd en wat sommige implicaties kunnen zijn kan er gekeken worden naar de wisselwerking tussen conflictsituaties en ontwikkelingspraktijken. Men hoeft niet geleerd te zijn om te beweren dat de aanwezigheid van een gewelddadig conflict in een regio de mate van ontwikkeling van dat land beïnvloedt. Maar het blijkt dus iets verder te gaan. Er kan gezegd worden dat de relatie tussen conflict en ontwikkeling beide kanten op gaat, wat dus de wisselwerking creëert. Er valt zeker wat voor te zeggen, een onderbouwing vinden voor de wisselwerking is niet moeilijk en vereist slechts logisch denkwerk en wordt hieronder gepresenteerd. Echter, mocht het in de praktijk inderdaad zo zijn dat conflict en ontwikkeling altijd met elkaar in verhouding staan, dan zouden we de twee concepten nooit meer los van elkaar mogen gebruiken. Immers, de een beïnvloed de ander. Zover zijn we gelukkig nog niet, de causaliteit moet nog proefondervindelijk vast worden gesteld. Daarnaast zijn er ook genoeg stemmen in de wetenschap die nogal kritisch zijn op de ‘nexus’. Waar die kritiek op gebaseerd is zal later worden toegelicht.
Conflict als brandhaard van ontwikkeling
De manier waarop conflictsituaties ontwikkelingspraktijken beïnvloeden zijn in overdaad aanwezig. Gewelddadig conflict leidt ten eerste vaak tot het vernietigen van infrastructurele knooppunten waardoor het land steeds meer opgedeeld wordt en de mobiliteit van de bevolking sterk afneemt, wat ze minder gelegenheid geeft om naar de plekken heen te gaan waar ze nodig zijn of verwacht worden. Daarnaast hebben wij geleerd dat geweld vaak leidt tot stromen vluchtelingen die zich het leven niet meer zeker zijn. Dit slaat flinke deuken in het gevoel voor identiteit en veiligheid, resulterend in een verminderd welzijn en hapert dus ontwikkelingsprocessen. Daarnaast heeft gewelddadig conflict, logischerwijs, een instabiele nationale en / of regionale machtssituatie tot gevolg. Dit maakt het voor buitenlandse investeerders, of ontwikkelingsorganisaties, minder aantrekkelijk om in dit land te investeren. Samenvattend kan er gezegd worden dat de implicaties hier zowel fysiek van aard zijn (ontnemen van huis en haard, voedselschaarste, gebrek aan investeringen) maar ook een cognitieve dimensie hebben (verlies identiteit, verhoogd gevoel van onveiligheid). Let wel, deze uiteenzetting is niet holistisch of alomvattend, er zijn ontelbaar implicaties waarin conflict een obstakel vormt voor ontwikkelingspraktijk.
Ontwikkeling biedt kansen voor conflict
Conflictsituaties blijken vrij veel implicaties te hebben voor ontwikkelingshulp en de bijbehorende mate van succes. Echter, ontwikkelingshulp, de bijbehorende praktijken en de ontwikkelingsfase van een land hebben ook wel degelijk gevolgen voor de aanwezigheid van en de intensiteit van conflictsituaties. Een van de redenen waarom dit zo is laat zichzelf zien wanneer naar het verleden gekeken wordt van de nu Westerse Wereld. Tijdens de gouden eeuwen waarin de Westerse Wereld onderling vurig concurreerde om machtsposities en een hogere rang op het internationale toneel eisten, waren de conflictsituaties in overvloed aanwezig. Een land dat zich ontwikkeld biedt nou eenmaal veel mogelijkheden waarin een conflict plotseling kan ontbranden, hoge mate van ontwikkeling in een land biedt vrij weinig stabiliteit. De Ontwikkelingsgraad beïnvloed dus stabiliteit wat op zijn beurt weer essentieel is bij het vermijden van conflict. Daarnaast is het zo dat een bestaand conflict wat al geruime tijd in een samenleving genesteld zit eerst zal moeten oplossen voordat ontwikkelingspraktijken ingezet kunnen worden. De negatieve implicaties behorend tot zo'n situatie zijn simpelweg te heftig om tegen in te gaan. Ontwikkelingspraktijken hebben pas kracht en kans op slagen zodra de samenleving conflictvrij is, anders is het falingspercentage bijna 100 %. Dus samenvattend, het toenemend aantal rijkdommen, kansen en verminderde stabiliteit behorend tot een ontwikkelend land resulteren in een verhoogde kans op geweld. Dit wordt bevestigd wanneer naar het verleden wordt gekeken. Een conflict-vrije regio, vrede op regionaal niveau, is een vereiste alvorens er gedacht kan worden aan ontwikkelingspraktijken. Het oplossen van geweld dient dus prioriteit te krijgen. Dit laatste feit is nog niet als zodanig doorgedrongen tot ontwikkelingsprogramma’s en discussies, waarschijnlijk omdat het nog niet hard bewezen is hoe precies de causaliteit tussen conflict en ontwikkeling in elkaar steekt.
Kritiek op de ‘nexus’
Zoals al eerder vermeld wordt de manier waarop de wisselwerking tussen conflict en ontwikkelingshulp omschreven wordt niet door iedereen gedeeld en zijn er stromingen binnen ontwikkelingsdiscussies die stellen dat de ‘nexus’ slechts een hypothetische situatie schetst. Wat hiermee bedoelt wordt is dat de zogenaamde causaliteit die er zou zijn tussen de twee processen niet academisch onderbouwd kan worden door middel van een onderzoek. De reden hiervoor ligt in het feit dat er onvoldoende data aanwezig is waarmee de directe causaliteit aangetoond kan worden. Als je bijvoorbeeld proefondervindelijk wilt vaststellen wat precies de negatieve gevolgen van een conflict zijn op de ontwikkeling van een land dan heb je een controle-land nodig. Je kan namelijk pas bewijzen wat de gevolgen zijn als je de situatie van een land waarin een conflict heeft huisgehouden vergelijkt met een precies hetzelfde land met identieke kenmerken waarin er geen sprake is geweest van een conflictsituatie. Je kan met vrij grote aannemelijkheid concluderen dat zo’n dergelijke situatie nooit zal voorkomen, waarmee de directe relatie tussen conflictsituaties en ontwikkelingspraktijken moeilijk echt bewezen kan worden. Hetzelfde geld als de relatie andersom getest wordt; de mate van ontwikkeling van een land kan op geen enkele manier als variabele vastgezet worden, vergelijken wordt dus onmogelijk. Naast dat er dus problemen zijn met data en de noodzaak tot het hebben van een controlegroep is er nog een ander punt van kritiek wat geuit wordt. De wisselwerking zoals die hier beschreven is ziet een conflictsituatie namelijk per definitie als een negatief verschijnsel. Echter, er zijn zat mogelijkheden te bedenken waarin conflict en bijbehorend geweld noodzakelijk was bij het ontwikkelen van een land. Denk bijvoorbeeld aan het omverwerpen van corrupte overheden. Alhoewel hier wel opgemerkt moet worden dat dit slechts uitzonderingen zijn en zeer zeker niet aanleiding moeten geven tot een rechtvaardiging van geweld.
Implicaties op de praktijk
Nu dat de precieze betekenis van de wisselwerking tussen conflict en ontwikkeling beschreven is kan de stap naar de praktijk gemaakt worden. Het is namelijk zo dat als de twee processen elkaar ook in werkelijkheid zodanig bepalen als dat de ‘nexus’ dat stelt dan zouden de twee processen weinig waard zijn als er afzonderlijk naar wordt gekeken. Dit zal dus ook consequenties hebben van hoe ontwikkelingshulp er in de toekomst uit gaat zien. Daarnaast worden de huidige manieren waarop conflictsituaties bestreden worden gecomplementeerd met kenmerken zoals we die kennen uit ontwikkelingsprogramma’s.
Het militariseren van ontwikkelingshulp
Mocht het bewezen worden geacht dat ontwikkelingshulp zinloos is als er geen vrede heerst in het ontwikkelingsland dan is het onvermijdelijk dat er in de toekomst gewapende groepen vanuit de hulpverlenende landen georganiseerd worden om met de ontwikkelingsorganisaties mee te gaan. Eigenlijk is het vrij logisch als beseft wordt dat ontwikkelingshulp vaak gegeven moet worden in gevaarlijke situaties, er gaan op dit moment al vaak genoeg militaire groepen mee met de hulpverleners. Wat verder belangrijk is om te melden hier is dat als het in de toekomst gebruikelijk wordt om militaire groeperingen deel uit te laten maken van ontwikkelingsplannen dat het voor de ontwikkelingslanden misschien een ethisch probleem zal vormen. Bedenk dat staten een monopolie op geweld hebben, ontwikkelingslanden kunnen misschien minder snel geneigd zijn om ontwikkelingshulp toe te laten omdat zij niet bereid zijn om deze milities toegang te verlenen tot hun grondgebied. Door dat te doen ontnemen zij zichzelf van het alleenrecht op geweld.
Ontwikkelingshulp als vorm van geopolitiek
De relatie kan ook andersom beschreven worden. Het combineren van gewapende groeperingen en ontwikkelingsprogramma’s maakt het mogelijk voor de hulpverlenende landen om hun ontwikkelingsplannen te laten leiden door geopolitieke redenen. Men kan bijvoorbeeld duidelijk maken dat zij hulp proberen aan te bieden, maar als tweede onbesproken reden het versturen van militaire groepen hebben. In andere woorden, als zoiets onschuldigs als ontwikkelingshulp gecombineerd wordt met procedures rondom conflict en geweld het zeer waarschijnlijk de neutraliteit van hulpverlenende instanties zal aantasten, en daarmee ook de effectiviteit.